Taal oefenen in groep 5

Heb je een kind in groep 5? Dan heeft het de basis van het Nederlands inmiddels al aardig onder de knie. In de voorgaande groepen werd er namelijk ook al veelvuldig aandacht besteed aan taal. De kennis die je kind inmiddels heeft opgedaan, wordt tijdens taal in groep 5 weer wat verder uitgebreid. Zo gaat je kind in deze groep onder meer aan de slag met het ontleden van zinnen. Verder neemt werkwoorden vervoegen een belangrijke plaats in en gaat je kind aan de slag met begrijpend lezen. Op deze pagina lees je alles wat je kind in groep 5 leert met betrekking tot taal.


Woordsoorten benoemen: taalkundig ontleden

Vanaf groep 5 komt er ook aandacht op school voor zinsontleding. Het begint allemaal met taalkundig ontleden. Je kind maakte tijdens taal in groep 4 al kennis met een aantal woordsoorten, zoals het werkwoord, lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en voegwoorden. Deze kennis over woordsoorten komt van pas bij het taalkundig ontleden van zinnen. Bij deze vorm van ontleden draait het namelijk om woordsoorten benoemen. Hierbij schrijft je kind ieder woord van de zin toe aan een bepaalde woordsoort. De woorden ‘de’, ‘het’ en ‘een’ zijn bijvoorbeeld lidwoorden, terwijl ‘fietsen’, ‘loopt’ en ‘rende’ tot de woordsoort werkwoorden behoren. Welke begrippen je kind precies leert met betrekking tot taalkundig ontleden, en wanneer, hangt af van de methode die een school volgt.

Zinnen verdelen in zinsdelen: redekundig ontleden

Wie denkt dat het ontleden van zinnen vanaf groep 5 beperkt blijft tot taalkundig ontleden, heeft het mis. Vanaf groep 5 krijgt je kind namelijk ook te maken met redekundig ontleden. Hij benoemt in dat geval niet langer woordsoorten, maar verdeelt zinnen in zinsdelen. In groep 5 leert je kind bijvoorbeeld wat de persoonsvorm en het onderwerp zijn. Er wordt eerst uitgelegd wat deze zinsdelen inhouden, zodat je kind weet hoe het een zin ontleedt. Je kind leert in groep 5 bovendien handige trucjes om de persoonsvorm en het onderwerp van een zin te vinden. Net als voor taalkundig ontleden geldt ook voor redekundig ontleden dat kinderen op de ene school meer redekundige begrippen leren dan op de andere. Dit hangt namelijk van de methode af.

Werkwoorden vervoegen

Je kind komt voortdurend in aanraking met werkwoorden. In groep 5 wordt zijn kennis over deze woorden verder uitgebreid. Zo wordt in deze groep de basis voor werkwoordspelling gelegd. Je kind leert in groep 5 namelijk werkwoorden vervoegen. Bij de meeste methodes voor de basisschool leert je kind tijdens spelling in groep 5 het verschil tussen de tegenwoordige tijd en de verleden tijd. Hierdoor leert je kind bijvoorbeeld of het wel of geen -t achter een werkwoord in de tegenwoordige tijd schrijft en op welke uitgang woorden in de verleden tijd eindigen. Je kind leert in groep 5 dat er een verschil is tussen sterke en zwakke werkwoorden en welke gevolgen voor het vervoegen van werkwoorden dit met zich meebrengt. Zo kan een kind zich steeds beter uitdrukken.

Begrijpend lezen

In groep 4 verschoof het technisch lezen al voorzichtig naar begrijpend lezen en dit zet in dit leerjaar door. De technische vaardigheden die je kind leert met betrekking tot lezen, zorgen ook in groep 5 voor betere begripsvorming. In de teksten die je kind in deze groep leest, staan woorden met een leesmoeilijkheid. Hoe beter je kind de tekst leest, hoe sneller het de tekst begrijpt. Struikelt je kind over een woord dat het niet kan lezen, zoals een leenwoord uit het Engels? Dan begrijpt het soms de hele tekst niet meer. Vandaar dat er in deze groep veel aandacht besteed wordt aan technisch lezen. Dit keert overigens niet alleen tijdens taal in groep 5 terug, maar ook bij taal in de hogere groepen van de basisschool.

Informatie verwerven en beoordelen

Tijdens taal in groep 5 wordt er veel aandacht besteed aan begrijpend lezen, maar er is – net als in de voorgaande groepen – ook nog aandacht voor begrijpend luisteren. Zo leert je kind in deze groep bijvoorbeeld ook om informatie te verwerven uit gesproken taal. Bovendien wordt er van je kind verwacht dat het de informatie uit gesproken taal schriftelijk kan weergeven. Bij taal in groep 5 wordt ook aandacht besteed aan het beoordelen van informatie. Het gaat dan bijvoorbeeld om informatie uit discussies en een informatief of opiniërend gesprek. Je kind leert bovendien om hier met argumenten op te reageren.

Wat komt er verder aan bod in groep 5

  • Uitbreiding woordenschat: je kind kent aan het einde van groep 5 zo’n 5000 actieve en 9000 passieve woorden.
  • Pictogrammen: je kind leert dat pictogrammen plaatjes zijn die iets aangeven, bijvoorbeeld waar de wc is of waar een auto geparkeerd mag worden. Dit is overigens wel afhankelijk van de methode. Het kan ook eerder of later aan bod komen.
  • Trappen van vergelijking: je kind leert dat dit bijvoeglijke naamwoorden zijn die een vergelijking uitdrukken, zoals bij ‘mooi-mooier-mooist’ en ‘groot-groter-grootst’. Er wordt tijdens taal in groep 5 aandacht besteed aan zowel het herkennen als het vormen van trappen van vergelijking. De trappen van vergelijking kunnen ook in een hogere of lagere groep behandeld worden. Dit hangt van de methode af. 
  • Spreekwoorden en gezegden: je kind breidt zijn woordenschat uit met verschillende spreekwoorden en gezegden, zoals ‘de kat uit de boom kijken’. 
  • Presenteren: het geven van een inhoudelijke presentatie over een bepaald onderwerp. Het moment dat hier aandacht aan besteed hangt ook van de methode af die een school volgt.
  • Reflecteren: je kind leert reflecteren op doel, inhoud en structuur van geschreven taal op verschillende niveaus, zoals teksten, zinnen en woorden. 
  • Begripsvorming: je kind leert de betekenis en/of functie van begrippen als trema, synoniem, woordvorm en achtervoegsel.
  • Spelling: je kind leert lange woorden en samenstellingen spellen, de regels van werkwoordspelling worden uitgelegd en er is aandacht voor de betekenis en het gebruik van de komma, puntkomma, dubbele punt, aanhalingstekens en haakjes. Daarnaast maakt je kind gebruik van hulpmiddelen, zoals spellingkaarten en controleschema’s. 

Schrijven: je kind leert verschillende soorten teksten te schrijven, zoals een bijschrift, uitnodiging, poster of slogan.