Rekenen in groep 7: het wordt steeds pittiger
Oppervlakte en inhoudsmaten, procenten, breuken, verhoudingen en ingewikkelde staartdelingen: het kan zijn dat je je kind soms niet meer kunt bijhouden! Het niveau gaat omhoog, en de opgaven worden moeilijker. Onderlinge verschillen worden zichtbaar en kinderen worden zich daar ook bewust van. Meestal gaan de kinderen in groep 7 voor het eerst rekenen op een rekenmachine.
Taal in groep 7 – zinsontleding
Ook zinsontleding en grammatica worden uitgebreid. Je kind krijgt moeilijker zinnen om die taalkundig te ontleden en de verschillende delen van de zin te benoemen. Ook wordt de woordenschat van je kind groter en krijgt hij of zij meer woordbegrip. Ze leren synoniemen en meer betekenissen van woorden. Bij spelling komen complexe spellingsregels aan bod zoals woorden met een trema en leenwoorden uit het Frans. Ook zullen er woorden zijn waar meerdere spellingcategorieën in één woord voorkomen. Bovendien wordt er een begin gemaakt met werkwoorden.
De topografie van Europa
Parijs, Boedapest, Rome en Oslo, je kind kan ze aan het eind van groep 7 op de kaart vinden. Voor jou als ouder een uitgelezen moment om je eigen topografie-kennis weer op te halen. Lekker thuis aan de keukentafel oefenen zodat je kind de namen van de landen en de steden goed in zich op kan nemen. Wellicht is je kind ook in sommige van deze landen geweest.
Engels leren
Wellicht heeft je kind door Youtube-filmpjes of op vakantie al een klein woordje Engels geleerd. Misschien heeft je kind op Squla al wel wat Engels geoefend, dat kan namelijk al vanaf groep 1. Sommige scholen beginnen pas in de bovenbouw met Engels, maar steeds meer scholen bieden dit vak al in de onderbouw aan. Tip: populaire liedjes zijn heel vaak in het Engels gezongen. Zoek een makkelijkere en geschikte songtekst uit en ga samen proberen te vertalen wat er staat.
Kennismaken met de toetsvraagstelling in groep 7?
Met Squla kunnen kinderen (al vanaf groep 3) op een leuke manier kennismaken met de vraagstelling van de toetsen (Cito, IEP en Route 8). Spelenderwijs worden ze beter in vakken waar ze nog niet zo goed in zijn en kweken ze meer zelfvertrouwen. De antwoorden op Squla geven altijd extra uitleg, zodat je kind begrijpt waarom een antwoord wel of niet goed is of wat meer over het onderwerp te weten komt. Zo leert je kind spelenderwijs steeds meer over alle schoolvakken.
Pre-advies en voorbereiding op VO scholen
Sommige scholen geven aan het einde van groep 7 een pre-advies over de uitstroom naar het voortgezet onderwijs. Hoewel dit nog niet het uiteindelijke schooladvies is, kan dit wel houvast geven om alvast te gaan oriënteren op het voortgezet onderwijs. Het is helemaal niet gek om al in groep 7 samen met je kind scholen te bekijken, hierdoor hebben jullie ruim de tijd om een goede keuze te maken. Overigens geven niet alle scholen standaard een pre-advies, sommige scholen wachten hier bewust mee tot groep 8 omdat juist in dit laatste jaar kinderen soms een sprong in de ontwikkeling maken.
Verkeersexamen
Op veel scholen wordt in groep 7 het verkeersexamen afgenomen. Er is meestal een landelijke datum in het voorjaar waarop het theorie examen afgenomen wordt. Het praktijkgedeelte plannen scholen zelf in. Op school oefenen ze verkeerssituaties uit boekjes en digibordlessen, maar het is extra leerzaam en betekenisvol voor je kind als jullie bewust de verkeersregels gaan toepassen en benoemen tijdens het fietsen of wandelen. Overigens is voor de zelfstandigheid en voorbereiding op het VO van belang dat je kind zelfstandig en veilig op de fiets dingen gaat ondernemen.
Pre-puber fase en onzekerheid
Kinderen komen in groep 7 al in de pre-puber fase. Sociale interacties en vriendschappen gaan anders lopen en dit brengt ook (puberale) onzekerheden met zich mee. Ook wordt je kind zich bewuster van zijn/haar prestaties. Kinderen die straks uitstromen naar het Gymnasium en kinderen die uitstromen naar het VMBO of praktijkonderwijs zitten op de basisschool allemaal in dezelfde klas. Dit maakt dat kinderen onderling zich gaan vergelijken en zich daardoor ‘minder’ kunnen voelen als ze ergens moeite mee hebben.
Heb je het gevoel dat je kind ‘op zijn tenen loopt’, bespreek dit dan met de leerkracht. Vaak wordt in de bovenbouw lesstof aangepast voor kinderen op hun uitstroomniveau als het echt te moeilijk wordt. Bijvoorbeeld: voor een uitstroom naar het VMBO hoeven kinderen niet ALLE doelen van groep 8 te beheersen, maar is een beheersingsniveau van Eind groep 6 niveau voldoende om in te stromen op het VMBO. Dit maakt dat de leerkracht aanpassingen kan doen zoals een eigen leerlijn.
Wat is adaptief leren?
Adaptief komt van het woord adaptatie dat ‘passend’ betekent. Adaptief onderwijs is een vorm waarbij de lesstof passend is bij het niveau van het kind en is vanaf 1994 bekend geraakt in Nederland door het werk van professor Luc Stevens. Vroeger was het onderwijs er op gericht dat alle kinderen dezelfde dingen moesten kunnen. Tegenwoordig is het onderwijs meer gericht op een passende behoefte van ieder kind. Onderstaande quote inspireerde mij als leerkracht om kinderen passend onderwijs te geven.
Relatie, competentie en autonomie
Adaptief onderwijs gaat uit van de drie basisbehoeften van kinderen: relatie, competentie en autonomie (Stevens, 2004).
• Een relatie met klasgenootjes of de leerkracht, het kind voelt zich geaccepteerd en voelt dat hij/zij er mag zijn.
• Leren wordt leuker voor een leerling als deze invloed heeft op wat er wordt geleerd en hoe er wordt geleerd, waardoor hij/zij zich competent voelt. Kinderen willen graag laten zien wat ze kunnen. Dat kan het beste als het onderwijs op het niveau is van het kind.
• Autonomie verwijst naar het gevoel van onafhankelijk en zelfstandig zijn. Kinderen willen het gevoel hebben dat ze de dingen zélf kunnen. Zelf kunnen beslissen en zelf keuzes maken. Wanneer een leerling betrokken wordt bij het belang van wat hij leert wordt hij/zij zelfstandiger; autonoom.
Waarom adaptief leren?
Ieder kind leert en ontwikkelt zich op zijn eigen tempo en manier. Al vanaf baby af aan zie je grote verschillen in de ontwikkeling. Het ene kind loopt al voor het eerste jaar en het andere als hij bijna 2 wordt. Terwijl dit niets zegt over welke baby later de ‘snelste’ hardloper zal worden. En dan willen we zodra ze naar school gaan wél dat alle kinderen hetzelfde beheersen op hetzelfde moment? Gelukkig zie je in onderwijsland steeds meer dat de lesstof wordt opgedeeld in niveaus en ook leerkrachten geven steeds meer op verschillende niveaus les.
Adaptief onderwijs in de klas
In de nieuwe lesmethodes is steeds meer rekening gehouden met de verschillen tussen kinderen. Je ziet vaak dat methodes een les opdelen in 3 niveaus, vaak met sterretjes.
* Is een simpelere opdracht die bijvoorbeeld met een extra instructie van de leerkracht gegeven wordt.
** Is het basisniveau: dat waar de leerkracht naar streeft dat alle kinderen kunnen en die in een groepsinstructie uitgelegd wordt aan de hele klas.
*** Is een moeilijkere opdracht, op een uitdagender niveau voor snelle kinderen of kinderen die de stof al beheersen. Meestal maken alle kinderen de ** opdracht. Degenen die moeite hebben met de leerstof maken de * opdracht en de snelle leerlingen de ***.
Er zijn ook lesmethodes die eerst starten met een ‘eerst proberen’ opdracht. Bijvoorbeeld bij spelling met een klein ‘instapdictee’. Kinderen die 0 of maar 1 foutje hebben mogen direct aan de ** en *** opdracht beginnen en de eerste opdracht overslaan. Kinderen die meer foutjes hebben in het dictee krijgen een extra uitleg van de leerkracht en maken de * en de ** opdracht. Hierbij is er veel aandacht voor samenwerken en afwisseling. Vooral bij taal, rekenen en spelling zijn de lesboeken op deze manier uitgewerkt.
Succeservaring
Als leerkracht van groep 7 had ik vaak kinderen in de klas die zich heel bewust waren dat ze ergens niet goed in waren. Vooral in de bovenbouw krijgen kinderen steeds meer het besef dat ze ergens minder goed in zijn dan hun leeftijdsgenootjes. Het niet begrijpen van de opdracht of een te snel tempo maakt dan extra onzeker. Juist voor deze kinderen is het fijn als ze succeservaring opdoen door eerst een stapje terug te doen in de lesstof. Daarnaast heb je voor sommige vakken eerst beheersing van de basiskennis nodig om verder te komen bij moeilijkere varianten zoals bijvoorbeeld bij rekenen.
Rekenen is een toren
Met name voor het vak rekenen is een adaptief aanbod belangrijk. Bij rekenen moet je namelijk de basiskennis beheersen om het volgende stapje te kunnen begrijpen. Het is als het ware een toren. Als de onderste bouwstenen zoals ‘optellen en aftrekken tot 20’ niet beheerst worden, kan de rest van de toren ook niet blijven staan. Sommen zoals 235+684 kun je niet maken als je 5+4 niet begrijpt. Het automatiseren (snel kunnen maken) van dit soort sommen biedt een belangrijke basis om daarna de leerstof van hogere groepen te begrijpen. Daarom is het van belang om bij rekenen terug te gaan naar het niveau waarop het kind vast loopt. En aan het begrip van een stapje terug te werken voordat je verder gaat.
Digitaal adaptief onderwijs
Steeds meer scholen werken met digitale middelen zoals laptops of tablets. Voor deze verwerking zijn ook diverse lesprogramma’s die adaptief werken. Op basis van verzamelde data wordt het leermateriaal realtime aangepast aan wat op dat moment het beste bij het niveau van het kind past. Het aanbod past zich aan in moeilijkheidsgraad, de leerstijl en de voorkeur (verschillende oefeningen) van het kind. Hoe meer data er bekend is over het leergedrag van leerlingen, hoe beter de les aansluit.
Bijvoorbeeld: Bij een fout antwoord, wordt de volgende opgave eenvoudiger of met een extra stukje uitleg. En als een leerling een som goed maakt krijgt hij/zij juist moeilijkere opdrachten. Zo is de leerstof nooit te moeilijk, maar ook niet te makkelijk. En is er balans tussen uitdaging en succeservaring. Wist je dat de online quizzen van Squla ook adaptief zijn? De adaptieve quizzen van Squla passen zich vanzelf in moeilijkheidsgraad aan.
Dit artikel is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en Intern begeleider in het basisonderwijs.
Spelling in groep 6 – de d’s en de t’s
Die d’s en t’s van de werkwoordspelling komen in groep 6 voor het eerst aan bod. Niet alleen kinderen, maar ook veel ouders kunnen daar nog wat van opsteken! Er wordt (met dt dus) geoefend met de basisprincipes van de werkwoordspelling. Er wordt hier vaak pas in het tweede half jaar mee gestart, en eerst met de regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd. In groep 7 en 8 wordt nog meer focus op werkwoordspelling gelegd, groep 6 is een eerste kennismaking.
Taal in groep 6 – zinsontleding
Ook grammatica blijft belangrijk. Redekundig en taalkundig ontleden wordt steeds een beetje verder uitgebreid. Je zou het misschien niet zeggen, maar hiermee wordt ook de basis gelegd van het leren van vreemde talen. Handig voor later! Of misschien al voor nu, want sommige scholen geven in groep 6 al lesjes Engels.
Staartdelingen en grote getallen
Je kind gaat met echt grote getallen (tot 10.000) aan de slag. Het delen wordt moeilijker, dus komt de staartdeling eraan te pas. Die ziet er misschien wel anders uit dan jij van vroeger gewend bent. Tip: vraag dus vooral aan je kind hoe het werkt, of speel samen met Squla om het te ontdekken. Je kind leert te meten, en kan een oppervlakte of omtrek berekenen en leren rekenen met snelheden. De basis van wiskunde wordt hier dus al gelegd.
Het eerste werkstuk in groep 6
De kans is groot dat je kind in groep 6 voor het eerst een werkstuk maakt. Best een pittige klus, waar je kind wel wat hulp bij kan en mag gebruiken! Bijvoorbeeld bij het kiezen van een onderwerp. Wat vindt je kind interessant? Ga samen met hem of haar op zoek naar informatie over dat thema. Handige tip: houd het onderwerp klein. Laat je kind zelf veel doen, maar help ook mee. Het maken van een indeling geeft bijvoorbeeld al wat richting om daarna zelf de delen in te vullen.
Eerste boekbespreking? Kies een tof boek!
Voor sommige kinderen het leukste wat er is, voor andere kinderen een crime: de boekbespreking. Laat je kind een leesboek kiezen dat goed past bij het AVI-niveau en de interesses. Over een heel leuk boek vertel je natuurlijk een stuk makkelijker dan over een saai verhaal! Een boekbespreking duurt tussen de 5 en de 10 minuten, dus er mag veel over verteld worden. Waarschijnlijk heeft de leerkracht een aantal punten genoemd die in de bespreking moeten voorkomen. Een goede tip, zeker voor onzekere sprekers: oefen je boekbespreking minstens twee keer voor je ouders, voordat je hem in de klas moet doen.
Topografie: Nederland
De provincies van Nederland, de wateren en de hoofdsteden per provincie – ze komen allemaal aan bod in groep 6. Ook hier een tip! Zit je met je kind in de auto en rijden jullie een rivier over? Vraag aan je kind welk water dat is. Zo komt de stof wat los van het rijtjes stampen en spreekt topografie iets meer tot de verbeelding. Woont er een opa of oma in een andere provincie? Vertel dat dan tijdens het leren, dan blijft die provincie vast beter plakken!
Oefenen! Ook thuis leuk leren
Sommige kinderen zijn heel goed in leren. Zij vinden het leuk om thuis extra te oefenen. Andere kinderen merken dat ze minder snel zijn, bijvoorbeeld met rekenen of met taal. Een leuke manier om de lesstof van school spelenderwijs eigen te maken, is door thuis te oefenen met Squla. De games en quizzen (en duidelijke uitleg bij elk antwoord) maken het leren voor alle kinderen leuk. Goed voor het zelfvertrouwen van je kind! Tip: als jij af en toe meekijkt, ben je goed op de hoogte van wat je kind allemaal leert.
Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED)
Vroeger moest je als ouder zelf de kosten voor een dyslexieonderzoek betalen. Sinds 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor de dyslexiezorg. Maar om in aanmerking te komen moet er aan een heel aantal eisen en voldoende dossieropbouw zijn voldaan. Dit wordt door ouders vaak ervaren als een lang en intensief proces. Wat is dyslexie precies? Hoe wordt het vastgesteld en wat kun je in de tussentijd doen? Je leest het hieronder!
Wat is Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED)?
Alleen kinderen met vermoedens van Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED) komen in aanmerking voor vergoede dyslexiezorg. Met ‘Ernstig’ wordt een grote en hardnekkige achterstand op lezen en/of spelling bedoeld. Kinderen met een ‘gewone’ leesachterstand of spellingprobleem gaan vaak wél in hun resultaten vooruit na een periode van intensief oefenen. Als er sprake is van EED is dit meestal niet het geval. De achterstand is dan zeer hardnekkig. Ondanks veel extra oefening gaat je kind niet beter of sneller lezen. ‘Enkelvoudig’ betekent dat het kind – naast dyslexie – geen andere taal- of leerstoornissen of een GGZ-stoornis heeft.
Om gemeentes hierin te ondersteunen zijn er dyslexieteams aangesteld die de functie van ‘poortwachter van de zorg’ uitvoeren. Daarbij checkt een team van dyslexiespecialisten en pedagogen of het leerlingdossier van school aangeleverd is volgens de richtlijnen van het Masterplan Dyslexie. De procedure kan per regio verschillen en is op te vragen bij je gemeente.
Het proces van signaal naar onderzoek
Om in aanmerking te komen voor een vergoed onderzoek moet de school de hardnekkigheid aantonen. Hierbij moet in toetsscores en handelingsplannen zichtbaar zijn dat je kind ondanks zeer intensieve leeshulp onvoldoende vooruitgang heeft geboekt tussen 3 vaste toetsmomenten. Als je kind twee keer een onvoldoende (E-V) score op de Cito DMT (drie-minuut-test om woordjes te lezen) heeft behaald, kan de school intensieve leesbegeleiding inzetten. Deze intensieve hulp moet meestal minimaal twee keer 10 tot 12 weken ingezet zijn. Hierdoor ben je soms zo een half schooljaar verder tussen signalering en diagnose. Vaak verloopt het proces als volgt:
Midden groep 3, de eerste problemen worden zichtbaar
Je kind behaalt de eerste onvoldoende E-V score op de leestoets (bijv. de DMT) en de leerkracht gaat extra oefenen in de klas. Je kind krijgt extra leestijd, extra instructie en inoefening.
Indien je kind voor de tweede keer een E-V score behaald op de DMT is dit vaak het moment waarop scholen de extra intensieve leesondersteuning gaan inzetten. Dit is minimaal 60 minuten per week intensief leesonderwijs door een leesspecialist in een klein groepje van maximaal 3 leerlingen (vaak buiten de klas). Daarbij wordt er meestal met methodes zoals Connect lezen, Ralfi lezen of ‘herhaald lezen’ intensief geoefend. Deze hulp moet vastgelegd worden in handelingsplannen waarin tussentijds en aan het einde geëvalueerd wordt welke vooruitgang kinderen maken, welke fouten ze maken en welke oefenmethodes zijn ingezet.
Midden groep 4 of groep 5, na intensieve leesbegeleiding is er weinig vooruitgang
Als er na twee keer 10 tot 12 weken intensieve leesbegeleiding op de DMT-toets in groep 4 of groep 5 wederom een E-V score wordt behaald, dan kan het dossier ingebracht worden. Het externe dyslexieteam bekijkt het dossier en geeft een goedkeuring af als het dossier aan de eisen voor een vermoeden van EED voldoet. Door de lange tijd van intensief oefenen duurt het soms zelfs tot groep 5 of 6 voor er een officiële diagnose is. Het proces kan langer duren als je kind pas vanaf groep 4 uitvalt op de toetsen, want er dienen wel eerst drie opeenvolgende onvoldoende scores behaald te zijn. In mijn blog over een dyslexieonderzoek via de gemeente lees je alles over de vergoedingsprocedure.
Erfelijkheid
Heeft er iemand in jullie familie dyslexie of een opa of oma die ook leesproblemen heeft gehad (ondanks dat er wellicht vroeger geen officiële diagnose is gesteld)? Dan is het altijd goed om dit kenbaar te maken op school. In de meeste gevallen zal de IB-er hier ook naar vragen. Dit is namelijk ook één van de criteria die het dyslexieteam meeneemt in de beoordeling. En dit kan soms ook helpend zijn als er nét geen E-score maar een lage D-score is behaald.
Wat kun je in de tussentijd doen?
De leerkracht brengt je op de hoogte als je kind gaat deelnemen aan de intensieve leesbegeleiding. Overleg met de leerkracht of je ook thuis teksten kunt herhalen of iets extra kunt oefenen. Sommige oefenprogramma’s van school hebben ook een koppeling voor thuis. Toch kan het voor jou als ouder voelen dat deze procedure erg lang duurt.
Afwachten…
Als ouder ben jij de expert van je kind en wellicht heb je al heel lang een sterk gevoel dat jouw kind dyslexie heeft. Misschien heb je zelf ook dyslexie en herken je veel van de leesproblemen van je kind. Dan kan dit hele proces erg langzaam voelen. Toch is het niet voor niets dat er eerst intensief geoefend dient te worden. Dyslexie is pas zorgvuldig vast te stellen als kinderen eerst de fases van het ‘leren lezen’ doorlopen (en dat leren ze in groep 3 en 4). Bovendien werden er jaren geleden heel wat ‘verkeerde’ dyslexieverklaringen afgegeven, waardoor er nu een veel strengere controle op is.
Leesplezier stimuleren
Je kind heeft inmiddels al meerdere jaren moeite met lezen en zal dit zelf ook steeds meer gaan beseffen. Veel kinderen bouwen hierdoor steeds meer afkeer tegen het lezen op. Ga dus vooral investeren in plezier in het lezen. Liever dagelijks een Donald Duck met veel plezier lezen, dan met veel strijd een boek dat je kind niet aanspreekt. Lees ook mijn blog met leuke tips voor meer leesplezier!
Pre-teachen voor meer zelfvertrouwen
Het is ook mogelijk om – in overleg met de leerkracht – lange teksten thuis voor te bereiden. Lees bijvoorbeeld teksten voor begrijpend lezen of taal alvast thuis samen hardop. Dit noem je pre-teachen. Hierdoor is de tekst al bekend bij je kind. Als in de klas het leestempo een beetje te hoog ligt, kan het helpen om de tekst al een beetje te kennen. Dit kan tijdens de les ook zorgen voor meer zelfvertrouwen voor je kind (hé dit verhaaltje ken ik al!). Daarnaast is het sowieso goed om een tekst herhaald te lezen om het begrip, maar ook de leestechniek te verbeteren.
Oefen op een leuke manier met quizzen en games
Om de periode tussen de eerste signalen en een mogelijke behandeltraject te overbruggen, zou je ook kunnen denken aan een digitaal oefenplatform, waarbij je kind op een leuke manier kan oefenen met spellen en lezen. Squla heeft TaalExtra ontwikkeld, een wetenschappelijk bewezen en leuke methode die kinderen helpt makkelijker en met meer zelfvertrouwen te leren lezen en spellen. TaalExtra is ontwikkeld door de game-ontwikkelaars van Squla en de orthopedagogen van RID en ZIEN in de Klas. Hierdoor is de methode niet alleen gebaseerd op de gespecialiseerde kennis uit de dyslexiepraktijken, maar vooral ook leuk door de quizzen en games van Squla.
Dyslexieaanpassingen afwachten
Als je kind een dyslexieverklaring heeft, mogen er aanpassingen gedaan worden bij toetsen. Bijvoorbeeld een voorgelezen of digitale toetsversie voor de Cito rekenen. Natuurlijk is het fijn voor kinderen als ze ‘ontlast’ worden bij het lezen van grote teksten, maar vergeet niet dat er ook mét dyslexie gelezen moet worden en dat in het basisonderwijs sowieso al niet met tijdsdruk gewerkt wordt. Aanpassingen bij LVS-toetsen worden pas gedaan na de dyslexieverklaring. Tot die tijd kun je wel met de leerkracht overleggen of sommige lange teksten in de gewone lessen voorgelezen kunnen worden of dat methode toetsen met veel tekst mondeling gemaakt kunnen worden. Zo kun je al wel kleine aanpassingen maken die prettig zijn voor je kind.
TIP: Luisterboeken of zelf voorlezen is erg leuk om het leesplezier te stimuleren en je kind te laten ervaren dat boeken ook ‘leuk’ kunnen zijn. Zo kan je kind genieten van het verhaal en wordt de fantasie geprikkeld zonder zich te moeten focussen op het technische aspect lezen.
Ontspanning
Krijgt je kind momenteel de intensieve leesbegeleiding op school? Leg dan thuis de nadruk niet te hard op het lezen. Je kind heeft al intensief geoefend onder schooltijd en na schooltijd mag er dan ook ruimte zijn voor ontspanning en lekker spelen. Mocht er na de intensieve leesbegeleiding een E-score komen zal je kind daarna waarschijnlijk starten met een dyslexiebehandeling, wat ook weer veel energie vraagt. Kortom blijf waakzaam voor overvraging en focus op plezier, dan zijn die twee keer 10 tot 12 weken zo voorbij.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider groep 5-8 in het basisonderwijs. Als intern begeleider is ze verantwoordelijk voor het opstellen van dyslexiedossiers voor de aanvraag van EED dyslexieonderzoeken.
Emoties bij peuters en kleuters
Peuters en kleuters gaan in deze fase voor het eerst de emoties herkennen. Het ene kind is hier op deze leeftijd al verder in dan de ander. Dat zorgt soms ook sneller voor onbegrip tussen kinderen en daarom werkt het meestal nog beter om in tweetallen te spelen dan met meerdere kinderen tegelijk.
Peuters moeten nog leren om emoties te herkennen, benoemen, accepteren en op een gezonde manier te uiten. Zelf ben jij als ouder hierin een groot voorbeeld voor je kind. Je kunt je kind helpen door prentenboeken te lezen over emoties, maar ook een rollenspel met bijvoorbeeld handpoppen laat je kind zien dat emoties bij het leven horen. Alle emoties horen erbij. Het is niet alleen ‘goed’ als je blij bent, maar boos, verdrietig en bang horen ook bij het leven. Over het algemeen is het prettig om met iemand om te gaan die controle heeft over zijn gevoelens, dus voor de sociale positie van jouw kind is het leren omgaan met emoties zeker van belang.
Samen spelen voor peuters
Peuters zijn in deze leeftijdsfase nog niet echt in staat om zich in te leven in anderen, ze gaan er vanuit dat de ander net zo denkt als zichzelf. Ze zitten nog midden in de egocentrische ‘ik’ fase. Wel krijgen kinderen vanaf deze leeftijd een voorkeur voor bepaalde kinderen, hoewel dit van dag tot dag kan wisselen. Op deze leeftijd spelen kinderen ook nog vaak ‘naast’ elkaar in plaats van ‘met’ elkaar. En is delen nog een lastige vaardigheid.
Leren om op je beurt te wachten
Al snel roepen we als ouders ‘samen spelen samen delen’ als er ruzie ontstaat om dezelfde auto. Maar eigenlijk is dit best een lastige zin, je peuter weet nog niet eens wat het woord ‘delen’ inhoudelijk betekent. Help je kind door de situatie uit te leggen en te omschrijven wat je ziet gebeuren. ‘Ik zie dat jullie allebei met de auto willen spelen, eerst mag … en daarna mag … met de auto spelen. Dan spelen jullie om de beurt’. Vervolgens kun je je kind ook leren dit zelf te zeggen tegen de ander. ‘Eerst mag ik, en daarna mag jij’. Ook dit kun je oefenen met bijvoorbeeld handpoppen of knuffels die iets af willen pakken. Maar ook door thuis samen met je kind oefenen met samenwerken door hem niet altijd te laten winnen of zelf het grootste koekje te pakken.
Voorbeeldgedrag: speel tussenpersoon
Vindt jouw kind het spannend om op anderen af te stappen, soms wil het helpen om eerst als ouder het contact te leggen. Jouw voorbeeldgedrag leert je kind hoe je en praatje maakt met een ander en laat zien dat het ‘veilig’ is. Kinderen moeten nog leren hoe ze dit doen en hebben jou als volwassenen soms echt nog even nodig in het spel. Door mee te spelen ben je even de tussenpersoon die de kinderen leert hoe hier mee om te gaan. Dwing je kind niet, sommige kinderen hebben hier wat meer tijd voor nodig.
Slaan en anderen pijn doen
Peuters zijn vaak verbaal nog niet sterk genoeg om hun gevoelens en emoties te uiten. Maar als de frustratie hoog is dan moet het er toch uit, en dan gebeurt het vaak middels slaan, schoppen of bijten. Als je het niet kun vertellen, dan vertel je het met je lijf. Dit zie je vooral bij kinderen die verbaal nog niet zo sterk zijn. Benoem ook hier wat je ziet ‘Je bent echt boos hè, mama ziet het‘. Laat hardop horen hoe je de situatie oplost en geef voorbeeldzinnen. ‘Je auto werd afgepakt en dat is niet leuk’.
Gebruik voorbeeldtaal: Pakt iemand iets af? Zeg ‘Ik vind dit vervelend, wil je er mee stoppen?’. Veel methodes voor sociaal emotionele ontwikkeling zoals de Kanjertraining werken met het uitspelen van situaties om sociale vaardigheden aan te leren.
Erbij horen
Al sinds de oertijd zijn wij als mensen genoodzaakt om bij een groep te horen om te overleven. Dit instinct hebben we nog steeds waardoor je er graag bij wilt horen. De grootse angst voor veel ouders is dan ook dat hun kind gepest wordt en je hoopt dan ook dat je kind ‘erbij’ hoort. Schrik niet meteen als je kind zegt dat hij niet mee mag spelen. En het begrip pesten is voor peuters ook nog niet helder. Je kind weet al wel goed op deze leeftijd wie hij/zij leuk vindt en wie niet.
Niet iedereen hoeft je aardig te vinden
Niet iedereen is je type en dat hoort ook zo. Zelf vind je ook niet iedereen aardig toch? Komt je kind met negatieve verhalen over een ander kindje thuis; praat dit dan niet goed (‘maar … is ook lief hoor’). Erken het gevoel van je kind en luister zonder oordeel. ‘wat vervelend dat … jou sloeg, misschien moet … nog leren om samen te spelen en gaat het de volgende keer beter).
Komt je kindje verdrietig thuis dat iemand niet met hem wilde spelen? Maak je niet meteen zorgen dat je kind er niet bij hoort. Geef hem/haar het vertrouwen dat hij op een ander moment wel met iemand kan spelen. De manier van kijken naar anderen (vanuit wantrouwen of vertrouwen), maakt een verschil in wijze waarin kinderen sociale conflicten veroorzaken en denken op te lossen (Kanjertraining, 2022).
‘Kinderen die moeite hebben met sociale interacties, lopen een hoger risico om afgewezen te worden door leeftijdsgenoten’ (Vliek, 2015)
Mijn kind is verlegen
Is je kind nog wat terughoudend in het contact met anderen? Forceer dit niet, maar laat zelf voorbeeldgedrag zien en dat het niet eng is om tegen iemand vreemds iets te zeggen. Misschien herken je ook wel een beetje van het gedrag in jezelf?
Als je kinderen de tijd geeft, komt het vaak vanzelf.
Leg geen extra nadruk op verlegen zijn. Als je juist hardop benoemd waar je kind bij is dat hij/zij ‘verlegen’ is praat je het gedrag als het ware aan. Als jij vertrouwen uitspreekt dat je kind de tijd mag nemen om te ‘ontdooien’ dan komt het vanzelf. In de klas zie ik vaak kinderen die eerst wat timide zijn, maar zodra ze zich veilig en vertrouwd voelen groeien ze hier in. Spelenderwijs kun je wel oefenen met zelfvertrouwen:
- Oefen met stevig staan, dit laat je kind zich zelfverzekerd voelen. Twee voeten op de grond, recht staan en zorgen dat je niet zomaar omvalt. Laat je kind inbeelden dat hij een stevige boom is met wortels in de grond. Door te oefenen met ‘zachte’ duwtjes te geven zonder dat je kind omvalt, leer je je kind om een zelfverzekerde houding aan te nemen.
- Bereid je kind voor op nieuwe situaties, hierdoor weet je kind wat hij/zij kan verwachten en dat geeft vaak meer zelfvertrouwen.
- Geef je kind vertrouwen door hem dingen zelf te laten doen. We zijn geneigd om na de babyfase soms nog te veel voor je kind te doen.
Mijn kind is dominant
Je kind komt misschien heel assertief en dominant over, maar ook hier schuilt vaak onzekerheid achter. Het is een manier van je kind om controle te houden over de situatie. Soms weten kinderen niet goed hoe ze het contact met anderen moeten maken en kiezen (onbewust) daarom voor een assertieve houding. Net als bij verlegen kinderen heeft je kind voorbeeldgedrag nodig en moet hij/zij net als iedere peuter oefenen in sociale vaardigheden.
- Oefen met samenwerken, bedenk samen ideeën die je kunt spelen en kies om de beurt een activiteit die je kunt doen. De ene keer kiest je kind, de andere keer kies jij.
- Besef je dat deze bazige kant ook een positieve eigenschap is, je kind beschikt over leiderschapskwaliteiten. Alleen moet je kind nog leren om deze op de goede manier in te zetten. Situaties uitbeelden of naspelen met handpoppen of knuffels kan ook hierbij inzicht geven in gedrag.
- Soms zijn temperamentvolle kinderen gevoeliger voor prikkels dan andere kinderen.
- Je kind wil gehoord worden, leef je in. Vaak hebben temperamentvolle kinderen juist moeite met grenzen en autoriteit, zoek daarom samen naar oplossingen en geef je kind verantwoordelijkheid.
Emoties leren
Of je peuter nu de dominante of de teruggetrokken kant laat zien van onzekerheid, alle kinderen kijken naar jouw voorbeeldgedrag als ouder. Het maken van echte vriendschappen zal pas in de basisschool leeftijd zich verder ontwikkelen. Focus je in deze fase op het aanleren, het begrijpen en uiten van de verschillende emoties. Er zijn ook veel prentenboeken die de verschillende emoties uitleggen. Zo krijgt jouw peuter een sterke basis om straks op een fijne manier vriendschappen aan te gaan.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider in het basisonderwijs. Na het afronden van de PABO heeft ze zich gespecialiseerd in gedrag met de Master SEN- gedragsspecialist. Daarnaast is ze mama van Fayenn (bijna 4) en Mace (9 maanden).
Stichting Kanjertraining, 2022, https://kanjertraining.nl/kenniscentrum/uitgangspunten/
Vliek, L, Promotieonderzoek: Effects of Kanjertraining (Topper Training) on Emotional Problems, Behavioural Problems and Classroom Climate. (2015). In: https://kanjertraining.nl/wp-content/uploads/2015/08/effects_of_eanjertraining_dissertation-1.pdf.
Waar let je op bij het kiezen van een basisschool?
Misschien kijk ik met mijn onderwijsachtergrond extra kritisch naar basisscholen? Of is het gewoon mijn moederhart die een goede keuze wil maken voor de komende 8 jaar. Ik heb me er uitgebreid in verdiept. Allereerst heb ik diverse schoolgidsen gedownload van de website, door deze te lezen krijg je een beter beeld van de visie en missie van de scholen in de omgeving. Bij het lezen lette ik op:
- Wat is de visie en missie van de school en hoe wordt het onderwijs vorm gegeven. Is er sprake van een jaarstofklassensysteem (groep 1 t/m 8) of heeft de school een ander onderwijsconcept (Jenaplan, Montessori, Nuts etc.)?
- Wat is de identiteit van de school? Is de school bijvoorbeeld Christelijk; hoe komt dit in de dagelijkse praktijk tot uiting?
- Welke lesmethodes worden er gebruikt? Zijn de lesmethodes verouderd of vrij recent?
- Wat biedt de school voor kinderen die meer uitdaging nodig hebben of voor kinderen die juist meer hulp nodig hebben?
- Wat zijn de ambities in het schoolplan, welke ontwikkelingen en vernieuwingen wil de school de komende jaren doorvoeren?
- Welke lesmethode/aanpak is er op sociaal emotioneel gebied?
- De lestijden (continurooster of andere tijden) en de reisafstand tussen school en thuis.
Sommige scholen hebben een open dag, maar je kunt meestal ook op kennismakingsgesprek komen bij de directeur. In een persoonlijk gesprek krijg je een rondleiding en is er meer ruimte om vragen te stellen. Neem ook als je kind nog jong is, hem/haar gewoon mee. Zo krijgen jullie als ouders en je kind zelf een indruk hoe de school in de dagelijkse praktijk werkt. Ik lette op de sfeer en de rust in de school, wat hangt er aan de muur (dit geeft vaak een beeld van de lesstof waaraan gewerkt wordt) en vertelt de directeur enthousiast over de school? Meestal krijg je ook een kijkje in de kleuterklas. Maar focus ook op de hogere groepen, want hier krijgt je kind natuurlijk net zo goed mee te maken.
Een ‘goede’ school?
Via de website Scholen op de kaart kun je scholen bekijken die in de buurt zitten en onderling vergelijken. Let op; de gegevens worden lang niet door alle scholen ieder jaar bijgewerkt, dus check ook altijd de website van de school zelf om bijvoorbeeld de actuele schoolgids te zien.
Ook kun je de resultaten van de doorstroomtoets van de school bekijken, echter cijfers zeggen niet alles. Een lage score wil niet meteen zeggen dat de school ‘slecht’ is. Het kan zo zijn dat er dat jaar veel kinderen zaten die een leerprobleem hadden of bijvoorbeeld kinderen die nog niet zo lang in Nederland woonden. De school kan er voor kiezen om die scores mee te laten tellen waardoor de eindscore lager is. Op de website van de onderwijsinspectie kun je ook de rapporten van de onderwijsinspectie zien. Heeft een school een lage score, dan zou je bij het gesprek kunnen vragen wat ze in hun jaarplan hebben staan om dit te verbeteren.
Resultaten en eindopbrengsten
De meeste scholen noteren in hun schoolgids naar welk niveau vervolgonderwijs op de middelbare school de leerlingen in de afgelopen jaren uitgestroomd zijn. Persoonlijk vind ik dit erg afhankelijk van de populatie kinderen in groep 8, uiteindelijk gaat het erom dat jouw kind doorstroomt naar een middelbare school die bij hem of haar past.
Waar let je op bij een rondleiding?
Met mijn onderwijsachtergrond lette ik op veel details; wat hangt er aan de muur, hoe is de klas ingedeeld, wat is de sfeer in de groepen, is er rust in de school… Maar uiteindelijk is het allerbelangrijkste het ‘gevoel’ wat je als ouder bij de school hebt. Iedere school heeft voor- en nadelen en er zullen altijd dingen zijn waar je als ouder wellicht zelf anders over denkt in je opvoeding. Bij het loslaten hoort ook ’twijfelen’ of je wel de beste keuze maakt voor je kind. Uiteindelijk blijft je eigen gevoel doorslaggevend bij je keuze. Bedenk ook dat de keuze die je maakt bij je kind past, maar ook bij eventuele broertjes en zusjes in de toekomst moet passen.
Welke vragen kun je stellen?
- Wat doet de school voor kinderen die moeilijker mee kunnen komen? Of voor kinderen die voor lopen in hun ontwikkeling?
- Hoe groot zijn de klassen en zijn er combinatieklassen?
- Hoe wordt je als ouder op de hoogte gehouden van de ontwikkeling van je kind?
- Hoe wordt de leerling tevredenheid en sociaal emotionele ontwikkeling van kinderen gevolgd?
- Wat doet de school tegen pesten of is er een preventief (les)programma?
- Heeft de school een lagere doorstroomtoetsscore of is de school onder toezicht van de onderwijsinspectie? Vraag dan of er een reden voor is en wat de school er aan doet.
- Is er een vast team aan leerkrachten of veel verloop? En wat doet de school voor groei en ontwikkeling van de leerkrachten?
- Welke schoolontwikkelingen en vernieuwingen staan er in het schoolplan voor de komende jaren? (Want hier krijgt jouw kind juist mee te maken!)
- Wat voor ondersteunend personeel is er (onderwijsassistenten, leerkrachtondersteuners, stagiaires)? En is er bijvoorbeeld ook logopedie of fysiotherapie in het gebouw?
- Wat doet de school aan zelfstandigheidsbevordering, wordt er bijv. gewerkt met weektaken of eigen inbreng van de leerlingen?
- Hoe zet de school ICT middelen in?
Wat kun je verwachten als je kind naar school gaat?
Ieder kind is anders en zal ook anders met deze overgang omgaan. Voor veel kinderen is de eerste schooldag of wen-dag een intensieve dag. Plan daarna niet al te veel activiteiten, maar geef je kind de rust om alles te verwerken. Even een buiten wandelen maakt het ‘koppie’ van je kind weer leeg na alle nieuwe indrukken. Sommige kinderen reageren juist overdreven druk of boos (overprikkeld) en willen soms niet eens praten over wat ze hebben gedaan. Door lopend of met de fiets naar school te gaan zorg je ervoor dat je kind even kan ontladen na een schooldag.
En dan is daar die eerste schooldag!
De weken voor de eerste schooldag hebben we thuis een aftelkalender gemaakt… Mijn dochter werd blij van ieder kruisje dat dichterbij de grote dag kwam en ik merkte dat ik de tijd véél te snel vond gaan. Ik geniet nog extra van de ochtenden waarbij we niet op de klok hoeven te kijken.
De avond voor de grote dag loop ik nog even haar slaapkamer in. De tas is gepakt, haar lievelingsjurkje ligt klaar… een brok in mijn keel, wat is ze ineens groot! Ik moet haar loslaten en ga haar aanwezigheid thuis ook echt missen. Als juf heb ik zo vaak ouders met hun kind verwelkomt in mijn kleuterklas en dacht ik dat de eerste schooldag ‘leuk’ was. Maar als mama vind ik het stiekem helemaal niet zo leuk. Ik weet als juf dat mijn dochter zoveel nieuwe dingen gaat leren en ontwikkelen en dat het goed voor haar is, maar mijn moederhart moet nu toch dat kleine meisje loslaten en ik merk dat me dat onverwacht best emotioneel maakt.
De volgende ochtend maken we samen fruit en broodjes klaar en mag ze naar school. Ik breng haar weg en mag mee de klas in. Meteen komt er een meisje een praatje met haar maken en mijn dochter lijkt op haar gemak. We hebben de afgelopen tijd een aantal boekjes gelezen over naar school gaan, zodat ze weet wat ze kan verwachten. Met een gerust hart laat ik haar achter. En geloof me.. nadat die eerste dag achter de rug is, is het loslaten de tweede dag minder emotioneel 😉
Hoe was het op school?
Eigenlijk is dit best een lastige open vraag, zeker voor jonge kinderen. Help je kind door te vragen naar specifieke details. Wat was er vandaag heel leuk? En wat vond je niet zo leuk? (want ook dat hoort er bij) Wat vond je heel grappig of heel spannend? Naast wie zat je? Welk speelgoed was leuk om mee te spelen? Een leuk boek om de dag met vernieuwende vragen na te praten is ‘Slaapklets voor kleuters‘. Door middel van smileys kunnen kinderen terugkijken op de dag.
Wat moet je kind kunnen voordat hij/zij naar school gaat?
Je kind gaat naar school om nieuwe vaardigheden te leren, er is dus geen checklist waar jouw kind aan ‘moet’ voldoen. Wel dient je kind zindelijk te zijn en zelfstandig naar het toilet te kunnen. Andere handige dingen om te oefenen zijn:
- Zelf de jas aan doen (en de rits dicht maken).
- Zelf schoenen aan en uit doen, de tas op de rug kunnen doen.
- Leren om zelf kleding aan/uit te doen voor de gymles (de juf helpt uiteraard wanneer dit nodig is).
- Meehelpen met het maken van het fruit/brood voor de volgende schooldag. En uitleggen hoe de drinkbeker open/dicht moet. Vooral het dicht maken om lekkende bekers na een schooldag te voorkomen 😉
En dan op naar de ‘grote school‘.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider in het basisonderwijs. Na het afronden van de PABO heeft ze zich gespecialiseerd in gedrag en de Master SEN- gedragsspecialist afgerond. Daarnaast is ze mama van Fayenn (bijna 4) en Mace (9 maanden).