Emoties bij peuters en kleuters
Peuters en kleuters gaan in deze fase voor het eerst de emoties herkennen. Het ene kind is hier op deze leeftijd al verder in dan de ander. Dat zorgt soms ook sneller voor onbegrip tussen kinderen en daarom werkt het meestal nog beter om in tweetallen te spelen dan met meerdere kinderen tegelijk.
Peuters moeten nog leren om emoties te herkennen, benoemen, accepteren en op een gezonde manier te uiten. Zelf ben jij als ouder hierin een groot voorbeeld voor je kind. Je kunt je kind helpen door prentenboeken te lezen over emoties, maar ook een rollenspel met bijvoorbeeld handpoppen laat je kind zien dat emoties bij het leven horen. Alle emoties horen erbij. Het is niet alleen ‘goed’ als je blij bent, maar boos, verdrietig en bang horen ook bij het leven. Over het algemeen is het prettig om met iemand om te gaan die controle heeft over zijn gevoelens, dus voor de sociale positie van jouw kind is het leren omgaan met emoties zeker van belang.
Samen spelen voor peuters
Peuters zijn in deze leeftijdsfase nog niet echt in staat om zich in te leven in anderen, ze gaan er vanuit dat de ander net zo denkt als zichzelf. Ze zitten nog midden in de egocentrische ‘ik’ fase. Wel krijgen kinderen vanaf deze leeftijd een voorkeur voor bepaalde kinderen, hoewel dit van dag tot dag kan wisselen. Op deze leeftijd spelen kinderen ook nog vaak ‘naast’ elkaar in plaats van ‘met’ elkaar. En is delen nog een lastige vaardigheid.
Leren om op je beurt te wachten
Al snel roepen we als ouders ‘samen spelen samen delen’ als er ruzie ontstaat om dezelfde auto. Maar eigenlijk is dit best een lastige zin, je peuter weet nog niet eens wat het woord ‘delen’ inhoudelijk betekent. Help je kind door de situatie uit te leggen en te omschrijven wat je ziet gebeuren. ‘Ik zie dat jullie allebei met de auto willen spelen, eerst mag … en daarna mag … met de auto spelen. Dan spelen jullie om de beurt’. Vervolgens kun je je kind ook leren dit zelf te zeggen tegen de ander. ‘Eerst mag ik, en daarna mag jij’. Ook dit kun je oefenen met bijvoorbeeld handpoppen of knuffels die iets af willen pakken. Maar ook door thuis samen met je kind oefenen met samenwerken door hem niet altijd te laten winnen of zelf het grootste koekje te pakken.
Voorbeeldgedrag: speel tussenpersoon
Vindt jouw kind het spannend om op anderen af te stappen, soms wil het helpen om eerst als ouder het contact te leggen. Jouw voorbeeldgedrag leert je kind hoe je en praatje maakt met een ander en laat zien dat het ‘veilig’ is. Kinderen moeten nog leren hoe ze dit doen en hebben jou als volwassenen soms echt nog even nodig in het spel. Door mee te spelen ben je even de tussenpersoon die de kinderen leert hoe hier mee om te gaan. Dwing je kind niet, sommige kinderen hebben hier wat meer tijd voor nodig.
Slaan en anderen pijn doen
Peuters zijn vaak verbaal nog niet sterk genoeg om hun gevoelens en emoties te uiten. Maar als de frustratie hoog is dan moet het er toch uit, en dan gebeurt het vaak middels slaan, schoppen of bijten. Als je het niet kun vertellen, dan vertel je het met je lijf. Dit zie je vooral bij kinderen die verbaal nog niet zo sterk zijn. Benoem ook hier wat je ziet ‘Je bent echt boos hè, mama ziet het‘. Laat hardop horen hoe je de situatie oplost en geef voorbeeldzinnen. ‘Je auto werd afgepakt en dat is niet leuk’.
Gebruik voorbeeldtaal: Pakt iemand iets af? Zeg ‘Ik vind dit vervelend, wil je er mee stoppen?’. Veel methodes voor sociaal emotionele ontwikkeling zoals de Kanjertraining werken met het uitspelen van situaties om sociale vaardigheden aan te leren.
Erbij horen
Al sinds de oertijd zijn wij als mensen genoodzaakt om bij een groep te horen om te overleven. Dit instinct hebben we nog steeds waardoor je er graag bij wilt horen. De grootse angst voor veel ouders is dan ook dat hun kind gepest wordt en je hoopt dan ook dat je kind ‘erbij’ hoort. Schrik niet meteen als je kind zegt dat hij niet mee mag spelen. En het begrip pesten is voor peuters ook nog niet helder. Je kind weet al wel goed op deze leeftijd wie hij/zij leuk vindt en wie niet.
Niet iedereen hoeft je aardig te vinden
Niet iedereen is je type en dat hoort ook zo. Zelf vind je ook niet iedereen aardig toch? Komt je kind met negatieve verhalen over een ander kindje thuis; praat dit dan niet goed (‘maar … is ook lief hoor’). Erken het gevoel van je kind en luister zonder oordeel. ‘wat vervelend dat … jou sloeg, misschien moet … nog leren om samen te spelen en gaat het de volgende keer beter).
Komt je kindje verdrietig thuis dat iemand niet met hem wilde spelen? Maak je niet meteen zorgen dat je kind er niet bij hoort. Geef hem/haar het vertrouwen dat hij op een ander moment wel met iemand kan spelen. De manier van kijken naar anderen (vanuit wantrouwen of vertrouwen), maakt een verschil in wijze waarin kinderen sociale conflicten veroorzaken en denken op te lossen (Kanjertraining, 2022).
‘Kinderen die moeite hebben met sociale interacties, lopen een hoger risico om afgewezen te worden door leeftijdsgenoten’ (Vliek, 2015)
Mijn kind is verlegen
Is je kind nog wat terughoudend in het contact met anderen? Forceer dit niet, maar laat zelf voorbeeldgedrag zien en dat het niet eng is om tegen iemand vreemds iets te zeggen. Misschien herken je ook wel een beetje van het gedrag in jezelf?
Als je kinderen de tijd geeft, komt het vaak vanzelf.
Leg geen extra nadruk op verlegen zijn. Als je juist hardop benoemd waar je kind bij is dat hij/zij ‘verlegen’ is praat je het gedrag als het ware aan. Als jij vertrouwen uitspreekt dat je kind de tijd mag nemen om te ‘ontdooien’ dan komt het vanzelf. In de klas zie ik vaak kinderen die eerst wat timide zijn, maar zodra ze zich veilig en vertrouwd voelen groeien ze hier in. Spelenderwijs kun je wel oefenen met zelfvertrouwen:
- Oefen met stevig staan, dit laat je kind zich zelfverzekerd voelen. Twee voeten op de grond, recht staan en zorgen dat je niet zomaar omvalt. Laat je kind inbeelden dat hij een stevige boom is met wortels in de grond. Door te oefenen met ‘zachte’ duwtjes te geven zonder dat je kind omvalt, leer je je kind om een zelfverzekerde houding aan te nemen.
- Bereid je kind voor op nieuwe situaties, hierdoor weet je kind wat hij/zij kan verwachten en dat geeft vaak meer zelfvertrouwen.
- Geef je kind vertrouwen door hem dingen zelf te laten doen. We zijn geneigd om na de babyfase soms nog te veel voor je kind te doen.
Mijn kind is dominant
Je kind komt misschien heel assertief en dominant over, maar ook hier schuilt vaak onzekerheid achter. Het is een manier van je kind om controle te houden over de situatie. Soms weten kinderen niet goed hoe ze het contact met anderen moeten maken en kiezen (onbewust) daarom voor een assertieve houding. Net als bij verlegen kinderen heeft je kind voorbeeldgedrag nodig en moet hij/zij net als iedere peuter oefenen in sociale vaardigheden.
- Oefen met samenwerken, bedenk samen ideeën die je kunt spelen en kies om de beurt een activiteit die je kunt doen. De ene keer kiest je kind, de andere keer kies jij.
- Besef je dat deze bazige kant ook een positieve eigenschap is, je kind beschikt over leiderschapskwaliteiten. Alleen moet je kind nog leren om deze op de goede manier in te zetten. Situaties uitbeelden of naspelen met handpoppen of knuffels kan ook hierbij inzicht geven in gedrag.
- Soms zijn temperamentvolle kinderen gevoeliger voor prikkels dan andere kinderen.
- Je kind wil gehoord worden, leef je in. Vaak hebben temperamentvolle kinderen juist moeite met grenzen en autoriteit, zoek daarom samen naar oplossingen en geef je kind verantwoordelijkheid.
Emoties leren
Of je peuter nu de dominante of de teruggetrokken kant laat zien van onzekerheid, alle kinderen kijken naar jouw voorbeeldgedrag als ouder. Het maken van echte vriendschappen zal pas in de basisschool leeftijd zich verder ontwikkelen. Focus je in deze fase op het aanleren, het begrijpen en uiten van de verschillende emoties. Er zijn ook veel prentenboeken die de verschillende emoties uitleggen. Zo krijgt jouw peuter een sterke basis om straks op een fijne manier vriendschappen aan te gaan.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider in het basisonderwijs. Na het afronden van de PABO heeft ze zich gespecialiseerd in gedrag met de Master SEN- gedragsspecialist. Daarnaast is ze mama van Fayenn (bijna 4) en Mace (9 maanden).
Stichting Kanjertraining, 2022, https://kanjertraining.nl/kenniscentrum/uitgangspunten/
Vliek, L, Promotieonderzoek: Effects of Kanjertraining (Topper Training) on Emotional Problems, Behavioural Problems and Classroom Climate. (2015). In: https://kanjertraining.nl/wp-content/uploads/2015/08/effects_of_eanjertraining_dissertation-1.pdf.
Waar let je op bij het kiezen van een basisschool?
Misschien kijk ik met mijn onderwijsachtergrond extra kritisch naar basisscholen? Of is het gewoon mijn moederhart die een goede keuze wil maken voor de komende 8 jaar. Ik heb me er uitgebreid in verdiept. Allereerst heb ik diverse schoolgidsen gedownload van de website, door deze te lezen krijg je een beter beeld van de visie en missie van de scholen in de omgeving. Bij het lezen lette ik op:
- Wat is de visie en missie van de school en hoe wordt het onderwijs vorm gegeven. Is er sprake van een jaarstofklassensysteem (groep 1 t/m 8) of heeft de school een ander onderwijsconcept (Jenaplan, Montessori, Nuts etc.)?
- Wat is de identiteit van de school? Is de school bijvoorbeeld Christelijk; hoe komt dit in de dagelijkse praktijk tot uiting?
- Welke lesmethodes worden er gebruikt? Zijn de lesmethodes verouderd of vrij recent?
- Wat biedt de school voor kinderen die meer uitdaging nodig hebben of voor kinderen die juist meer hulp nodig hebben?
- Wat zijn de ambities in het schoolplan, welke ontwikkelingen en vernieuwingen wil de school de komende jaren doorvoeren?
- Welke lesmethode/aanpak is er op sociaal emotioneel gebied?
- De lestijden (continurooster of andere tijden) en de reisafstand tussen school en thuis.
Sommige scholen hebben een open dag, maar je kunt meestal ook op kennismakingsgesprek komen bij de directeur. In een persoonlijk gesprek krijg je een rondleiding en is er meer ruimte om vragen te stellen. Neem ook als je kind nog jong is, hem/haar gewoon mee. Zo krijgen jullie als ouders en je kind zelf een indruk hoe de school in de dagelijkse praktijk werkt. Ik lette op de sfeer en de rust in de school, wat hangt er aan de muur (dit geeft vaak een beeld van de lesstof waaraan gewerkt wordt) en vertelt de directeur enthousiast over de school? Meestal krijg je ook een kijkje in de kleuterklas. Maar focus ook op de hogere groepen, want hier krijgt je kind natuurlijk net zo goed mee te maken.
Een ‘goede’ school?
Via de website Scholen op de kaart kun je scholen bekijken die in de buurt zitten en onderling vergelijken. Let op; de gegevens worden lang niet door alle scholen ieder jaar bijgewerkt, dus check ook altijd de website van de school zelf om bijvoorbeeld de actuele schoolgids te zien.
Ook kun je de resultaten van de doorstroomtoets van de school bekijken, echter cijfers zeggen niet alles. Een lage score wil niet meteen zeggen dat de school ‘slecht’ is. Het kan zo zijn dat er dat jaar veel kinderen zaten die een leerprobleem hadden of bijvoorbeeld kinderen die nog niet zo lang in Nederland woonden. De school kan er voor kiezen om die scores mee te laten tellen waardoor de eindscore lager is. Op de website van de onderwijsinspectie kun je ook de rapporten van de onderwijsinspectie zien. Heeft een school een lage score, dan zou je bij het gesprek kunnen vragen wat ze in hun jaarplan hebben staan om dit te verbeteren.
Resultaten en eindopbrengsten
De meeste scholen noteren in hun schoolgids naar welk niveau vervolgonderwijs op de middelbare school de leerlingen in de afgelopen jaren uitgestroomd zijn. Persoonlijk vind ik dit erg afhankelijk van de populatie kinderen in groep 8, uiteindelijk gaat het erom dat jouw kind doorstroomt naar een middelbare school die bij hem of haar past.
Waar let je op bij een rondleiding?
Met mijn onderwijsachtergrond lette ik op veel details; wat hangt er aan de muur, hoe is de klas ingedeeld, wat is de sfeer in de groepen, is er rust in de school… Maar uiteindelijk is het allerbelangrijkste het ‘gevoel’ wat je als ouder bij de school hebt. Iedere school heeft voor- en nadelen en er zullen altijd dingen zijn waar je als ouder wellicht zelf anders over denkt in je opvoeding. Bij het loslaten hoort ook ‘twijfelen’ of je wel de beste keuze maakt voor je kind. Uiteindelijk blijft je eigen gevoel doorslaggevend bij je keuze. Bedenk ook dat de keuze die je maakt bij je kind past, maar ook bij eventuele broertjes en zusjes in de toekomst moet passen.
Welke vragen kun je stellen?
- Wat doet de school voor kinderen die moeilijker mee kunnen komen? Of voor kinderen die voor lopen in hun ontwikkeling?
- Hoe groot zijn de klassen en zijn er combinatieklassen?
- Hoe wordt je als ouder op de hoogte gehouden van de ontwikkeling van je kind?
- Hoe wordt de leerling tevredenheid en sociaal emotionele ontwikkeling van kinderen gevolgd?
- Wat doet de school tegen pesten of is er een preventief (les)programma?
- Heeft de school een lagere doorstroomtoetsscore of is de school onder toezicht van de onderwijsinspectie? Vraag dan of er een reden voor is en wat de school er aan doet.
- Is er een vast team aan leerkrachten of veel verloop? En wat doet de school voor groei en ontwikkeling van de leerkrachten?
- Welke schoolontwikkelingen en vernieuwingen staan er in het schoolplan voor de komende jaren? (Want hier krijgt jouw kind juist mee te maken!)
- Wat voor ondersteunend personeel is er (onderwijsassistenten, leerkrachtondersteuners, stagiaires)? En is er bijvoorbeeld ook logopedie of fysiotherapie in het gebouw?
- Wat doet de school aan zelfstandigheidsbevordering, wordt er bijv. gewerkt met weektaken of eigen inbreng van de leerlingen?
- Hoe zet de school ICT middelen in?
Wat kun je verwachten als je kind naar school gaat?
Ieder kind is anders en zal ook anders met deze overgang omgaan. Voor veel kinderen is de eerste schooldag of wen-dag een intensieve dag. Plan daarna niet al te veel activiteiten, maar geef je kind de rust om alles te verwerken. Even een buiten wandelen maakt het ‘koppie’ van je kind weer leeg na alle nieuwe indrukken. Sommige kinderen reageren juist overdreven druk of boos (overprikkeld) en willen soms niet eens praten over wat ze hebben gedaan. Door lopend of met de fiets naar school te gaan zorg je ervoor dat je kind even kan ontladen na een schooldag.
En dan is daar die eerste schooldag!
De weken voor de eerste schooldag hebben we thuis een aftelkalender gemaakt… Mijn dochter werd blij van ieder kruisje dat dichterbij de grote dag kwam en ik merkte dat ik de tijd véél te snel vond gaan. Ik geniet nog extra van de ochtenden waarbij we niet op de klok hoeven te kijken.
De avond voor de grote dag loop ik nog even haar slaapkamer in. De tas is gepakt, haar lievelingsjurkje ligt klaar… een brok in mijn keel, wat is ze ineens groot! Ik moet haar loslaten en ga haar aanwezigheid thuis ook echt missen. Als juf heb ik zo vaak ouders met hun kind verwelkomt in mijn kleuterklas en dacht ik dat de eerste schooldag ‘leuk’ was. Maar als mama vind ik het stiekem helemaal niet zo leuk. Ik weet als juf dat mijn dochter zoveel nieuwe dingen gaat leren en ontwikkelen en dat het goed voor haar is, maar mijn moederhart moet nu toch dat kleine meisje loslaten en ik merk dat me dat onverwacht best emotioneel maakt.
De volgende ochtend maken we samen fruit en broodjes klaar en mag ze naar school. Ik breng haar weg en mag mee de klas in. Meteen komt er een meisje een praatje met haar maken en mijn dochter lijkt op haar gemak. We hebben de afgelopen tijd een aantal boekjes gelezen over naar school gaan, zodat ze weet wat ze kan verwachten. Met een gerust hart laat ik haar achter. En geloof me.. nadat die eerste dag achter de rug is, is het loslaten de tweede dag minder emotioneel 😉
Hoe was het op school?
Eigenlijk is dit best een lastige open vraag, zeker voor jonge kinderen. Help je kind door te vragen naar specifieke details. Wat was er vandaag heel leuk? En wat vond je niet zo leuk? (want ook dat hoort er bij) Wat vond je heel grappig of heel spannend? Naast wie zat je? Welk speelgoed was leuk om mee te spelen? Een leuk boek om de dag met vernieuwende vragen na te praten is ‘Slaapklets voor kleuters‘. Door middel van smileys kunnen kinderen terugkijken op de dag.
Wat moet je kind kunnen voordat hij/zij naar school gaat?
Je kind gaat naar school om nieuwe vaardigheden te leren, er is dus geen checklist waar jouw kind aan ‘moet’ voldoen. Wel dient je kind zindelijk te zijn en zelfstandig naar het toilet te kunnen. Andere handige dingen om te oefenen zijn:
- Zelf de jas aan doen (en de rits dicht maken).
- Zelf schoenen aan en uit doen, de tas op de rug kunnen doen.
- Leren om zelf kleding aan/uit te doen voor de gymles (de juf helpt uiteraard wanneer dit nodig is).
- Meehelpen met het maken van het fruit/brood voor de volgende schooldag. En uitleggen hoe de drinkbeker open/dicht moet. Vooral het dicht maken om lekkende bekers na een schooldag te voorkomen 😉
En dan op naar de ‘grote school‘.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider in het basisonderwijs. Na het afronden van de PABO heeft ze zich gespecialiseerd in gedrag en de Master SEN- gedragsspecialist afgerond. Daarnaast is ze mama van Fayenn (bijna 4) en Mace (9 maanden).
Leren vanuit interesse
Letters krijgen kinderen in de kleuterklas vanzelf aangeboden op school. Het is dus helemaal niet noodzakelijk om dit al te leren voordat je kind naar school gaat. Maar wat als jouw kind al wel op 2,5-3 jarige leeftijd zelf bezig wil zijn met letters en hier uit zichzelf interesse in heeft? Dan zou je spelenderwijs letters op de volgende manieren aan bod kunnen laten komen.
Begin vanuit de belevingswereld van je kind
Je zou denken dat op school eerst de A wordt geleerd en daarna de B, maar integendeel. Kinderen leren het beste vanuit hun eigen beleveringswereld. Dus de eerste letter van je eigen naam herkennen. De m (spreek uit: mm) van mama en de p (spreek uit: puh) van papa. Ga daarna over op letters die passen bij de dingen die je kind leuk vindt. Dus de k van K3 komt dus wellicht véél eerder aan bod dan de a. En ook die grote gele m van McDonald’s herkennen ze vaak al snel 😉
Letters fonetisch uitspreken
Op school leert je kind eerst alle kleine letters. Hoofdletters komen pas eind groep 3 en groep 4 aan bod. Bij het leren lezen is het van belang dat kinderen de letters ‘fonetisch’ leren (dus hoe de klank uitgesproken wordt.) Je zegt dus niet de ’em’ (M) maar mmmm (m). Dit is voor de fase van het plakken van letters (klanken) tot woorden van belang:
‘mmmm u sssss’ wordt het woordje: mus
‘EMM UUU ES’ wordt: emues (en daar kan je kind dus niks van maken)
Door klanken aan elkaar te plakken leert je kind lezen.
Letters herkennen, ervaren en voelen
Omdat we zelf letters schrijven zijn we geneigd om meteen te focussen op het schrijven van de letters. Maar richt je eerst op het herkennen van de letterbeelden. Dit kun je o.a. doen door:
- Letters stempelen (stempel voor en laat je kind nastempelen, haal eerst alleen de benodigde letters eruit)
- Letter magneetjes, foam letters of letter kralen (haal eerst enkele woordjes eruit om te maken zoals ‘mama’)
- Letters lopen (patroon op de vloer)
- Letter puzzels
- Letters tekenen in scheerschuim (lekker voelen en ervaren hoe je letters maakt)
- Letters van klei te maken (bijv. de letters van de eigen naam)
Letters schrijven
Zelf ben ik wat terughoudend in het oefenen van het schrijven van letters. Toch zie ik dat mijn dochter wel graag op papier letters maakt, logisch want dit voorbeeld ziet ze ook dagelijks bij ons. Jonge kinderen ‘tekenen’ te letters nog vaak na. Een gevaar hierbij is dat ze een verkeerd schrijfpatroon aanleren wat daarna lastiger af te leren is. Wil je kind graag schrijven, overweeg dan oefenkaarten die meteen het juiste patroon aanleren. Gebruik als schrijfmateriaal eerst een potlood, dit geeft meer weerstand op het papier. Sommige methodemakers uit het onderwijs hebben spelletjes en schrijfkaarten voor thuis uitgegeven om dit te oefenen. Zoals de letterkaarten van Zwijsen van de veelgebruikte groep 3 methode ‘Veilig leren lezen’.
Voorlezen met aandacht voor letters
Tijdens het voorlezen kun je ook aandacht aan letters besteden. Zoek samen naar de eerste letter van de naam van je kind, of de m van mama in de tekst. Laat ook door middel van voorbeeldgedrag zien dat je leest door bijvoorbeeld met je vinger mee te wijzen bij de tekst. Soms kun je een eenvoudig woordje al in stukjes hakken en de letters per klank voorlezen, waarna je het vervolgens samenplakt tot een woord.
Functioneel lezen en schrijven
Bij het schrijfproces leren kinderen op school ook de functie van het lezen en schrijven. Als je je naam op een tekening zet, weet een ander dat jij het gemaakt hebt of als je een boodschappenlijstje maakt kun je later lezen wat je moest meenemen bij de winkel. Door juist de functionele briefjes te maken focus je op waarvoor schrijven handig is. De eerste fase hierin is vaak nog de ‘krabbelfase’ waarin je kind middels een krabbel uitbeeldt dat hij een tekst heeft geschreven. Speel hierbij mee dat dit een functioneel briefje is en doe net alsof je het kunt lezen.
Nadelen van vroegtijdig leren lezen
Het klinkt heel leuk dat je kind al jong kan lezen, er zijn echter ook nadelen aan verbonden. Soms kunnen kinderen al wel letters lezen, maar begrijpen ze de inhoud nog niet. Het is ook niet zo dat je kind er slimmer van wordt want IQ is niet te trainen. Daarnaast bestaat de kans dat als je kind al kan lezen voor hij naar school gaat, hij zich gaat vervelen en motivatie verliest wat leidt tot slechtere resultaten. En wellicht sla je ongemerkt een aantal andere dingen die je kind op deze leeftijd dient te ontwikkelen wel over.
Grove motoriek bij peuters
Schrijven richt zich echt op de fijne motoriek. Toch zijn er ook veel grove motorische vaardigheden die peuters moeten ontwikkelen. Fietsen, een bal vangen, jezelf aankleden,
Mijn dochter had veel interesse in letters, maar fietsen zonder zijwieltjes was nog best een dingetje. En dat is iets wat ze niet op school leren, dus wij spelen soms met letters, maar gaan ook daarna lekker even naar buiten om te oefenen met fietsen of met het zelf dichtmaken van de rits van haar jas. Want ook die motorische vaardigheden zijn belangrijk om te leren voordat ze naar de grote school gaan.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider in het basisonderwijs. Na het afronden van de PABO heeft ze zich gespecialiseerd in gedrag middels de Master SEN- Special Educational Needs/gedragsspecialist. Daarnaast is ze mama van Fayenn (bijna 4) en Mace (9 maanden).
3 jaar, peuterpuberteit 2.0!
Waar iedereen me waarschuwde voor de fase ‘ik ben twee en ik zeg nee’ vond ik dit vorig jaar toen mijn dochter twee was nog wel meevallen. Daar kwam ik dit jaar keihard op terug. Tussen de 3 en de 4 jaar ontwikkelt de taalontwikkeling zich in een rap tempo. Je kind kan steeds beter communiceren en heeft dus ook nóg meer zijn eigen mening. Ondanks dat je kind de emoties zoals bang, boos, blij en verdrietig inmiddels kent, heeft hij nog een heleboel te leren op dit gebied. Leren omgaan met boosheid, verdriet en teleurstellingen en dit uiten op een gezonde manier is een grote stap in de sociaal emotionele ontwikkeling.
Keuzes geven
Driftbuien omdat je peuter het ergens niet mee eens is komen dan ook vaak voor. Soms helpt het om een ‘meltdown’ te voorkomen om je kind een keuze te geven. ‘Wil je de rode trui aan of de gele?’ Je kind heeft dan het gevoel dat hij iets zelf mag bepalen, maar je bakent de keuze af.
Treuzelen, niet luisteren of iets niet willen doen; het hoort er allemaal bij. ‘Wil je het zelf doen? Of zal ik je helpen?’ Zorgde er bij ons thuis voor dat onze eigengereide peuter die graag de dingen zelf deed, dan ineens wel tot actie overging. En bij het naar bed gaan: ‘Loop je als een grote olifant naar boven of met kleine muizenstapjes?’
Soms kan de manier aanspreken je kind én jou op een positieve manier door deze fase heen loodsen. Maar heel eerlijk; nét als je denkt de ‘gouden aanpak’ gevonden te hebben, sta je weer voor een nieuw dilemma 😉
De emotionele ontwikkeling van peuters
Jij als ouder bent hét grote voorbeeld hoe je omgaat met emoties. Peuters hebben nog veel moeite met het uiten van emoties en soms lopen deze hoog op. Woedeaanvallen en huilbuien komen dan ook vaak voor. Niet omdat je kindje dwars wil zijn, maar gewoon omdat hij (nog) niet weet hoe hier mee om te gaan of ook nog niet taalvaardig genoeg is en de dingen fysiek uit. Door prentenboeken te lezen over emoties leert je kind hoe je met boosheid of verdriet kunt omgaan. Ook kan het helpen door het gedrag te benoemen. ‘Ik zie dat je heel boos bent’, ‘Het is ook niet leuk dat de toren omgevallen is’. En manieren te leren hoe je boosheid kunt uiten. Bijvoorbeeld hard stampen, krassen met een potlood of slaan op een kussen.
Frustratie
Een emotie zoals boosheid mag er zijn, maar je kind moet leren hoe hij dit op een gezonde manier kan uiten. Je kind zet woedeaanvallen niet bewust in om jou dwars te zitten, maar vaak komen ze voort uit pure frustratie. Meestal zijn de emoties je kind even teveel geworden. Angst, zich afgewezen voelen, een plotselinge verandering van de routine zijn de bekende ‘triggers’. Hoewel je peuter inmiddels veel meer kan begrijpen, kan hij nog niet alles overzien.
Samen spelen naast elkaar
Het spel van peuters is nog vooral ‘naast’ elkaar en nog niet ‘met’ elkaar. Samen spelen, samen delen is nog erg lastig. Peuters hebben weliswaar al wel een ‘ik-besef’, maar zitten nog midden in de egocentrische fase, waarin jezelf inleven in een ander eigenlijk nog niet ontwikkeld is. Gemiddeld genomen komt het echte samen spelen pas in de basisschool leeftijd, al zag ik in de kleuterklas ook nog genoeg kinderen ‘naast’ elkaar spelen. Ieder kind ontwikkelt tenslotte op zijn eigen tempo. In mijn blog over vriendschappen bij peuters lees je meer over vriendschap.
De cognitieve ontwikkeling van je peuter
Je peuter kan in deze leeftijdsfase steeds langer zelfstandig spelen, maar samen met jou spelen blijft ook favoriet. Je kind leert snel door voordoen-samendoen-nadoen. Jij geeft het voorbeeld, daarna doen jullie het samen en vervolgens probeert je kind het zelf. In deze leeftijdsfase krijgt je kind meer interesse in gerichte activiteiten: puzzelen, vormpjes kleien, kleuren, iets bouwen wat ook daadwerkelijk iets voorstelt of uitbeeldt. Ook kun je nu voor het eerst spelletjes met spelregels spelen zoals Memory of Domino. Er zijn ook leuke spellen gericht op samenwerken en samen winnen speciaal voor 2-3 jarige van het merk Haba.
Taalgebruik
Soms zijn we geneigd om in kindertaal te praten met verkleinwoordjes. ‘Pak je jasje maar’. Nu je kind groter wordt is het belangrijk om niet meer in deze babytaal te praten, maar benoem de dingen zoals ze echt heten, ook al is het een moeilijk woord. In deze leeftijdsfase wordt je kind zelf ook creatiever met taal maar gebruikt dan soms ook de verkeerde vervoegingen (bijv. ‘loopte’ i.p.v. liep). In plaats van corrigeren kun je het taalgebruik ook verbreden in je antwoord: ‘de auto is papot‘ >>> Is de auto kapot? Dit is op een positieve manier leerzaam voor je kind. De volgende veranderingen kun je in de taalontwikkeling merken:
- Het verschil tussen ik/hij/zij/wij wordt duidelijker
- Vervoegingen van werkwoorden (maar verkeerde vervoegingen horen erbij)
- Praten over verschillende tijdsaanduidingen (gisteren, volgende week…)
- Ontdekken van rijm en nieuwe woorden (en ook zelf woorden verzinnen die soms heel grappig zijn zoals stoksnoepje > lolly, ruitenveger > ruitenwisser)
- Steeds meer besef van schriftelijke taal (net alsof voorlezen, en sommige peuters hebben al interesse in letters)
Stimuleren van zelfstandigheid
Vanaf 3 jaar en zeker richting de start van de basisschool is het goed om de zelfstandigheid te bevorderen. Het is niet alleen handig dat je kind meer zelf kan, het geeft ook een gevoel van eigenwaarde (autonomie). Laat je kind bijvoorbeeld zelf zijn tas dragen, oefen het zelf afvegen op de toilet, de jas aandoen, aan- en uitkleden enzovoorts. Straks op de basisschool moet hij dit namelijk ook kunnen. Ook kun je je kind al kleine taakjes geven zoals het meehelpen met afruimen of de tafel dekken.
De motorische ontwikkeling van je peuter
Op motorisch gebied ontwikkelen peuters zich snel, maar ook ieder in een eigen tempo op deze leeftijd. Voor de grove motoriek is het belangrijk dat je kindje ook meer kracht gaat opbouwen. Een loopfiets stimuleert je kind om evenwicht te leren houden in de romp, waarna je kind vervolgens ook makkelijker zonder zijwieltjes leert fietsen. Ook de fijne motoriek ontwikkelt zich in een snel tempo. Je kind kan steeds beter met kleine materialen omgaan zoals kraaltjes. Ook het kleuren gaat steeds gerichter want je kind gaat nu dingen tekenen die daadwerkelijk iets voorstellen (een poppetje of een zonnetje). Leer meteen de juiste pengreep aan (afleren is later lastiger). Motorische activiteiten in deze leeftijdsfase zijn:
- Drinken inschenken
- Knippen (begin eerst met rechte stroken knippen)
- Kralen tellen, sorteren (op kleur/grootte) en rijgen
- Fietsen (zonder zijwieltjes)
- Gooien met een bal
- Op één been springen
- Een potlood vasthouden met de juiste pengreep
TIP: driehoekige kleurpotloden zijn beter vast te houden dan ronde. En begin eerst met potloden, dit is stroever op het papier dan stiften en kan de ‘druk’ beter verdelen.
En voor je het weet is je kindje bijna 4 en wordt het tijd voor de basisschool. Alle clichés dat het ‘zo hard gaat’ kloppen. Zeker bij de overgang naar de basisschool vond ik die nieuwe fase als ouder toch ook een beetje emotioneel, maar anderzijds is het ook zo mooi om je kind zo te zien ‘groeien’ in zijn ontwikkeling. Die driftbuien zijn soms pittig… maar ook dat is een fase.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider in het basisonderwijs. Na het afronden van de PABO heeft ze zich gespecialiseerd in gedrag middels de Master SEN- Special Educational Needs/gedragsspecialist. Daarnaast is ze mama van Fayenn (bijna 4) en Mace (9 maanden).
Leg de lat niet te hoog
Je wilt je kind zo goed mogelijk helpen, je ziet allemaal mooie foto’s voorbij komen op social media van hardwerkende kids met dagritmes en schema’s… en toch lukt het bij jou niet zoals je gewild had. Wees gerust, iedereen is zoekende! Zelfs de juffen onder ons vinden het niet gemakkelijk om thuis onderwijs te geven. Niet alleen jij, maar ook je kind moet wennen aan deze geheel nieuwe situatie. En dat gaat ook wel eens samen met de nodige irritatie of een ruzie.
Natuurlijk wil je dat je kind iedere dag het schoolwerk goed maakt, maar vergeet niet dat ook in de klas, het wel eens een dag even niet zo lekker gaat. Dat ook jouw kind wel eens een opdracht niet begrepen heeft en het schrift inlevert. Dus al zit er thuis nu een mindere dag tussen: don’t worry… morgen weer een nieuwe dag! Veel lesstof wordt bovendien meerdere keren herhaald aangeboden.
Hoe leer je kinderen iets?
‘Ik hoor en ik vergeet. Ik zie en ik onthoud. Ik doe en ik begrijp.’ (Confucius)
Alleen iets lezen of een filmpje kijken laat kinderen nieuwe lesstof nog niet helemaal eigen maken, maar door het vervolgens zelf te ervaren, te verwerken in een opdracht of door te ‘doen’ wel. Probeer bij een rekenles juist de dagelijkse situaties erbij pakken. Dus pannenkoeken bakken bij breuken en de schutting opmeten als je het metrieke stelsel behandeld. Dat maakt het voor kinderen echt concreet én leuk. Op school is daar niet altijd de mogelijkheid, de materialen en de tijd voor, maar thuis wél. Lukt vandaag die les uit het boek niet, ga dan samen praktisch aan het werk. Er zijn zoveel leerzame praktische onderwerpen uit het dagelijks leven die je thuis spelenderwijs kunt doen en leren.
Voorbereiding van de les
Als juf heb ik lesdagen die fantastisch lopen en lesdagen waarop ik blij ben dat toevallig niet de onderwijsinspectie achter in de klas zit. Eén van de eerste dingen die je leert op de PABO is een lesvoorbereiding maken. Aan de hand van verschillende stappen bereid je de lessen voor:
- Welke les gaan we doen?
- Wat moeten de kinderen leren? Dus wat is het belangrijkste doel van de les?
- Wat zijn de bijzaken die ik korter dien te behandelen?
- Welke extra materialen/filmpjes kan ik gebruiken om de les beter uit te leggen?
- Welke ‘energizer’ of spelletje we doen we die dag?
Ter plekke ineens iets bedenken is lastiger, dan wanneer je hier vooraf over nagedacht hebt. Als ik een les goed heb voorbereid, loopt de dag dan ook veel soepeler. Dat geldt ook voor thuis. Bekijk vooraf wat voor soort les het is en wat er geleerd moet worden. Bedenk ook alvast een leuke activiteit voor tussendoor en een spelletje voor in het pauze moment.
Tip: Check mijn blog over energizers met 10 leuke beweegactiviteiten voor thuis.
Zelfstandigheid: het stoplicht
Op school wordt veel aandacht besteed aan de zelfstandigheid van kinderen. Veel leerkrachten werken met een stoplicht in de klas. Hierdoor is het voor alle kinderen duidelijk wanneer de leerkracht helpt en wanneer er zelfstandig gewerkt moet worden.
Groen: je mag vragen stellen aan de juf.
Oranje: je mag (fluisterend) overleggen met een klasgenootje.
Rood: zelfstandig werken, je mag geen vragen stellen (stilte).
Zo’n stoplicht kun je heel eenvoudig thuis maken van gekleurd papier, of laat je kind er zelf één knutselen door bijvoorbeeld 3 WC-rolletjes in de kleuren te verven.
Bij het maken van schoolwerk begin je eerst met een korte uitleg van de opdracht, vraag of je kind weet wat hij/zij moet doen en vervolgens laat je je kind zelfstandig de opdracht maken. Spreek ook af wat je kind moet doen als hij/zij klaar is met de opdracht. En zorg dat dit klaar ligt. Hierdoor creëer je momenten waarop je kind zelfstandig aan de slag kan met het schoolwerk. Spreek ook af wat je kind moet doen als hij een opdracht niet begrijpt (bijvoorbeeld even overslaan en vragen stellen wanneer het stoplicht op groen staat).
Tip: Maak de tijd van zelfstandig werken met het stoplicht op rood zichtbaar met bijvoorbeeld een eierwekker, zandloper of een online timetimer.
Structuur: de dagplanning
De thuiswerkschema’s en dagplanningen vliegen je momenteel om de oren, maar waarom? Kinderen hebben veel baat bij een vast ritme en structuur. Zeker nu het ritme helemaal anders is dan normaal! Door dit visueel te maken en een dagplanning zichtbaar op te hangen, is het duidelijk voor je kind wanneer er aan school gewerkt wordt, wanneer er pauze is en wanneer er gespeeld mag worden. In bijna iedere klas (ja, zelfs in groep 8) hangt dan ook een dagritme met dagritmekaartjes.
Je kunt op veel onderwijswebsites gratis dagritmekaartjes printen, maar je kunt ze natuurlijk ook heel eenvoudig zelf maken met bijvoorbeeld Post-its waar je de activiteiten van de dag op schrijft. Extra handig is om je kind bij iedere activiteit een tekeningetje te laten maken (visueel maken dus). Het is niet erg als je flexibel omgaat met de planning. Dat gebeurt in de klas ook, zie het als een leidraad van wat er die dag gaat gebeuren. Je kunt ook je eigen werkplanning er naast hangen, dan ziet je kind wat jij gaat doen die dag.
Motiveren, belonen en afwisselen
Het kan vooral nu extra lastig zijn om je kind te motiveren. Begin met de moeilijkste taken en spreek een ‘beloning’ of leuke activiteit af om te doen als dit klaar is. Op school staan ook bewust in de ochtend de ‘moeilijke’ vakken met veel instructies gepland en in de middag de meer vrijere, creatieve vakken.
Soms kan het helpen om een beloningskaart te maken om je kind zo te stimuleren een opdracht te maken en vervolgens te belonen met iets leuks. Zorg dat de beloning de eerste keer makkelijk te bereiken is zodat je kind een succeservaring heeft. Dit motiveert je kind om de volgende keer weer inzet te tonen. De beloning hoeft niet altijd in spullen of snoep te zijn. Een leuk spelletje of gezamenlijke activiteit is ook een beloning. Vaak kunnen kinderen ook zelf heel goed bedenken dat een leuke beloning is. Zorg ook voor voldoende afwisseling in de activiteiten. Taken achter de computer, werkjes zonder computer, beweegspelletjes en energizers maken het thuiswerken ook afwisselender en leuker.
Leerzame activiteiten voor thuis
De leerkracht zal een lespakket hebben samengesteld wat aansluit bij het niveau van de klas. Het geven van de juiste instructie kan lastig zijn. Veel scholen bieden 1 op 1 (video)contact aan tussen de leerkracht en je kind. Dat zijn hele waardevolle momenten om vragen te stellen. Zoek je daarnaast nog extra manieren om onderwijs te geven, denk dan eens aan de volgende activiteiten:
Luisterboeken en voorlezen
Een luisterboek stimuleert de fantasie en is een momentje van rust (en kan zelfstandig gedaan worden). Veel websites hebben tijdens de Coronacrisis gratis luisterboeken beschikbaar zoals de Voorleeshoek en de Luisterbieb. Natuurlijk blijft zelf voorlezen een goede activiteit. Het stimuleert de woordenschat, maar geeft je ook een ‘thema’ om over verder te praten, knutselen of speel het verhaal na (bijvoorbeeld met knuffels of handpoppen). Zelfs oudere kinderen vinden het leuk om voorgelezen te worden.
Tip: laat opa of oma voorlezen via Skype of videobellen.
School-TV
Op de website van Schooltv staan talloze educatieve filmpjes over allerlei onderwerpen die op de basisschool aan bod komen. Maar ook uitzendingen van educatieve programma’s die vaak op school gekeken worden zoals Koekeloere (kleuters), Huisje Boompje Beestje (groep 3-4), Nieuws uit de natuur (groep 5-6) of De Buitendienst (groep 7-8). Kinderen leren vooral door iets te reproduceren en te doen. Stel je kind dus na afloop van een filmpje vragen of laat een bijpassende opdracht maken. Laat je kind bijvoorbeeld tekenen of vertellen wat hij/zij geleerd heeft van het filmpje.
Instructiefilmpjes
‘Ja maar de juf legt het anders uit’. Tja… dat klopt! Gelukkig hebben veel lesmethodes de digitale software momenteel beschikbaar gemaakt voor thuiswerken. Sommige leerkrachten hebben zelf instructie filmpjes opgenomen die ze naar kinderen sturen. Op Youtube staan natuurlijk ook veel instructiefilmpjes maar ook leerzame activiteiten zoals racelezen voor groep 3.
Relax
Tot slot, probeer ook de voordelen te zien van deze tijd samen. Relax! Je hoeft niet de perfecte ‘thuisleerkracht’ te zijn. Als ik zie en hoor wat iedereen al doet, heb ik veel waardering voor alle ouders. Leg de lat niet te hoog, alle kinderen in Nederland zitten in hetzelfde schuitje en kinderen zijn flexibel. Als de scholen weer open gaan zullen ook de leerkrachten rekening houden dat de afgelopen periode op een andere manier gewerkt is. Lukt het vandaag niet, jammer dan! Morgen weer een dag… Een goede thuisleerkracht durft los te laten en flexibel te zijn.
Dit blog is geschreven voor Shelby Vos-van Andel, leerkracht en Intern begeleider in het basisonderwijs. Maar gedurende de Coronacrisis ook een thuis werkende mama/juf.
Hoe wordt het 50% onderwijs georganiseerd?
Scholen hebben diverse voorbeeldprotocollen voor de inrichting van het onderwijs ontvangen, maar mogen zelf een keuze maken hoe ze dit gaan vormgeven passend bij de schoolorganisatie. Wel moet de keuze voorgelegd worden aan de MR (Medezeggenschapsraad). Dit betekent dat de organisatie van het onderwijs per school kan verschillen. De meest voorkomende varianten zijn:
- Het hele dagen model: maandag groep A en dinsdag groep B etc. De kinderen gaan dus om de dag naar school. Om zo min mogelijk wisseling van leerlingen en ouders te creëren en de aansluiting op de BSO te hebben.
- Het halve dagen model: ‘s morgens groep A en ‘s middags groep B. Hierbij komen alle kinderen iedere dag een korte periode naar school. Er is dus dagelijks aansturing en instructie vanuit school.
Beide hebben voor- en nadelen en het verschilt natuurlijk ook enorm per type onderwijs, personeelsbezetting, beschikbare ruimtes en afspraken die per school of stichting gemaakt worden. Op deze modellen zijn zelfs ook nog variaties mogelijk.
Voor alsnog is de verwachting dat deze maatregelen wellicht voor een aantal weken zijn en bestaat de kans dat de scholen daarna weer volledige lesprogramma’s draaien.
Hoe ga je om met angst voor besmetting?
Het is ook wel weer spannend om je kind naar school te laten gaan na al die weken ‘veilig’ thuis. Thuis heb je zelf invloed op het naleven van de maatregelen en hygiëne en het is dus echt weer even ‘loslaten’ als je je kind naar school stuurt.
Wellicht stellen de hygiëne afspraken die op jouw school gemaakt zijn, je al wat gerust. Ook zelf kun je met bepaalde dingen rekening houden om onnodig lichamelijk contact met de leerkracht of klasgenootjes te vermijden:
- Geef een beker/pakje drinken mee die je kind zelf open kan maken.
- Zorg voor makkelijk zittende kleding die je kind zelf aan/uit kan doen (makkelijke knoop, schoenen met klittenband, geen jas aan als het mooi weer is).
- Zorg dat het tussendoortje/fruit voorgesneden en kant en klaar op te eten is.
- Was thuis al de handen voordat je kind naar school gaat en ook als hij/zij weer thuis komt.
- Zorg dat je kind thuis voordat hij/zij naar school gaat al naar de toilet is geweest en niet onnodig meteen op school hoeft te gaan.
Hoe gaan scholen om met de hygiëne?
Voorbeelden van afspraken zijn:
- Desinfecterende handgel en/of zeep om handen te wassen in de klaslokalen.
- Extra schoonmaakmiddelen zoals oppervlaktesprays om tafeltjes of veel gebruikt speelmateriaal schoon te maken.
- Extra schoonmaak van bijv. deurklinken, toiletten.
- Pauzes alleen met de eigen groep.
Welke RIVM maatregelen geleden er voor scholen?
De richtlijn van het RIVM is het uitgangspunt en is aangepast voor het onderwijs:
- Tussen leerlingen hoeft geen 1,5 meter afstand bewaard te worden.
- Tussen onderwijspersoneel en leerlingen moet zoveel mogelijk 1,5 meter afstand bewaard worden.
- Personeelsleden onderling moeten 1,5 meter afstand bewaren.
- Scholen melden zich bij de GGD indien ze meer dan één ziektegeval (Corona) hebben.
Moet mijn kind verplicht naar school?
Kinderen en onderwijspersoneel die tot de risicogroep behoren of waarvan gezinsleden tot de risicogroep behoren kunnen thuisblijven. Het is wel fijn om dit te bespreken met de schoolleiding. Maak je je zorgen; ga in gesprek met de school.
Wat als mijn kinderen niet tegelijkertijd naar school kunnen?
De indeling van de groepen is afhankelijk van verschillende factoren. Waar voorheen een groepsindeling afgewogen werd met factoren zoals zorgleerlingen met leer-/gedragsproblemen, vriendjes/vriendinnetjes, wordt nu in de eerste plaats rekening gehouden met bijvoorbeeld:
- Kinderen die gebruik maken van noodopvang/BSO op dezelfde dag/tijd in delen.
- Bij voorkeur kinderen uit hetzelfde gezin op hetzelfde dagdeel.
- De samenstelling van de huidige groep: bij combinatiegroepen is het bijvoorbeeld handig om te splitsen op jaargroep. Dus groep 5/6 splitsen in groep 5 en 6.
Alle leerlingen van de school worden verdeeld in twee subgroepen (cohorten) en de samenstelling van die groepen wijzigt niet. De leerlingen kunnen dus niet wisselen van groep A naar groep B.
Scholen streven ernaar om kinderen uit één gezin zoveel mogelijk op hetzelfde moment te plaatsen, maar met zoveel leerlingen en bovengenoemde criteria is dit helaas niet altijd mogelijk. Indien je een cruciaal beroep hebt, kun je wel aanspraak doen op noodopvang.
Moet ik nog thuisonderwijs geven?
De kinderen gaan 50% van de onderwijstijd naar school, dit betekent dat ze nog steeds ook 50% van de lestijd thuis zijn. Scholen beslissen zelf hoe ze die andere 50% vormgeven.
Veel scholen zullen ervoor kiezen om gedurende de lestijd uitleg te geven en vervolgens verwerking van deze lesstof voor thuis mee te geven. Of bijvoorbeeld een paar sommen op school maken en de rest thuis afmaken. Hierdoor zal je kind waarschijnlijk thuis meer zelfstandig werken aan hetgeen op school uitgelegd is. De instructies vinden dus grotendeels op school plaats.
Ondanks dat de kinderen weer naar school gaan, is het schoolgebouw en het schoolplein nog niet toegankelijk voor ouders. Veel oudergesprekken worden (nog) niet gevoerd. Wel kun je natuurlijk via e-mail, telefonisch of wellicht via videobellen een afspraak proberen te maken bij de leerkracht.
Maar wees je ook bewust dat de leerkracht ook even tijd nodig heeft om de groep weer op te starten, te laten wennen en te kijken hoe de leerdoelen weer opgepakt moeten worden.
Welke vakken worden er gegeven?
De hoofdvakken taal en rekenen zijn natuurlijk belangrijk en de leerkrachten zullen zeker bewuste keuzes maken in het lesaanbod. Er moet ook geobserveerd worden welke kinderen extra uitleg nodig hebben en waar er precies met de lesstof verder gegaan wordt. Dit heeft tijd nodig. Een voordeel van de kleinere klassen is wél dat dit ‘makkelijker’ te observeren is voor de leerkracht dan in een grote groep.
Er is naast de hoofdvakken zoals rekenen en taal ook aandacht voor sociale emotionele ontwikkeling na deze periode die ook op kinderen indruk gemaakt heeft. De sfeer in de klas, praten over hoe je je voelt en weer wennen aan de groep hoort net als aan het begin van een schooljaar er bij.
Wat als ik een cruciaal beroep heb?
Er wordt van de scholen verwacht dat ze tijdens schooltijd opvang bieden aan kinderen van ouders in cruciale beroepen. Deze kinderen moeten dus de hele dag opgevangen worden school.
De rijksoverheid schrijft het volgende:
Voor wat betreft de noodopvang na 11 mei voor kinderen van ouders in cruciale beroepen en kwetsbare kinderen geldt dat deze doorloopt. Dit betekent dat scholen gedurende schooltijd verantwoordelijk zijn voor de opvang van kinderen van vier jaar en ouder die tot deze groepen behoren voor de dagen dat zij niet naar school kunnen. Voor en na school kunnen deze kinderen net zoals nu bij de kinderopvang terecht. Gemeenten blijven verantwoordelijk voor het realiseren van noodopvang in avond, nacht en weekend.
Blijft mijn kind zitten?
Hoe om te gaan met leerlingen met leerachterstanden is een vraag die veel ouders en leerkrachten bezig houdt en die nu nog niet te beantwoorden is. De komende tijd zal het voor veel leerkrachten uitzoeken zijn hoe de leerlingen de lesstof weer oppakken, of er achterstanden zijn en welke keuze passend is voor de ontwikkeling van je kind. Voordeel is wel dat ‘alle’ kinderen een periode van thuisonderwijs hebben gehad. Kinderen zijn flexibel en er zijn nog een aantal maanden tot het zomervakantie is.
Waar moet ik rekening mee houden bij het brengen en halen?
De protocollen adviseren diverse aanpassingen zoals:
- Ouders/verzorgers komen niet op het schoolplein of in de school.
- Leerlingen worden door maximaal één volwassene opgehaald.
- Scholen zorgen ervoor dat er gespreide breng- en haal momenten worden ingesteld indien niet elk lokaal eigen ingang van buiten naar binnen heeft.
Maar ook als ouder kun je extra contact met volwassenen beperken door:
- Je kind (bijv. vanaf groep 5) zelfstandig naar school te laten gaan.
- Niet te vroeg, maar pas vlak voor aanvang van de les naar school gaan.
- Je kind fietsend of lopend naar school laten gaan, en indien met de auto: kiss-and-ride principe toepassen.
- Na schooltijd direct naar huis, dus niet napraten bij het ophalen bij het schoolplein.
Wanneer moet ik mijn kind thuis houden?
De PO-raad heeft een poster gemaakt met voorzorgsmaatregelen. waarop o.a. vermeld staat om thuis te blijven bij neusverkoudheid, loopneus, niezen, keelpijn, lichte hoest, verhoging en koorts. En ook als een gezinslid verkouden is en koorts heeft. Na 24 uur klachtenvrij te zijn geweest kan je kind weer naar school.
Waar kan ik de protocollen nalezen?
Er zijn diverse advies protocollen opgesteld. De PO-raad heeft een protocol regulier onderwijs opgesteld. Maar ook op de website van de Rijksoverheid worden ook veel vragen beantwoord over het basisonderwijs.
Tot slot: we gaan ervoor!
Het is een uitzonderlijke situatie geweest. Wat heb ik als leerkracht bewondering voor alle ouders die het thuisonderwijs hebben ondersteund. Ook de komende periode vraagt nog steeds veel van jullie. Maak je niet te veel zorgen om leerachterstanden; het schooljaar is nog niet voorbij en met elkaar gaan we ervoor!
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider in het basisonderwijs.