Spelling in groep 5

Als je kind in groep 5 zit, weet hij al wat het verschil is tussen korte en lange klanken en kent hij het verschil tussen woorden met s of z, sch of schr en f of v. Tijdens spelling in groep 5 wordt deze kennis gedeeltelijk herhaald, maar leert je kind ook nieuwe dingen. Zo krijgt je kind in deze groep voor het eerst te maken met woorden uit verschillende categorieën. Wil je weten wat er allemaal aan bod komt tijdens de spellinglessen in groep 5? Hieronder staan de belangrijkste zaken op een rijtje.


Regelwoorden

Woorden die je volgens specifieke spellingregels schrijft, worden regelwoorden genoemd. Als je kind dit soort woorden foutloos wil schrijven, is het belangrijk dat hij de regels kent. Vandaar dat er in groep 5 uitgebreid wordt stilgestaan bij regelwoorden. Je kind krijgt in deze groep onder meer te maken met samenstellingen, zoals ‘zeilboot’ en ‘schaatsbaan’, en verkleinwoorden, zoals ‘tafeltje’ en ‘spinnetje’. Er wordt niet alleen aandacht besteed aan de regels die voor deze woorden gelden, maar je kind oefent in groep 5 ook volop met deze en andere regelwoorden.

Luisterwoorden

Naast regelwoorden komen in groep 5 ook luisterwoorden aan bod. Als je kind wil bepalen wat de juiste schrijfwijze is van een luisterwoord, hoeft hij het woord in principe alleen maar hardop uit te spreken. Het is namelijk een kwestie van luisteren, want luisterwoorden worden geschreven op de manier waarop je ze uitspreekt. Omdat een luisterwoord alleen juist gespeld kan worden als hij goed wordt uitgesproken, wordt er bij spelling in groep 5 veel aandacht besteed aan de uitspraak van woorden. Wanneer je kind weet hoe hij een luisterwoord uitspreekt, weet hij immers ook wat de juiste spelling is.

Weetwoorden

Tot slot komen tijdens de lessen spelling in groep 5 ook weetwoorden aan bod. Voorbeelden van weetwoorden zijn: ‘plein’, ‘auto’, ‘touw’ en ‘tijger’. Aan de hand van de uitspraak en de spellingregels weet je kind niet hoe hij zo’n woord schrijft. Weetwoorden zijn namelijk woorden die je moet leren en onthouden. Vandaar dat er in groep 5 volop aandacht besteed wordt aan het oefenen met deze woorden. Door hier veelvuldig mee te oefenen, weet je kind aan het einde van groep 5 wat de juiste schrijfwijze van een groot aantal weetwoorden is.

Dictee in groep 5

Er wordt regelmatig een dictee afgenomen om de kennis te testen die je kind heeft opgedaan tijdens spelling in groep 5. Daarnaast wordt het dictee ingezet om doelen te stellen voor het leerjaar. Dit gebeurt vaak nadat er een specifieke categorie van regelwoorden, luisterwoorden of weetwoorden aan bod is gekomen. Het dictee in groep 5 staat dan volledig in het teken van woorden waar je kind de afgelopen periode mee in aanraking is gekomen en mee geoefend heeft. Een leerkracht kan in groep 5 verschillende soorten dictees afnemen. Bij een woorddictee schrijf je kind het woord dat de leerkracht noemt over. Het kan ook zijn dat er tijdens spelling in groep 5 een kerndictee afgenomen wordt. Je kind schrijft dan niet slechts één woord op, maar de hele zin die een leerkracht noemt. Soms worden er dictees aan het begin van de week afgenomen om te testen of de kennis (van de vorige weken) is blijven hangen. Zo vindt het zeer regelmatig herhaling plaats. Na het dictee is er vaak de mogelijkheid om nog extra te oefenen met de aangeboden categorie of juist met moeilijkere stof aan de slag te gaan.

Werkwoorden tegenwoordige tijd

Tijdens de lessen spelling in groep 5 krijgt je kind ook te maken met de juiste vorm van het werkwoord. Je kind leert in deze groep vooral of hij werkwoorden in de tegenwoordige tijd met of zonder -t schrijft. Bij de uitspraak van sommige werkwoorden hoort je kind direct of er een -t achter komt (fietst), maar dit is lang niet altijd het geval (vind of vindt). Een manier om het je kind wat makkelijker te maken is dat hij leert het werkwoord te vervangen door het werkwoord ‘lopen’. Als je kind dit werkwoord invult in de zin en hem vervolgens hardop uitspreekt, is het vaak wel hoorbaar of je wel of geen -t aan het eind van het werkwoord schrijft.

Wat komt er verder aan bod in groep 5

  • Hoofdletters en leestekens. Zo leert je kind onder meer wanneer hij een hoofdletter schrijft, wat een vraagteken, uitroepteken, komma en punt is en wanneer hij deze leestekens gebruikt.
  • Woorden waarbij de f in v verandert als je ze langer maakt: brief wordt brieven en druif wordt druiven.
  • Woorden waarbij de s in z verandert als je ze langer maakt: muis wordt muizen en huis wordt huizen.
  • Woorden met -ng of -nk met minimaal twee lettergrepen: ketting en winkel.
  • Samengestelde woorden met twee medeklinkers achter elkaar zoals surfplank.
  • Woorden met sch- of schr- met minimaal twee lettergrepen. Hoor je /sg/ dan schrijf je sch- en hoor je /sr/ of /sgr/ dan schrijf je schr. Voorbeelden: scholen of schriften. We noemen dit ook wel luisterwoorden. 
  • Woorden met gesloten lettergreep zoals: perzik en morgen.
  • Woorden die eindigen op -ig, -ing en -lijk zoals lastig, korting en vrolijk. 
  • Stomme e die klinkt als /u/. Dit is bijvoorbeeld het geval bij woorden als ‘geluk’. Je hoort /guluk/, maar schrijft: geluk.
  • Woorden met on- en ont- zoals ondiep en ontvangen. 
  • Woorden die eindigen op -ig of -lijk: handig en vrolijk.
  • Woorden met een i die klinkt als /ie/. Voorbeeld: je hoort /kiewie/, maar je schrijft kiwi.
  • Verkleinwoorden met -je, -tje, -pje en -etje. Door je, tje, pje of etje achter een woord te plaatsen, maak je het kleiner.
  • Woorden met een open lettergreep: kameel en omelet.
  • Woorden met -elen, -enen, -eren en -em. Dit zijn woorden met minimaal twee lettergrepen. Voorbeelden zijn: handelen en schilderen.
  • Woorden met au/ou of auw/ouw met minimaal twee lettergrepen: kauwen of opvouwen.
  • Woorden met  -eeuw, -ieuw, -uw en -auw, zoals leeuwen en duwen. Als je /eeuw/, /ieuw/ of /uuw/ hoort dan schrijf je één u voor de w.
  • Woorden met -ch of -cht zoals lachen en vrachtwagen.