Nu kinderen tijdens de Coronacrisis opnieuw niet naar school of de sportclub gaan en er geadviseerd wordt om zoveel mogelijk binnen te blijven beweegt je kind veel minder dan voorheen. Terwijl we weten dat bewegen heel belangrijk is voor de ontwikkeling en concentratie van kinderen. In dit blog geeft ik je tips hoe je binnen toch kunt bewegen met je kinderen, ook op een paar vierkante meter.
Bewegen is belangrijk
Door te bewegen leren kinderen nieuwe dingen en kunnen ze tegelijkertijd hun energie kwijt. Beweging is niet alleen belangrijk voor de gezondheid, het helpt kinderen beter te concentreren en stimuleert ook de hersenen. Bovendien geeft het kinderen meer zelfvertrouwen en eigenwaarde. De Gezondheidsraad adviseert voor kinderen om per dag 60 minuten te bewegen. Hieronder vallen ook dagelijkse bewegingsactiviteiten zoals traplopen, boodschappen doen, in de tuin werken of klusjes doen.
Spier en bot versterkende oefeningen voor kinderen
Naast dagelijks een uur bewegen, wordt ook voor kinderen 2x per week een spier of bot versterkende activiteit geadviseerd. Dit wordt vaak vooral door sporten zoals zwemmen, voetbal, turnen of ballet gestimuleerd.
Botversterkende activiteiten zijn erop gericht om kracht, uithoudingsvermogen en de omvang van de spieren te verbeteren. Vaak met behulp van belasting van het eigen lichaamsgewicht. Bijvoorbeeld: springen, traplopen, wandelen, dansen, hardlopen.
Balansoefeningen zijn oefeningen gericht op het verbeteren van de balans terwijl iemand staat of beweegt, zoals op één been staan of een voorwerp van de grond oprapen. Voorbeelden zijn yoga, ballet, TaiChi, of turnen.
Zeker nu je kind in deze Coronacrisis niet naar zijn/haar sportclub kan, waar veel van deze oefeningen aan bod komen, kun je dit soort oefeningen thuis doen. Vraag je kind om een demonstratie te doen van de voetbal warming-up, turnles of balletles en doe zelf ook mee!
Motiveren om te bewegen
‘Kijk eens mama, wat ik kan!’ hoor je jonge kinderen soms 10x roepen als ze van de glijbaan gaan. Ook oudere kinderen genieten er nog steeds van als je geïnteresseerd bent in zijn/haar prestaties of kunstjes. Laat je kind zien dat je belangstelling hebt voor de kunstjes die hij/zij kan en geef veel complimentjes. Dat motiveert! En geef natuurlijk ook zelf het goede voorbeeld. Doe samen een thuis workout of sport oefening. Beweeg dus ook zelf, dan gaat je kind je makkelijker nadoen.
Bewegen en leren
Er zijn veel onderzoeken gedaan over de rol van beweging bij het leren. Uit diverse onderzoeken (o.a. van Richard Bailey) blijkt dat je makkelijker leert en de dingen beter en langer onthoudt als je beweegt tijdens het leren. Eigenlijk heel logisch want kinderen ontdekken de wereld namelijk vooral via hun lichaam. Bij de meeste schoolopdrachten voor rekenen, taal of logisch denken wordt de linkerhersenhelft van kinderen gebruikt. Bij bewegen gebruik je juist de rechterhersenhelft. Door middel van bewegen te combineren met schoolopdrachten maken leg je verbindingen tussen de linker- en de rechterhersenhelft. Je onthoudt het hierdoor makkelijker, beter maar ook langer!
Leuke beweegtips voor de lesstof
Veel lesstof van de basisschool kun je op een creatieve manier omzetten naar een beweegactiviteit. Leerzaam, maar ook vooral heel leuk! Bijvoorbeeld:
Hang rijtjes met woordjes aan een waslijn en laat kinderen met een bal gooien naar het rijtje wat ze lezen.
Oefen de tafels op de trap, iedere traptrede is een tafelsom.
Estafette met vragen: laat aan de ene kant van de kamer de vragen lezen en aan de andere kant van de kamer opschrijven.
Zet bekers, stoelen of lege flessen neer als een parcours. Laat gedurende het parcours op verschillende plekken een schoolopdracht maken.
Springen op de getallenlijn: spring van 13 naar 73 in sprongen van 10. Dus bij elke sprong: 13 – 23 – 33 – 43 etc.
Tafels of sommen oefenen tijdens het overgooien met een bal.Jij gooit de bal naar je kind en geeft een som op. Je kind vangt de bal en moet tijdens het vangen het antwoord geven.
Maak een hinkelbaan en laat je kind naar het juiste antwoord van een som toe hinkelen.
Beweegactiviteiten voor binnen
Behalve de lesstof bewegend te leren, kun je beweging ook inzetten als tussendoortje of energizer. Door tussen 2 verschillende schoolvakken even te bewegen, kun je daarna weer beter focussen.
Mikken: speel basketbal door knuffels te gooien in de wasmand of een kartonnen doos. De één houdt de wasmand vast en de ander gooit. Om het moeilijker te maken kun je de wasmand laten bewegen.
Speurtocht in huis: maak een speurtocht met briefjes waar diverse beweeg opdrachten op staan.
Maak een hindernisbaan door de woonkamer van banken, tafels en andere spullen die in huis staan.
Schatzoeken: verstop in huis een knuffel of ‘geheime schat’ die je kind moet gaan zoeken. Door verschillende ‘hints’ en opdrachten op te lossen.
Ballonnen: met ballonnen kun je heel veel leuke beweeg activiteiten in huis doen. Ballon hooghouden, ballon tennis, overgooien zonder de grond te raken, hooghouden. Of wissel af door met met je voeten of je hoofd een ballon hoog te houden.
De 1 minuut challenge: Bedenk een beweeg challenge voor 1 minuut. Kun jij langer dan 1 minuut op je handen staan? Hoeveel ballonnen kun je in 1 minuut opblazen? Hoeveel kleren kun je in 1 minuut aantrekken?
Dansen: kijk een danstutorial op Youtube. (Just Dance, of Kinderen voor Kinderen hebben veel tutorials).
Gymlessen voor thuis, kijk eens deze videolessen van Gymspiratie.
Dansend je toetsen door
Vanaf 4 januari kun je met Squla dansend je toetsen door. In het vak toetsen op Squla, vindt je kind leuke dansfilmpjes om de concentratie hoog te houden! Zo oefent je kind de lesstof én blijf hij in beweging. Gewoon, vanuit de woon- of slaapkamer!
Geraadpleegde bronnen: Kenniscentrum Sport en Bewegen, https://www.kenniscentrumsportenbewegen.nl/ Alles over sport, https://www.allesoversport.nl/artikel/hoeveel-moet-een-kind-bewegen/ Onderwijs maak je samen, https://www.onderwijsmaakjesamen.nl/actueel/leren-doe-je-met-je-lijf/
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider in het basisonderwijs.
Doubleren na de Coronacrisis? Do or don’t?
Juf Shelby
Ben je bang dat je kind blijft zitten dit schooljaar? Of denk je dat er een leerachterstand is bij je kind na de Coronacrisis? Bij ons op school wordt er momenteel veel gesproken over doubleren. Daarom vertel ik je in dit blog alles over doublures en de afwegingen die scholen maken na de Coronatijd.
Waarom laten scholen kinderen doubleren?
In ieder leerjaar komen bepaalde basisvaardigheden aan bod die kinderen moeten beheersen. Natuurlijk wordt er rekening gehouden met verschillen tussen kinderen. Per leerjaar zijn er een aantal minimumdoelen waarvan je hoopt dat de klas die beheerst om het jaar daarna op verder te bouwen. Dit is vooral als de school werkt met het leerstofjaarklassen systeem (leerlingen zijn dan op leeftijd bij elkaar in een groep ingedeeld).
Sommige kinderen ontwikkelen zich in een ander tempo en hebben wat meer leertijd nodig. Dan is een extra jaar opnieuw aanbieden van de leerstof soms helpend om de vaardigheden eigen te maken. Echter de overweging van een doublure hangt van nog veel meer factoren af.
Afwegingen om te doubleren
De emotionele ontwikkeling: doet het kind jonger voor dan zijn leeftijdsgenootjes en is het speelser, dan is dat vaak een reden dat een kind wellicht wat meer tijd nodig heeft en ook sociaal-emotioneel gezien goed past in een jongere groep.
Geboortedatum: kinderen die in oktober, november of december instromen in groep 1 gaan soms het schooljaar daarop al naar groep 2. Deoude ‘1 oktober regeling‘ geldt op de meeste scholen niet meer; er wordt naar de ontwikkeling van het kind gekeken. Dit kan betekenen dat je kind dus een ‘jonge’ leerling is en na een half schooljaar groep 1 al naar groep 2 gaat.
Zelfvertrouwen: een onzeker kind, of een kind die een moeilijke tijd heeft gehad (bijv. echtscheiding van ouders) kunnen een reden zijn om ondanks grote leerachterstanden toch niet te laten doubleren. Dit kan namelijk nog eens een extra negatief effect hebben op het zelfvertrouwen wat er voor zorgt dat je kind ook niet tot leren komt.
Wisseling van school: bij de instroom van nieuwe leerlingen wordt soms de keuze gemaakt om te doubleren: kinderen hebben nog geen bestaande vriendschappen opgebouwd omdat ze ‘nieuw’ zijn. Instromen op het juiste niveau als er veel leerachterstanden zijn kan dan een goed moment zijn.
Intelligentie: Als er een intelligentie-onderzoek is afgenomen, is er meer bekend over de manier van leren van je kind. Kinderen met een lage IQ score kunnen bijvoorbeeld juist ‘handelend’ heel sterk zijn en later wellicht uitblinken in een praktisch beroep. Deze kinderen komen dan misschien niet tot hoge prestaties bij rekenen en taal, maar hebben hun kwaliteiten op een ander vlak liggen. Ze zullen na het basisonderwijs instromen bij een praktijkschool en je ‘kwelt’ ze eerder met 9 jaar onderwijs i.p.v. 8 jaar. Daarnaast is het leerrendement bij een ‘zeer moeilijk lerend kind’ vaak zo laag, dat de achterstanden na een jaar doubleren niet ingehaald worden. Het heeft dan weinig nut om te doubleren.
Andere diagnoses: is er sprake van een vastgestelde diagnose zoals dyslexie of oogproblemen en heeft dat je kind enorm belemmerd om dingen te leren voordat de officiële diagnose gesteld is? Dan kan dat een reden zijn om het jaar over te doen. Anderzijds is dyslexie niet te ‘genezen’ dus ook niet met een jaar doubleren. Het is logisch dat er bij een dyslectische leerling een leesachterstand is, dus je kijkt dan vooral naar de achterstanden op de andere vakken.
Persoonlijke groei: op het basisonderwijs zitten kinderen die straks uitstromen naar praktijkonderwijs, VMBO, HAVO, VWO of Atheneum allemaal bij elkaar in de klas. Kinderen zullen daarom ook op toetsen verschillend scoren. Belangrijk is om te kijken naar de persoonlijke groei die een kind t.o.v. zichzelf laat zien. Is er sprake van groei? Of stagneert de ontwikkeling?
Wanneer een leerling zwak is in één vak, kan het meestal wel door naar de volgende klas. Eventueel met een aangepast programma of leerlijn voor het betreffende vak. Is een leerling zwak in meerdere vakken, dan kan dit een reden zijn tot zittenblijven. Leerlingen die ‘op hun tenen moeten lopen’ in het schooljaar dat zij blijven zitten, hebben bij herhaling van dat jaar een kleine voorsprong op hun medeleerlingen, wat een positief effect kan hebben op hun zelfvertrouwen. Als zittenblijvers echter daarna weer nieuwe leerstof aangeboden krijgen wordt deze voorsprong weer minder.
In welke groep kun je het beste blijven zitten?
Er wordt in onderwijsland vaak gesproken over welk jaar ‘ideaal’ is om te doubleren. Vaak zijn zwakke lezers in groep 3 net te goed om geheel groep 3 over te doen. Groep 3 begint namelijk weer van voor af aan met woordjes lezen en die basis hebben kinderen vaak wel onder de knie. Het stapje daarna van zinnen lezen en het leren rekenen zit ook in de groep 4 lesstof. Waardoor dat een ‘ideaal’ schooljaar is om te doubleren. Dit geldt ook voor groep 5 wat een basisjaar is met leerstof die je nodig hebt in de bovenbouw.
Ook een verlengd kleuterjaar wordt regelmatig toegepast. In de kleuterklas is soms beter zichtbaar dat een kind sociaal emotioneel nog niet toe is aan het leerproces in groep 3. Redenen voor een verlengd kleuterjaar zijn bijvoorbeeld:
Nog niet toe zijn aan de cognitieve eisen van groep 3.
Een zwakke werkhouding: het kind speelt nog erg graag.
De motorische, emotionele en sociale vaardigheden van het kind zijn nog onvoldoende ‘gerijpt’ (Bouwman, 2016)
Er is sprake van (taal)achterstanden.
Doubleren na groep 6 is zeldzamer. Soms wordt er in de bovenbouw gewerkt met eigen leerlijnen zodat kinderen met aangepaste einddoelen uitstromen naar het voortgezet onderwijs. Daarnaast wordt in de bovenbouw duidelijker welk vervolgonderwijs passend kan zijn. Kinderen die uitstromen naar het VMBO hoeven niet alle doelen van groep 8 behaald te hebben. Dit betekent dat als ze voor een aantal vakken op eind groep 6 niveau zitten ten tijde van groep 8; dit ook al aansluit op het VMBO-BB niveau van het voortgezet onderwijs.
Doubleren na de Coronatijd
Het beleid om te doubleren is op elke school anders. Bij ons op school hebben we als één van de criteria aangehouden dat er vóór de Coronacrisis ook al sprake moest zijn van (leer)problemen die al besproken waren met de IB-er en/of ouders. Normaal gesproken waren gesprekken over doublure rond het tweede rapport met ouders besproken; een achterstand zie je als leerkracht namelijk al langer en niet pas na de Coronacrisis.
Wel kan het zo zijn dat je kind voor de crisis een al een ’twijfelgeval’ was, en dat deze tijd helaas nog een extra negatief effect heeft gehad. Waren de achterstanden t.o.v. de klas al groot en wordt het verschil nu nog groter dan is het misschien beter om dit jaar nog eens te herhalen.
Alleen een achterstand ontstaan door de Coronacrisis wordt door de meeste scholen niet enige indicator gebruikt gelukkig. Kinderen zijn flexibel, na orkaan Katrina hadden de kinderen in Florida ook ruim 7 weken geen onderwijs gehad, maar bleek uit onderzoek van John Hattie dat de kinderen een groot herstelvermogen hadden. Kinderen zijn flexibel en kunnen hun achterstand ook weer inhalen, ook in het leerjaar daarna. Lees ook mijn blog over leerachterstand na de Coronacrisis.
LVS toetsen na de Coronatijd
De Leerlingvolgsysteemtoetsen (LVS toetsen) zoals CITO toetsen worden normaal gesproken in de periode januari en juni afgenomen. Cito heeft scholen geïnformeerd dat de juni toetsen ook in september afgenomen kunnen worden met een aangepaste normering omdat de afnamedatum veranderd is. Toch nemen veel scholen de toetsen in juni af. Kinderen zitten nu weer enkele weken in het onderwijsproces en de toetsen kunnen juist nu een beeld geven van waar de kinderen staan. Een (Cito) toets score alleen is niet de enige indicator om te doubleren maar kan wel het beeld verhelderen. Daarnaast is het een mooie beginmeting waar de kinderen staan voor de leerkracht van het jaar daarna.
Wel of niet doubleren?
Het blijft een moeilijke keuze of het voor een kind beter is om wel of niet te doubleren. Voor jou als ouder, maar ook voor de leerkracht. Er zijn altijd voor- en tegenargumenten. En ook de situatie van het schooljaar speelt mee:
Groepsgrootte van de nieuwe groep of de groep om te doubleren
De klik met de huidige leerkracht. Een positieve relatie tussen leerkracht-leerling is namelijk zeer effectief, vooral voor de kwetsbare leerlingen.
De mogelijkheid van extra ondersteuning
Toch denk ik dat als de twijfel om wel of niet te doubleren zo groot is, je toch de overweging moet maken om door te stromen naar de volgende groep. De leerresultaten van de zittenblijvers zijn volgens Pameijer (2018) over het algemeen in het zittenblijfjaar wel beter dan die van hun jongere klasgenoten. Deze voorsprong wordt echter kleiner als ze ouder worden.
Hoe bespreek je het met je kind?
Leerlingen ervaren zittenblijven vaak als negatief en het tast hun zelfbeeld aan. ‘Ik kan niet zo goed leren als de leerlingen die overgaan’. Zeg dus nooit tegen je kind dat als hij niet goed zijn best doet; hij misschien blijft zitten. Want als je kind echt moet blijven zitten; zal het voelen dat hij/zij faalt. Als je ziet dat je kind en de school hun best doen, heeft het geen enkele zin om je kind sancties op te leggen of op andere manieren onder druk te zetten. Het kind heeft de steun van thuis juist hard nodig. Juist als het naar eigen gevoel gefaald heeft op school. Bespreek met je kind op een positieve manier dat doubleren helemaal niet erg is.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en Intern Begeleider groep 5-8 in het basisonderwijs.
Geraadpleegde bronnen: – Bouwman, A. (2016). Kleuterverlenging: zinvol of niet https://www.cps.nl/blog/2016/04/12/Kleuterverlenging-zinvol-of-niet, geraadpleegd op: 22-6-2020 – Pameijer, N, (2018) Doubleren of doorstromen: wat is zinvol in het primair onderwijs?, https://wij-leren.nl/doubleren-doorstromen-zittenblijven-voordelen-nadelen.php, geraadpleegd op 22-6-2020 – Vos – van der Hoeven, T. (2012), Ik moet je iets vertellen, https://www.opvoedadvies.nl/slechtnieuws.htm geraadpleegd op: 22-6-2020
Na de Coronacrisis: een leerachterstand of niet?
Juf Shelby
Na wekenlang thuisonderwijs in de Coronacrisis gaat je kind sinds kort weer naar school. Maar heeft je kind nu een leerachterstand opgelopen of niet? In dit blog vertel ik je alles over leerachterstanden en hoe mijn visie als leerkracht hierover is. Kunnen we eigenlijk wel spreken van een leerachterstand in deze unieke situatie?
Wat is een leerachterstand?
Een leerachterstand is een achterstand op een bepaald leergebied (bijv. lezen, spelling, rekenen) die een kind heeft ten opzichte van ‘de gemiddelde leerling’ met dezelfde leeftijd en hetzelfde genoten onderwijs. Een leerachterstand wordt bepaald aan een ‘normgroep van het gemiddelde’.
De norm in onderwijs is bijvoorbeeld de leerstof die voor het einde van het schooljaar beheerst moet worden. Het lesprogramma is zo opgesteld dat een gemiddeld kind bijvoorbeeld aan het einde van groep 3 AVI niveau E3 kan lezen. Wanneer je kind meer kan spreek je over een voorsprong en wanneer dit nog niet lukt een achterstand. Vergeet niet dat ALLE kinderen deze Coronacrisis hebben meegemaakt, dus kunnen we ze eigenlijk niet helemaal vergelijken met het normale ‘gemiddelde’, toch?
Wel of geen leerachterstand na de Coronacrisis?
Ondanks alle inspanningen van leerkrachten in de afgelopen tijd, is het afstandsonderwijs uiteraard anders geweest dan wanneer de scholen gewoon open waren. Het lesaanbod is aangepast, de instructies waren ‘anders’ bijvoorbeeld digitaal. Ook hebben niet alle kinderen aan het thuisonderwijs deel kunnen nemen. De Onderwijsraad (2020) schrijft in een briefadvies dat het aannemelijk is dat (bepaalde groepen) kinderen een leerachterstand kunnen oplopen door de Coronacrisis. De geplande leerstof is in de afgelopen periode niet geheel optimaal behandeld en eerder opgedane kennis kan weggezakt zijn. Maar ook zijn er kinderen die juist profiteren van grotere zelfstandigheid en vrijheid in deze crisis en hierdoor zich juist beter ontwikkelen. Het is dus per kind verschillend. Voor iedereen is de leercurve anders geweest. Maar dit betekent niet dat kinderen niets geleerd hebben. Ze hebben ook juist veel andere vaardigheden geleerd.
Leren plannen
Leren omgaan met huiswerk
Zelfstandig werken
Digitaal werken
Kinderen zijn flexibel
Na Orkaan Katrina waren er kinderen die 3 tot 7 weken geen onderwijs hadden gehad, ook niet op afstand. John Hattie heeft een artikel geschreven waarin hij benadrukt dat vanuit eerdere crisissituaties duidelijk wordt dat kinderen een groot herstelvermogen hebben. Na verloop van tijd bleek hun achterstand minimaal en kinderen herstelden verrassend snel. Wel bleek uit zijn artikel dat kinderen die vóór een crisis al problemen hadden, na afloop meer symptomen lieten zien van stress, woede, angst, depressie en eenzaamheid.
Kortom kinderen zijn flexibel, laten we dan ook nu in de opstart flexibel zijn! Het is nog geen zomervakantie en er zijn nog een aantal schoolweken te gaan. Het is uiteraard wel zo dat er kinderen en gezinnen zijn voor wie deze situatie ronduit rampzalig is geweest zij hebben natuurlijk wel extra aandacht nodig.
Doel van ons onderwijs
School is niet alleen leren rekenen en lezen. Het is zoveel meer wat je leert voor je plekje in de samenleving. Je kunt de basisschool als oefenplaats zien voor het functioneren in de samenleving. Het ontwikkelen van jezelf als individu.
Leren ontdekken wie je bent, waar je voor staat en waar je naartoe wilt in het leven.
Samenwerken, functioneren in een maatschappij met anderen.
Zelfstandigheid, eigen verantwoordelijkheid nemen.
Creatieve ontwikkeling en expressie.
Een achterstand heeft ook alles te maken met wat je als visie op onderwijs hebt. Is je insteek: ‘zo hoog mogelijk scoren op toetsen en daarmee een zo hoog mogelijke vervolgopleiding kunnen doen? Of is je visie op onderwijs breder?
Leren is je weg vinden en je aanpassen in nieuwe (en uitzonderlijke) situaties, en dat is iets wat kinderen nu zeker geleerd hebben!
In de afgelopen periode zijn we ons misschien wel bewuster geworden van ‘wat er werkelijk toe doet’. We vragen naar elkaars gezondheid en wensen elkaar het beste toe. We proberen goed voor onszelf en voor elkaar te zorgen. ‘Blijf gezond‘ en ‘We zijn er voor elkaar‘. En ook worden we ons bewust van onze invloed op het milieu. Veel gesprekken gaan nu over het feit dat deze tijd waarschijnlijk erg goed is voor onze planeet en onze bewustwording.
Deze ‘reset’, is misschien wel precies wat we nodig hadden om in te zien dat we niet op alle vlakken goed bezig waren met elkaar en dat we kennelijk best met minder reizen en consumeren kunnen leven. Is dat ook niet een hele wijze levensles die we onze kinderen nu mee geven? Misschien stond het rekenen en lezen nu op een lager pitje, maar er is zoveel meer geleerd over het leven!
Wat doen leerkrachten nu de scholen weer open zijn?
Veel scholen hebben de eerste weken gebruikt om de kinderen eerst weer te laten wennen op school en aan elkaar. Er zijn gesprekjes gevoerd over hoe de afgelopen tijd ervaren is door de kinderen. Er is op veel scholen aandacht besteed aan de sfeer in de groep en het weer omgaan met elkaar. In 50% van de tijd zijn zoveel mogelijk instructies gegeven of herhaald.
Bij ons op school is hierbij ook een deel van de lesstof van het thuisonderwijs nog eens herhaald. Dit geeft de leerkrachten een beeld wat er wel/niet is begrepen en is een startpunt om verder te gaan. Wij hebben bewust niet gekozen om meteen de eerste weken te gaan toetsen. Eerst weer wennen en een beginsituatie krijgen. Gelukkig gaan de scholen binnenkort weer volledig open waardoor ook het lesprogramma op school weer langer wordt.
Toetsen als beginsituatie
Vanuit het Cito hebben de meeste scholen een adviesbrief ontvangen over het afnemen van de CITO LVS (leerlingvolgsysteem) toetsen. Daarin worden twee opties gegeven. De LVS toetsen op de geplande tijd aan het einde van het schooljaar afnemen of de toetsen na de zomervakantie in september afnemen. Voor de september afname wordt een aangepaste normering toegepast omdat de afname dan later valt dan de gebruikelijke periode waarmee met de normgroep vergeleken wordt.
Beide toetsmomenten hebben voor- en nadelen. Door in juni te toetsen kun je nu al zien waar de kinderen staan, na deze weken van thuiswerken en de afgelopen weken van gedeeltelijk naar school. In september hebben de kinderen weer 6 weken zomervakantie gehad waarna soms ook een ‘dip’ in de ontwikkeling komt. Dit maakt dat veel scholen toch de toetsen in juni afnemen.
Naar mijn idee moeten we toetsen gebruiken waar het voor bedoeld is; het niveau en de beginsituatie onafhankelijk toetsen. Laten we ons niet focussen op eindscores, maar focussen op de ontwikkeling van een kind! Welke persoonlijke groei is er in de toets zichtbaar? Zodat je voordat het nieuwe schooljaar start weet waar de kinderen staan.
Maak je dus niet te druk over een leerachterstand. Kinderen zijn flexibel! Geef ze de tijd om dingen weer op te pakken. Daarnaast hebben ze een hele bijzondere leerzame levenservaring meegemaakt in deze Coronatijd, eentje die de geschiedenisboeken in gaat.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht basisonderwijs en Intern begeleider van groep 5-8.
Geraadpleegde bronnen: De Ronde-Davidse, N. (2020) www.driestar-educatief.nl/advies-en-begeleiding/actueel/blogs/kansen-in-coronatijd-van-onderwijsachterstanden-na Onderwijsraad (2020), Geraadpleegd op 27-05-2020, file:///C:/Users/Vos/Downloads/Advies+Ondervangen+gevolgen+Coronacrisis+voor+het+onderwijs%20(2).pdf Boonstra, C., (2020) Geraadpleegd op 27-05-2020, https://operation.education/corona-onderwijs-drama-of-kans-leerachterstand/
De scholen gaan weer open! De meest gestelde vragen (FAQ)
Juf Shelby
Vanaf 11 mei gaan de scholen op een aangepaste manier open. Je kind krijgt straks de helft van de tijd les op school in kleinere groepen. Welke gevolgen heeft dit voor jouw kind en voor jou als ouder? In dit blog beantwoordt juf Shelby de meest gestelde vragen.
Scholen hebben diverse voorbeeldprotocollen voor de inrichting van het onderwijs ontvangen, maar mogen zelf een keuze maken hoe ze dit gaan vormgeven passend bij de schoolorganisatie. Wel moet de keuze voorgelegd worden aan de MR (Medezeggenschapsraad). Dit betekent dat de organisatie van het onderwijs per school kan verschillen. De meest voorkomende varianten zijn:
– Het hele dagen model: maandag groep A en dinsdag groep B etc. De kinderen gaan dus om de dag naar school. Om zo min mogelijk wisseling van leerlingen en ouders te creëren en de aansluiting op de BSO te hebben. – Het halve dagen model: ’s morgens groep A en ’s middags groep B. Hierbij komen alle kinderen iedere dag een korte periode naar school. Er is dus dagelijks aansturing en instructie vanuit school.
Beide hebben voor- en nadelen en het verschilt natuurlijk ook enorm per type onderwijs, personeelsbezetting, beschikbare ruimtes en afspraken die per school of stichting gemaakt worden. Op deze modellen zijn zelfs ook nog variaties mogelijk.
Voor alsnog is de verwachting dat deze maatregelen wellicht voor een aantal weken zijn en bestaat de kans dat de scholen daarna weer volledige lesprogramma’s draaien.
Het is ook wel weer spannend om je kind naar school te laten gaan na al die weken ‘veilig’ thuis. Thuis heb je zelf invloed op het naleven van de maatregelen en hygiëne en het is dus echt weer even ‘loslaten’ als je je kind naar school stuurt.
Wellicht stellen de hygiëne afspraken die op jouw school gemaakt zijn, je al wat gerust. Ook zelf kun je met bepaalde dingen rekening houden om onnodig lichamelijk contact met de leerkracht of klasgenootjes te vermijden:
– Geef een beker/pakje drinken mee die je kind zelf open kan maken. – Zorg dat het tussendoortje/fruit voorgesneden en kant en klaar op te eten is. – Was thuis al de handen voordat je kind naar school gaat en ook als hij/zij weer thuis komt. – Zorg voor makkelijk zittende kleding die je kind zelf aan/uit kan doen (makkelijke knoop, schoenen met klittenband, geen jas aan als het mooi weer is). – Zorg dat je kind thuis voordat hij/zij naar school gaat al naar de toilet is geweest en niet onnodig meteen op school hoeft te gaan.
Voorbeelden van afspraken zijn:
– Desinfecterende handgel en/of zeep om handen te wassen in de klaslokalen – Pauzes alleen met de eigen groep. – Extra schoonmaak van bijv. deurklinken, toiletten. – Extra schoonmaakmiddelen zoals oppervlaktesprays om tafeltjes of veel gebruikt speelmateriaal schoon te maken.
De richtlijn van het RIVM is het uitgangspunt en is aangepast voor het onderwijs:
– Tussen leerlingen hoeft geen 1,5 meter afstand bewaard te worden. – Tussen onderwijspersoneel en leerlingen moet zoveel mogelijk 1,5 meter afstand bewaard worden. – Personeelsleden onderling moeten 1,5 meter afstand bewaren. – Scholen melden zich bij de GGD indien ze meer dan één ziektegeval (Corona) hebben.
Kinderen en onderwijspersoneel die tot de risicogroep behoren of waarvan gezinsleden tot de risicogroep behoren kunnen thuisblijven. Het is wel fijn om dit te bespreken met de schoolleiding. Maak je je zorgen; ga in gesprek met de school.
De indeling van de groepen is afhankelijk van verschillende factoren. Waar voorheen een groepsindeling afgewogen werd met factoren zoals zorgleerlingen met leer-/gedragsproblemen, vriendjes/vriendinnetjes, wordt nu in de eerste plaats rekening gehouden met bijvoorbeeld:
– Kinderen die gebruik maken van noodopvang/BSO op dezelfde dag/tijd in delen. – Bij voorkeur kinderen uit hetzelfde gezin op hetzelfde dagdeel. – De samenstelling van de huidige groep: bij combinatiegroepen is het bijvoorbeeld handig om te splitsen op jaargroep. Dus groep 5/6 splitsen in groep 5 en 6.
Alle leerlingen van de school worden verdeeld in twee subgroepen (cohorten) en de samenstelling van die groepen wijzigt niet. De leerlingen kunnen dus niet wisselen van groep A naar groep B. Scholen streven ernaar om kinderen uit één gezin zoveel mogelijk op hetzelfde moment te plaatsen, maar met zoveel leerlingen en bovengenoemde criteria is dit helaas niet altijd mogelijk. Indien je een cruciaal beroep hebt, kun je wel aanspraak doen op noodopvang.
De kinderen gaan 50% van de onderwijstijd naar school, dit betekent dat ze nog steeds ook 50% van de lestijd thuis zijn. Scholen beslissen zelf hoe ze die andere 50% vormgeven.
Veel scholen zullen ervoor kiezen om gedurende de lestijd uitleg te geven en vervolgens verwerking van deze lesstof voor thuis mee te geven. Of bijvoorbeeld een paar sommen op school maken en de rest thuis afmaken. Hierdoor zal je kind waarschijnlijk thuis meer zelfstandig werken aan hetgeen op school uitgelegd is. De instructies vinden dus grotendeels op school plaats.
Ondanks dat de kinderen weer naar school gaan, is het schoolgebouw en het schoolplein nog niet toegankelijk voor ouders. Veel oudergesprekken worden (nog) niet gevoerd. Wel kun je natuurlijk via e-mail, telefonisch of wellicht via videobellen een afspraak proberen te maken bij de leerkracht. Maar wees je ook bewust dat de leerkracht ook even tijd nodig heeft om de groep weer op te starten, te laten wennen en te kijken hoe de leerdoelen weer opgepakt moeten worden.
De hoofdvakken taal en rekenen zijn natuurlijk belangrijk en de leerkrachten zullen zeker bewuste keuzes maken in het lesaanbod. Er moet ook geobserveerd worden welke kinderen extra uitleg nodig hebben en waar er precies met de lesstof verder gegaan wordt. Dit heeft tijd nodig. Een voordeel van de kleinere klassen is wél dat dit ‘makkelijker’ te observeren is voor de leerkracht dan in een grote groep.
Er is naast de hoofdvakken zoals rekenen en taal ook aandacht voor sociale emotionele ontwikkeling na deze periode die ook op kinderen indruk gemaakt heeft. De sfeer in de klas, praten over hoe je je voelt en weer wennen aan de groep hoort net als aan het begin van een schooljaar er bij.
Er wordt van de scholen verwacht dat ze tijdens schooltijd opvang bieden aan kinderen van ouders in cruciale beroepen. Deze kinderen moeten dus de hele dag opgevangen worden school.
De rijksoverheid schrijft het volgende: Voor wat betreft de noodopvang na 11 mei voor kinderen van ouders in cruciale beroepen en kwetsbare kinderen geldt dat deze doorloopt. Dit betekent dat scholen gedurende schooltijd verantwoordelijk zijn voor de opvang van kinderen van vier jaar en ouder die tot deze groepen behoren voor de dagen dat zij niet naar school kunnen. Voor en na school kunnen deze kinderen net zoals nu bij de kinderopvang terecht. Gemeenten blijven verantwoordelijk voor het realiseren van noodopvang in avond, nacht en weekend.
Hoe om te gaan met leerlingen met leerachterstanden is een vraag die veel ouders en leerkrachten bezig houdt en die nu nog niet te beantwoorden is. De komende tijd zal het voor veel leerkrachten uitzoeken zijn hoe de leerlingen de lesstof weer oppakken, of er achterstanden zijn en welke keuze passend is voor de ontwikkeling van je kind. Voordeel is wel dat ‘alle’ kinderen een periode van thuisonderwijs hebben gehad. Kinderen zijn flexibel en er zijn nog een aantal maanden tot het zomervakantie is.
De protocollen adviseren diverse aanpassingen zoals:
– Ouders/verzorgers komen niet op het schoolplein of in de school. – Leerlingen worden door maximaal één volwassene opgehaald. – Scholen zorgen ervoor dat er gespreide breng- en haal momenten worden ingesteld indien niet elk lokaal eigen ingang van buiten naar binnen heeft.
Maar ook als ouder kun je extra contact met volwassenen beperken door:
– Je kind (bijv. vanaf groep 5) zelfstandig naar school te laten gaan. – Niet te vroeg, maar pas vlak voor aanvang van de les naar school gaan. – Je kind fietsend of lopend naar school laten gaan, en indien met de auto: kiss-and-ride principe toepassen. Na schooltijd direct naar huis, dus niet napraten bij het ophalen bij het schoolplein.
De PO-raad heeft een poster gemaakt met voorzorgsmaatregelen. waarop o.a. vermeld staat om thuis te blijven bij neusverkoudheid, loopneus, niezen, keelpijn, lichte hoest, verhoging en koorts. En ook als een gezinslid verkouden is en koorts heeft. Na 24 uur klachtenvrij te zijn geweest kan je kind weer naar school.
Er zijn diverse advies protocollen opgesteld. De PO-raad heeft een protocol regulier onderwijs opgesteld. Maar ook op de website van de Rijksoverheid worden ook veel vragen beantwoord over het basisonderwijs.
Tot slot: we gaan ervoor!
Het is een uitzonderlijke situatie geweest. Wat heb ik als leerkracht bewondering voor alle ouders die het thuisonderwijs hebben ondersteund. Ook de komende periode vraagt nog steeds veel van jullie. Maak je niet te veel zorgen om leerachterstanden; het schooljaar is nog niet voorbij en met elkaar gaan we ervoor!
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider in het basisonderwijs.
‘Maar wij leerden het vroeger zo…‘ Waarom leert je kind het nu anders?
Juf Shelby
Als je jouw kind helpt met zijn/haar schoolwerk zal je opgevallen zijn dat de lesmethodes en rekenmanieren heel anders zijn dan jij vroeger geleerd hebt. Wat zijn grote verschillen en waarom wordt de staartdeling nu ineens anders aangeleerd? In dit blog bespreek ik een aantal grote veranderingen. Die wellicht bij jou thuis ook de discussie ‘ja, maar maar wij leerden het vroeger anders…‘ teweeg heeft gebracht. Want de juf zei dat het zo moest! Verwarrend toch?
Realistisch rekenen in plaats van uit het hoofd stampen
Er is in de afgelopen 15 jaar veel veranderd in het rekenonderwijs. Waar voorheen kinderen met vooral rijtjes sommen leerden rekenen (niet denken maar doen), ligt nu meer de nadruk op het zogenaamde realistisch rekenen (nadenken wat je doet). Realistisch rekenen is bijvoorbeeld een som die in een verhaaltje verwerkt zit. Later in het dagelijks leven krijgt je kind namelijk ook te maken met verhaaltjessommen zoals ‘Hoeveel m² tegels heb ik nodig voor mijn terras?’.
Dit is ook bij de tafels het geval. Natuurlijk moeten kinderen nog steeds het ‘rijtje’ tafels vlot op kunnen zeggen. Maar ook begrijpen wat een tafelsom is, wordt tegenwoordig in de rekenboeken expliciet aan bod gebracht met tekeningetjes en verhaaltjes. Door deze manier van werken leren kinderen rekenbegrip.
Er is echter ook kritiek op het realistisch rekenen, waarbij gesuggereerd wordt dat rekenen hierdoor meer ’taal’ bevat. En dat ‘zwakke rekenaars’ soms in de war raken door de meerdere oplossingsstrategieën voor één soort opgave. Echter voor de ‘betere rekenaars’ lijkt het realistisch rekenen juist heel fijn. Hierdoor kunnen kinderen meer inzicht en creativiteit inzetten bij het oplossen van een som. Kortom er zijn voor- en nadelen waardoor het realistisch rekenen ook regelmatig bekritiseerd wordt.
Verschillende oplossingen: do or don’t?
Misschien komt de rekenmanier die in het lesboek van je kind staat veel omslachtiger over dan hoe jij het vroeger geleerd hebt. Toch zorgen soms uitgebreidere oplossingsstrategieën ervoor dat er meer ‘begrip’ komt bij een som. Of blijkt er uit onderzoek dat met een bepaalde uitleg een som door de meeste kinderen sneller begrepen wordt of beter onthouden wordt. Er zijn vaak jaren onderzoek aan vooraf gegaan voordat een lesmethode uitgebracht wordt.
Vaak zie je dat in de klas eerst de ene manier wordt aangeleerd, blijkt dit niet te werken, kan overgeschakeld worden op een andere manier. Het is voor je kind het prettigste om ook thuis de manier te gebruiken die in eerste instantie in de klas aangeleerd wordt.
Zwakke rekenaars: 1 rekenmanier
Maar wat als je kind het toch niet snapt? Soms is het goed om een andere rekenmanier aan te leren. Toch moet je hiermee voorzichtig zijn. Vooral zwakke rekenaars raken enorm in de war als ze ineens een andere manier leren en maken juist meer fouten omdat ze al die verschillende rekenmanieren op de verkeerde som toepassen. Zwakke rekenaars moeten eigenlijk maar één oplossingsmanier aangeleerd krijgen en vervolgens deze heel vaak oefenen.
Bussommen
In de rekenboeken van groep 3 zul je zien dat het rekenen realistischer gemaakt wordt. Een veelvoorkomende som zijn de bussommen. De bus is een hulpmiddel voor sommen tot en met twintig. Het is een situatie waar sprake is van ‘erbij’ en ‘eraf’.
Er zitten 2 mensen in de bus, bij de halte stapt een meneer erbij in de bus, hoeveel mensen zitten er nu in de bus?
Hier wordt ook gebruik gemaakt van de woorden ‘erbij’ en ‘eraf’, in plaats van ‘plus’ en ‘min’. Als ouder vind je het wellicht vreemd: ‘Hoezo erbij? Dat noem je toch gewoon plus?’ . Toch kan andere benaming gebruiken bij dit soort sommen juist verwarrend zijn voor je kind, zeker als hij/zij rekenen moeilijk vindt.
De staartdeling of herhaald aftrekken?
De grote deelsommen kunnen op verschillende manieren uitgerekend worden. De ‘ouderwetse’ klassieke staartdeling wordt nog steeds op veel scholen aangeboden, maar veel rekenmethodes bieden dit op een andere manier aan. Namelijk door herhaald aftrekken, ook wel de hapmethode genoemd.
De hapmethode
De hapmethode legt uit dat je delen kunt zien als herhaald aftrekken. Je gaat van het getal telkens hapjes afhappen tot je bij nul (of later nul met rest) eindigt. Ondanks de vele stappen en de soms ellenlange lijst aan herhaald aftrekken zien ze precies welke hapjes er worden afgehaald. Bij het toepassen van de hapmethode is het wel noodzakelijk dat je kind de tafels oefent en dan vooral de tafels 1, 2, 5 en 10. Toch wordt de hapmethode ook regelmatig bekritiseerd.
De stappen zijn onhandig en omslachtig.
Door zoveel verschillende stappen raken zwakke rekenaars in de war.
Er lijkt een groter kans op het maken van rekenfouten.
De staartdeling
De klassieke staartdeling is gebaseerd op het feit dat je delen kunt zien als het omgekeerde van vermenigvuldigen. 8 : 4 = 2 omdat 2 x 4 = 8. De welbekende lange som tussen de schuine strepen 24/1248\
De staartdeling heeft echter ook nadelen, zoals:
Zwakke rekenaars vinden de stappen lastig.
Voor delingen met kommagetallen gelden aanvullende regels, die verwarrend zijn.
Als het antwoord een ‘0’ bevat, wordt deze nogal eens vergeten waardoor het antwoord soms 10x of 100x te klein is.
Er zijn weinig wetenschappelijke onderzoeken die antwoord geven op welke manier beter is, dus beide manieren blijven een punt van discussie. Het zal ook per kind verschillen welke manier beter begrepen wordt. Wat wel uit onderzoek blijkt is dat het opschrijven van tussen antwoorden op een kladblaadje een positief effect heeft op de rekenresultaten. Een kladblaadje gebruiken blijft dus heel belangrijk! Helaas heeft het vaak een imago dat het beter en sneller is om iets uit je hoofd te rekenen. Maar dit kost toch onnodige foutjes.
Tafels met strategieën
Tafels werden vroeger vooral als rijtjes aangeleerd om uit het hoofd te stampen. Hoewel dit nog steeds nodig is om vlot de tafels te kunnen benoemen wordt er ook steeds meer gewerkt aan begrip. En dat als je een antwoord niet weet, je verschillende strategieën kunt inzetten om tot een antwoord te komen. Daarom zie je tegenwoordig veel sommen die deze strategieën aanleren in het rekenboek. Ook staan er vaak plaatjes van kinderen met denkwolkjes bij die uitleggen op welke manier er gerekend is.
Herhaald optellen
Tafels zijn eigenlijk een verkorte vorm van herhaald optellen. De som 3 x 2 = zou je kunnen zien als 2 + 2 + 2 = 6. Daarom worden in in de rekenmethodes van groep 4 veel sommen al op deze manier aangeboden.
Omkeersommen
Doordat je tafelsommen kunt omkeren, kent je kind al een aantal sommen van de andere tafels. De omkeerstrategie maakt een soms zoals 4 x 8 ‘makkelijker’ door om te keren naar 8 x 4. De tafel van 4 kennen de kinderen vaak al eerder dan de tafel van 8. Zo kun je veel sommen al oplossen door kennis van een eerdere tafel.
Doordat je 9 x 2 kent, ken je 2 x 9 ook. Doordat je 7 x 2 kent, ken je 2 x 7 ook.
De omkeerstrategie is dus een heel handige strategie. En de omkeersommen worden daarom in veel rekenboeken geoefend.
Verdubbelen en halveren
4 x 8 = 32 dus 8 x 8 = het dubbele van 32, 64 dus! Dit kan natuurlijk ook andersom: 5 x 8 =… (10 x 8 = 80 dus de helft van 80 is 40, dus 5 x 8 = 40)
Taalonderwijs vroeger en nu
Het taalonderwijs wordt de laatste 15 jaar meer gekenmerkt met meer aandacht op spreken en schrijven en is dan ook meer gericht op de uiting van de eigen mening en de uiting van de eigen beleving van je kind. Daarom zul je in het taalboek nu ook meer opdrachten zien die hier op doorvragen.
Aardrijkskunde
Ook bij Aardrijkskunde is in de afgelopen jaren wat veranderd. Er wordt meer aandacht besteed aan achtergrondinformatie van steden, omdat plaatsnamen met een context (bijvoorbeeld een verhaal over wat er kenmerkend voor Parijs is) ervoor zorgt dat het beter onthouden wordt.
Maar de juf zegt…
‘Ja maar, de juf zegt dat het zo moet...’ Tja, dat zorgt nog wel eens voor een discussie thuis. Zeker als je momenteel thuisonderwijs geeft zal het zoeken zijn naar de manier van uitleggen. Toch staat in de meeste methodes van taal of rekenen een voorbeeld bij een opdracht. Door aan dat voorbeeld vast te houden, weet je dat je in principe aansluit bij de manier van school.
Als ik zelf wel eens inval als juf in een klas hoor ik ook regelmatig ‘Onze juf doet dat anders..‘ Klopt, ik ben niet jouw eigen juf, en daarom doe ik ook dingen anders, maar ik ga het je toch proberen uit te leggen. Daarom heb ik momenteel enorm veel respect voor alle ouders thuis die hun kinderen helpen bij het thuisonderwijs. Iedereen worstelt hiermee, maar meer als je best kun je niet doen.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider groep 5-8 in het basisonderwijs. Maar tijdens de Coronacrisis ook een thuiswerkende mama/juf.
Geraadpleegde bronnen: Ros, B., (2009) Staartdelen of happen, Didaktief, nr. 1-2, p. 4-8
Hoe leg je het Coronavirus uit aan kinderen?
Juf Shelby
Het Coronavirus houdt ons allemaal bezig. We praten er iedere dag over. Maar ook in het hoofdje van jouw kind gaan veel vragen, zorgen en onduidelijkheden om. In dit blog lees je hoe je uitleg kunt geven en kunt relativeren door met je kind over het Coronavirus te praten. En leg ik je 2 leuke proefjes uit om de verspreiding van ziekteverwekkers zichtbaar te maken voor kinderen.
Luisteren en vragen stellen
Probeer na te gaan wat je kind al weet over het Coronavirus door open vragen te stellen. Kinderen lezen veel op social media of hebben ook dingen gehoord via leeftijdsgenootjes die niet altijd ‘kloppend’ zijn. Daarnaast kunnen kinderen ook niet goed beoordelen of iets ‘fake nieuws’ is. Vraag bijvoorbeeld:
Wat heb je van andere kinderen gehoord?
Wat heb je via school gehoord?
Wat heb je erover gelezen?
Ieder kind gaat hier op zijn eigen manier mee om, probeer actief te luisteren en geef aan dat je altijd open staat voor vragen, ongeacht hoeveel vragen hij/zij heeft. Vaak hebben kinderen hele praktische vragen zoals: mag ik naar mijn vriendje/vriendinnetje toe? Kan papa of mama ziek worden? Jonge kinderen maken zich in eerste instantie vooral zorgen om hun eigen gezondheid of die van papa of mama.
Geen één vraag is gek en probeer een eerlijk antwoord te geven. Ook is het heel logisch dat je kind ook vooral geruststelling nodig heeft. Sommige nieuwsberichten en beelden kunnen best beangstigend zijn. Door duidelijkheid te geven over wat het virus precies is, kan dit geruststelling geven bij je kind.
Het Coronavirus in kindertaal
Vooral voor jonge kinderen is het virus nog moeilijk te begrijpen. Ze hebben er hoe dan ook in de afgelopen weken veel over gehoord. En toch is er een grote kans dat er nog veel onbekend is voor je kind. Door er samen over te praten komen die vragen en onduidelijkheden vanzelf naar voren. Jij bent als ouder een ‘veilige haven’ in deze onrustige tijd. Door zelf over het virus te vertellen geef je duidelijkheid en dus geruststelling aan je kind. Vertaalt in kindertaal is het virus bijvoorbeeld als volgt uit te leggen:
Iedereen is wel eens verkouden of krijgt wel eens de griep. Dat komt door een virus. Een virus is een klein onzichtbaar iets wat tussen mensen reist. Sommige virussen zijn goed en doen mensen geen kwaad, andere virussen zijn slecht en maken mensen ziek. Griep is ook zo’n virus waar mensen ziek van worden. Maar waar ook veel mensen vanzelf weer beter van worden. (Weet je nog dat je zelf griep had?) Het Coronavirus is ook een griepvirus. Het is eigenlijk gewoon een nieuwe soort griep. Kinderen kunnen het Coronavirus wel krijgen, maar worden er meestal niet heel ziek van. Je krijgt bijvoorbeeld koorts en gaat hoesten en vaak gaat het vanzelf weer over.
Heel veel mensen praten nu over het Coronavirus omdat het een nieuw virus is. Het nieuwe Coronavirus kan voor sommige mensen wel gevaarlijk zijn. Vooral voor oudere mensen en mensen die al wat zieker zijn. Die mensen moeten dus extra voorzichtig zijn dat ze het virus niet krijgen.
Voor gewone griepvirussen die we al wel kennen hebben onderzoekers een vaccin gemaakt waardoor oudere of zieke mensen geen griepvirus meer kunnen krijgen. (net als dat jij wel eens prikjes hebt gehad om niet ziek te worden, dat was ook een vaccin voor een ziekte) Maar omdat het Coronavirus een nieuw virus is, is er nu nog geen vaccin voor. De onderzoekers zijn natuurlijk wel heel druk bezig om een vaccin en medicijnen voor het Coronavirus te maken. Doktoren kunnen in het ziekenhuis nog wel andere dingen doen om te helpen.
Een groot probleem van een virus is dat het van je lichaam naar het lichaam van iemand anders reist zonder dat je dat ziet of merkt. Via je handen, of door te niezen of te hoesten kun je het virus aan iemand anders doorgeven. Daarom moeten we heel voorzichtig zijn en er alles aan doen om onszelf en anderen te beschermen, zodat zo min mogelijk mensen ziek worden.We willen dat alle mensen goed opletten en zoveel mogelijk thuis blijven zodat het virus zich niet te snel verspreidt. Hierdoor hebben de dokters en de onderzoekers genoeg tijd om zieke mensen te helpen en medicijnen te maken. Het is belangrijk dat alle mensen hier goed op letten. Ook jij kan hier iets aan doen, want jij kan ook helpen:
Als je moet hoesten of niezen dan doe je dat in je elleboog.
We wassen onze handen vaker: altijd voor het eten of als we ergens binnenkomen of geweest zijn.
Als je verkouden bent gebruik je een papieren zakdoekje die je kunt weggooien.
De scholen zijn voorlopig dicht, zodat kinderen niet ziek worden en het virus door kunnen geven aan oudere of al zieke mensen.
We blijven zoveel mogelijk thuis zodat we andere mensen niet ziek maken. We kunnen het virus namelijk zonder dat we het merken doorgeven.
Het gewone journaal is niet altijd geschikt voor kinderen. De beelden kunnen soms eng zijn. Door samen naar het nieuws te kijken kun je meteen de vragen van je kind beantwoorden. Of kijk naar het Jeugdjournaal, daar wordt weloverwogen nieuws op een heldere manier voor kinderen gepresenteerd. Soms is het nodig om het nieuws te relativeren, want de meeste mensen die het virus oplopen, herstellen weer. Het is belangrijk dat je kind zich dat ook realiseert.
Geruststellen en duidelijkheid
Al het ‘bekende’ voor je kind is nu ineens anders. Niet naar school, niet naar de sportclub of hobby, vaker binnen blijven en papa of mama die thuis werkt. Het kan zijn dat je zelf ook niet op alle vragen een antwoord weet, wees daar ook eerlijk in. Zeg dat je het antwoord niet weet, of dat je het misschien even moet opzoeken.
Er is geen wereld waarin ‘ziek zijn’ niet hoort, dus ga geen positiever verhaal verzinnen dan de werkelijkheid. Duidelijkheid kan je kind juist gerust stellen. Daarnaast het is ook helemaal niet erg om te zeggen dat jij je als ouder ook soms zorgen maakt. Voor kinderen is het fijn om te weten wat ze zelf kunnen doen. Geef dus ook uitleg over de hygiëne maatregelen.
Leuke proefjes doen
Om kinderen uit te leggen hoe virussen en bacteriën zich verspreiden zijn de volgende proefjes leuk om te doen. Ze leggen spelenderwijs uit waarom de hygiëne maatregelen zo belangrijk zijn.
Glitters verspreiden
Pak een beetje vloeibare zeep of gel, meng er een theelepel glitters door. Doe een beetje in je hand en een beetje in de hand van je kind. Raak een donker gekleurd oppervlak aan bijvoorbeeld een donker kastje of een theedoek en vraag of je kind de glitters ziet. Leg uit dat wanneer je in je handen niest en dingen aanraakt, dit kleine onzichtbare ziektekiemen achterlaat. Doe alsof de glitters de ‘ziektekiemen’ zijn die achterblijven op de dingen die ze aanraken. Hierdoor ziet je kind hoe gemakkelijk dit verspreid door alles wat je aanraakt.
Zeep en peper proefje
Het volgende experiment laat kinderen zien hoe handen wassen met zeep het virus van hun handen kan verwijderen. Je kunt hierbij uitleg geven dat de peper het virus is wat zich op hun handen verspreid. Laat ze zien hoe de gemalen peper van hun vinger weg beweegt zodra ze er wat zeep op doen. Dat is precies hoe het virus van je handen verdwijnt wanneer je je handen wast. Zeep is dus eigenlijk je beste vriend en je helper!
Bron: Oppassen.nl
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider bovenbouw in het basisonderwijs.
Help! Mijn kind wordt gepest!
Juf Shelby
Wat als jouw kind wordt gepest op school? Wat kun je hier als ouder aan doen? En hoe praat je hierover met je kind? In dit blog vertel ik je mijn ervaring als juf met pesten op school. En leg ik uit hoe bekende anti-pest methodes op school ingezet worden.
Preventie van pesten
In de afgelopen jaren is er binnen het basisonderwijs veel meer aandacht voor lesmethodes ter preventie van pesten. Kinderen leren over gedrag en pesten te praten, wat de effecten zijn op anderen en ook oefeningen om zelf stevig en met zelfvertrouwen in je schoenen te staan. Voorbeelden van anti-pest methodes zijn o.a. de Kanjertraining, de Vreedzame school, Kiva en Prima. Op de school waar ik zelf werkzaam ben, werken we al jaren met de Kanjertraining. Helaas is het niet zo dat je met een preventief programma pesten geheel kunt voorkomen. Wel leren kinderen stapsgewijs hoe ze kunnen reageren op een ander. Een voorbeeld hiervan is de pestposter van de Kanjertraining:
Pesten of plagen
Als ouder schrik je enorm wanneer je kind thuis zegt dat hij/zij gepest wordt. Logisch, want het verschrikkelijk om te horen dat je kind ‘er niet bij hoort’ en ‘ongelukkig’ is. Luister naar je kind zonder meteen een oordeel te geven. Vraag door en luister naar wat er precies gebeurd is.
TIP:vindt je kind het lastig om te vertellen? Laat de situatie tekenen, of naspelen met (lego) poppetjes.
Waarom luisteren zonder oordeel? Veel kinderen vinden het lastig om onderscheid te maken tussen pesten en plagen. Hiermee wil ik niet zeggen dat je het niet serieus moet nemen; maar er is wel een verschil! Door samen met je kind te onderzoeken of het om pesten of plagen gaat, kun je ook samen kijken welke vervolgstap het beste is.
Plagen
Plagen gebeurt volgens Pestweb vaak spontaan, het duurt niet lang en gebeurt niet dag in dag uit. Bij plagen ben je gelijk aan elkaar; niemand is de baas. Ook liggen de rollen niet vast, de ene keer plaagt de één, de andere keer plaagt de ander. Plagen gebeurt zonder iemand opzettelijk pijn te willen doen en is niet verkeerd bedoeld (maar wordt soms wel als negatief door de andere partij ervaren). Veel kinderen hebben niet door dat ze iemand ‘plagen’, vaak is een opmerking ‘grappig’ bedoeld, terwijl de ander dit niet zo oppakt. Als de ontvanger dit durft aan te geven door bijvoorbeeld te zeggen: ik vind het niet leuk wat je zegt, of: ik vind dit niet leuk, wil je er mee stoppen? Degene die plaagt heeft vaak dan pas door dat het niet leuk over komt en stopt meestal meteen. Echter veel ‘vriendinnetjes’ durven dit niet tegen elkaar te zeggen omdat ze bang zijn elkaar kwijt te raken. Hieruit ontstaan soms haat-liefde vriendschappen.
Pesten
Bij pesten ben je niet gelijk aan elkaar. Anderen kijken vaak tegen de pester op. Pesten gebeurt meestal in een groep en is gericht op één persoon. De pester wil pijn doen, vernielen of kwetsen en krijgt steun van meelopers. Pesten gebeurt vaker dan één keer, soms weken of maandenlang. Het gebeurt meestal zo dat volwassenen het niet merken. Vaak is de pester zelf onzeker en wil hij door een bepaalde macht uit te oefenen populair zijn. Soms gaat een pester doelbewust te werk om een hogere status te krijgen. Andere kinderen zijn vaak bang voor de pester en lopen daarom ‘mee’ om zelf niet gepest te worden.
Contact met de leerkracht opnemen of niet?
Als je kind gepest wordt, voelt hij/zij zich eenzaam, verdrietig en bang, en kan het zijn dat je kind je vraagt om het niet tegen de juf te zeggen. Er is vaak een (reële) angst dat het ‘erger’ wordt. Maar met helemaal niets doen stopt het ook niet. Pesten gebeurt helaas vaak buiten het zicht van anderen. Als de leerkracht geïnformeerd is over wat er speelt, kan hij/zij hier ook gerichter op letten of met de betrokken kinderen in gesprek gaan. Kies wel een geschikt moment om dit te bespreken. Maak na schooltijd een aparte afspraak, want dat is handiger dan in een 10 minutengesprek (te kort) of vlak voor 08.30 (andere kinderen luisteren mee).
De pesters aanspreken als ouder: do or don’t?
Natuurlijk raakt het jou als vader of moeder enorm als je merkt wat anderen bij jouw kind doen. Je hart breekt als je van je zoon of dochter hoort hoeveel verdriet hij/zij heeft! Het liefst zou je die ‘kleine etterbak’ die dit veroorzaakt heeft eens flink de waarheid zeggen! Een risico is; dat het hierdoor alleen maar erger wordt! Eigenlijk bevestig je door het als ouder op te willen lossen dat je ‘kind te zwak is om het zelf te doen’. Dit sterkt de pester in zijn gedrag (hij voelt zich nog machtiger als de ander en is ook nog eens boos dat hij toegesproken werd) en daarnaast ‘breekt’ het het zelfvertrouwen van je eigen kind af. Je geeft namelijk indirect de boodschap dat hij het zelf niet kan oplossen. Het is zelden zo dat een moedwillige pester stopt nadat hij pittig is toegesproken of straf heeft gehad.
Het is natuurlijk wel situatie afhankelijk, heeft het kind een haat-liefde verhouding met jouw kind en spelen ze soms ook weer samen, dan zou je wel in gesprek kunnen gaan met het kind of met de ouders. Soms hebben kinderen niet door dat ze met bepaalde opmerkingen iemand anders kwetsen. Het is dan ook niet echt bewust ‘pesten’. Benoem dat jouw kind er last van heeft en geef concrete voorbeelden wat niet leuk was. Het gaat dan meer om opmerkingen die gezien kunnen worden als ‘plagen’ en als grapje bedoeld zijn, maar helaas een ‘kwetsend’ effect hebben gehad. Vaak was het vooraf niet de bedoeling en door het te bespreken is het dan ook weer gauw opgelost. Of bespreek vooraf met je kind wat hij zou kunnen zeggen tegen de ander.
No-blame aanpak bij pesten
De No-Blame aanpak is een effectief bewezen aanpak om pesten te laten ophouden. Deze aanpak gaat niet uit van straf of schuld, vandaar de naam ‘no-blame’. Het gepeste kind wordt bevraagd naar zijn/haar ervaringen en gevoelens. Vervolgens worden pesters en omstanders bij elkaar geroepen en worden ze bewust gemaakt van de impact op het slachtoffer. Vervolgens wordt er samen gezocht naar een oplossing, waarbij juist de groep wordt gevraagd om oplossingen te bedenken die ze zelf kunnen uitvoeren. Oplossingen kunnen bijvoorbeeld zijn: ‘Als ik zie dat iemand pest, zal ik zeggen dat dat niet fijn is. Ik maak een praatje met hem, of zeg ‘goedemorgen’. Ik lach hem/haar niet meer uit over zijn/haar kledingstijl.‘ Juist de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van omstanders maken deze interventie effectief.
Verantwoordelijkheid bij de groep
Pesten is meestal een probleem waarbij niet één, maar meerdere kinderen betrokken zijn met verschillende rollen. Zo zijn er ‘meelopers’ en ’toeschouwers’. Dat maakt dat pesten een groepsgebeuren is waardoor meerdere kinderen verantwoordelijk zijn. Ben je ’toeschouwer’ zou je ook je verantwoordelijkheid kunnen nemen om er iets van te zeggen. Of door niet meer met de pester ‘mee te lopen’. Het is namelijk de groep die het pesten ondersteunt, toelaat en zo in stand houdt. De groep heeft echter ook de keuze en mogelijkheid om het pesten te melden of af te keuren of de groepsnorm voor omgang met elkaar te veranderen.
Als een pester geen steun meer krijgt van de groep zal zijn gedrag minder ‘stoer’ worden, hij zal er geen zelfvertrouwen en voordeel meer mee behalen. Vanuit deze gedachte kun je juist de groep in schakelen bij het zoeken naar een oplossing voor een pestprobleem. Niet de leerkracht, vader of moeder, maar de groep wordt uitgedaagd om het probleem op te lossen met eventueel ondersteuning van een volwassene. Vanuit deze filosofie werkt de no-blame aanpak met een vast stappenplan van acties om in te zetten. Op school heb ik deze werkwijze meerdere keren succesvol ingezet waarbij kinderen met verrassend goede oplossingen kwamen!
Hoe herken je of je kind gepest wordt?
Kinderen die gepest worden, praten daar meestal niet snel over. Soms heeft het slachtoffer het gevoel dat het zijn/haar eigen schuld is, ze schamen zich of denken dat ze niet geloofd worden. Signalen dat je kind niet lekker in zijn vel zit, of ergens mee zit kunnen zijn:
Buikpijn
Niet naar school willen
Slecht slapen, piekeren
Hoofdpijn
Zichzelf isoleren en afzonderen van anderen
Opeens sterk dalende schoolresultaten
Woede uitbarstingen
Het is soms lastig om hier op de juiste manier naar te vragen. Wordt je gepest? is vaak een te directe vraag. ‘Ik heb de indruk dat de laatste tijd iets niet in orde is met jou, klopt dit? Of ‘ik heb het gevoel dat je je niet zo fijn voelt, klopt dit?’. Wil je kind niets zeggen, laat dan weten dat je kind altijd op een later moment bij je terecht kan. Soms werkt het ook om juist ‘wondervragen’ te stellen zoals:
Stel dat er een wonder gebeurt vannacht, en morgen is alles anders op school, wat zou er anders zijn? Welke kinderen zouden anders doen?
Stel dat jij kon toveren en een spreuk kon uitspreken dat er niet meer gepest werd, wat zou je dan toveren?
Welk cijfer geef je deze dag? Wat zou er anders moeten gaan om een punt hoger te krijgen?
Pestprotocol en anti-pest coördinator
De meeste scholen hebben een anti-pestprotocol waarin staat hoe de school pestgedrag signaleert en aanpakt. Een pest-protocol is niet verplicht, wel moet iedere school een beleid hebben gericht op het aanpakken en tegengaan van pesten. Op veel scholen is er een pest-coördinator aangesteld waar zowel jij als ouder, maar ook je kind terecht kan met vragen. De leerkracht die hiervoor het aanspreekpunt is vangt de gepeste leerling (en de ouders) op. Samen brengen ze de situatie in kaart en bekijken ze welke vervolgacties mogelijk zijn om de situatie op te lossen. Daarnaast is natuurlijk het contact met de eigen leerkracht belangrijk. Hij/zij ziet jouw kind elke dag en vaak spelen pestsituaties zich ongemerkt in een groep af.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider in het basisonderwijs. Op de school waar ze werkzaam is, is ze de anti-pestcoördinator en interne vertrouwenspersoon.
Rekenproblemen in de bovenbouw: het rekenmuurtje
Juf Shelby
Rekenen is te vergelijken met een muurtje. De onderste stenen moeten stevig staan om er verder op te kunnen bouwen. Veel kinderen die vastlopen bij het rekenen in de bovenbouw hebben geen stevige basis voor het rekenen gelegd. In dit blog vertel ik je aan de hand van het rekenmuurtje (Bareka) hoe deze rekenproblemen ontstaan én natuurlijk hoe je deze drempel kunt overwinnen!
Het rekenmuurtje
In mijn vorige blog over het rekenmuurtje leg ik je uit hoe kinderen leren rekenen. Bij kinderen met rekenproblemen in de bovenbouw komt het heel vaak voor dat de rekenbasis uit de onderbouw niet goed gelegd is. In principe moeten kinderen in groep 6 de ‘5 drempels’ beheersen. Als dit niet het geval is, is het net zoals bij een muurtje: de onderste stenen zijn wankel en de toren valt dus om! In de volgende afbeelding (Bandstra, 2014) zie je de 5 verschillende drempels die kinderen tegen komen:
Tafels: super belangrijk!
De juf of meester van groep 4 en 5 zal het vaak zeggen: de tafels leren is belangrijk! Het is niet alleen belangrijk dat kinderen het rijtje goed op kunnen dreunen, maar ook ALLE tafels in willekeurige volgorde door elkaar heen kennen is een must! In de bovenbouw ga je namelijk echt rekenen met tafels. Als je kind bepaalde tafelsommen niet kent en een vermenigvuldiging oplost door te rekenen, dan bevatten de moeilijke tafels veel sommen waarbij het tiental doorbroken wordt.
Bijvoorbeeld: 9 × 8 Sommige kinderen rekenen dit uit via herhaald optellen: 5 × 8 = 40 en vervolgens de verdere tafel-rij: 40 + 8, 48 + 8, 56 + 8, 64 + 8. Hierin kunnen heel wat fouten gemaakt worden.
Het kennen van de tafels in groep 5/6 is nodig om in de bovenbouw te kunnen vermenigvuldigen en delen met grotere getallen en ook bij het rekenen met breuken en procenten.
Bijvoorbeeld: 7 × 85 vraagt een goede beheersing van de tafels: 7 × 80 = 560, 7 × 5 = 35
Of het uitrekenen van 3/8 deel van 64 óf 40% van 1200… Allemaal tafels! Daarnaast kan het zo zijn dat je kind in groep 4 of 5 de tafels goed kende, maar dat in de bovenbouw deze kennis weer is weggezakt. Veel van de bovenbouw groepen die ik heb lesgegeven ben ik het schooljaar begonnen met herhaling en extra oefening van de tafels.
Rekenproblemen vanaf groep 5
Uit onderzoek (Notenboom, 2014) blijkt dat bij de eerste drempel (rekenen onder 10) de langzame leerlingen in vergelijking met de snelste leerlingen, twee tot drie jaar meer tijd nodig hebben om deze drempel te beheersen. Dat betekent dat je kind in groep 4, 5 of 6 wellicht de sommen tot 10 nog niet vlot (genoeg) kan maken. Vaak kunnen kinderen de sommen wel oplossen, maar hebben hier nog te veel tijd bij nodig, of rekenen ze nog tellend.
Hierdoor loopt je kind vervolgens vast bij sommen met optellen en aftrekken tot 100 en 1000 wat al wel in groep 5 en 6 gevraagd wordt. Eenvoudige sommen als 30 + 50 en 80 − 50, maar ook 300 + 500 en 800 − 500 maken gebruik van de vlotte basiskennis van drempel 1.
Bij drempel 3 (optellen en aftrekken met doorbreking van het 10-tal, bijvoorbeeld 14+8, 12-7) beheerst 20% van de kinderen halverwege groep 8 (vooral bij de minsommen) dit nog niet. Sommige kinderen krijgen dit zelfs helemaal niet onder de knie.
Hulpmiddelen: de tafelkaart
Sommige kinderen krijgen de tafels zelfs na meerdere jaren oefenen toch niet geautomatiseerd. Vanaf drempel 3 is er, vooral bij leerlingen die uitstromen naar VMBO-BB/KB, sprake van blijvende achterstand. Vooral bij de moeilijke tafels (6, 7, 8, 9). Dit kan een enorme frustratie en belemmering bij het rekenen geven. Daarom wordt er in dit geval vaak gekozen om na groep 6 een hulpmiddel in te zetten. Bijvoorbeeld een tafelkaart om de sommen op de mogen ‘spieken’. Hierdoor kunnen kinderen in de bovenbouw toch ook sommen zoals breuken en procenten leren maken met behulp van een tafelkaart.
‘Ik kan niet rekenen’
Helaas zijn veel kinderen in de bovenbouw inmiddels onzeker geworden over hun rekenprestaties. Om kinderen toch een trots gevoel te geven op wat ze wél kunnen gaf ik in de klas vaak niet ‘zomaar’ de tafelkaart waarop ALLE sommen stonden. Eerst ging ik met het kind samen met een zwarte stift de vakjes ‘zwart’ maken van de sommen die ze wél weten. Op de tafelkaart staat bijvoorbeeld de tafel van 1, nou al die sommen weet je kind wel! Wat een stralende lach als we die dan allemaal door kunnen strepen 🙂 Uiteindelijk ziet je kind dat er heel veel sommetjes zijn die hij wél kan. En voor die paar ‘moeilijke’ mag hij op de tafelkaart spieken. In samenwerking met Squla heb ik een tafelkaart ontwikkeld.
Een eigen leerlijn
Vanaf eind groep 6 is er vaak al een beetje zicht wat voor type vervolgopleiding bij je kind past. Heeft jouw kind moeite met de lesstof? Dan is helaas de basisschool een onderwijsvorm waarbij niet alle (andere) talenten van jouw kind tot zijn recht komen. Op de basisschool zit je tenslotte met kinderen in de klas die uitstromen naar VMBO, HAVO, Atheneum of Gymnasium. Kortom heel veel verschillende niveaus! Kinderen met ‘praktische’ talenten en kinderen met ’theoretische’ talenten.
Kinderen die uitstromen naar het VMBO BB/KB hoeven niet alle rekendoelen tot en met eind groep 8 te beheersen. Het rekenen/wiskunde onderwijs van deze middelbare scholen sluit aan op eind groep 6 niveau. Dit betekent dat als je weet dat een VMBO opleiding past bij jouw kind; je de rekendoelen van het rekenen kunt ‘uitsmeren’ over meerdere jaren. Het streven van beheersing tot de groep 7 stof t.t.v. het einde van groep 8 betekent dat je bijvoorbeeld de lesstof van groep 5 nog eens een extra jaar kunt herhalen terwijl je kind in groep 6 zit. Dit noemen we een eigen leerlijn. De eigen leerlijn wordt de laatste jaren dan ook vaker ingezet i.p.v. doubleren.
Natuurlijk is rekenen een belangrijk vak, maar er zijn ook heel veel beroepen waarin jouw kind kan uitblinken, zonder dat hij hoofdrekenen nodig heeft. Voor veel kinderen in de bovenbouw die bepaalde drempels van het rekenmuurtje echt niet beheerst krijgen, is het werken met een eigen leerlijn dan ook een uitkomst!
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider bovenbouw in het basisonderwijs
Geraadpleegde Literatuur: Bandstra,P, Bareka online rekentoetsen / het rekenmuurtje, https://www.bareka.nl Danhof, W. Bandstra, P., Hofstetter, W., (2014) Rekendrempels nemen, Volgens Bartjens, 34 (3), p. 4-7 Notenboom, (2014) Over de drempels van de basisvaardigheden… , Volgens Bartjens, 34 (3), p. 32-34
Zo leren kinderen rekenen: het rekenmuurtje
Juf Shelby
Het leren rekenen in de leeftijd van 5-8 jaar is een enorm belangrijke basis die gelegd wordt. In dit blog lees je hoe je kind leert rekenen en geef ik je tips om hier bij te helpen. Veel rekenproblemen in de bovenbouw zijn namelijk ontstaan doordat de basis niet goed gelegd is. Daarom spreken we ook wel van een rekenmuurtje.
Het rekenmuurtje
Leren rekenen is te vergelijken met het bouwen van een muur. Het is een opeenstapeling van stenen (rekenkennis) met cement (vaardigheden). Maar als de onderste stenen niet stevig genoeg staan, dan vallen ook de bovenste stenen om. Dus als jouw kind de sommen tot 20 niet snel kan maken, zal hij/zij daar in groep 7 bij sommen tot 1000 onnodige rekenfoutjes maken. Daarom spreken we vanuit de literatuur van een ‘rekenmuurtje’ (Bandstra, 2014) als je over de fases van het leren rekenen praat. Daarnaast wordt het rekenmuurtje van Bareka op sommige scholen of RT-praktijken gebruikt om de rekenproblemen inzichtelijk te maken middels een rekentoets.
Hoe leren kinderen rekenen?
Rekenbegrip in groep 1-2
Rekenen is meer dan optellen en aftrekken van sommen. Al in de kleuterklas wordt de basis voor het zogenaamde getalbegrip gelegd. Kinderen leren dat een getal een hoeveelheid is. Bijvoorbeeld 5 blokjes bij het getal 5. Ook zijn rekenbegrippen een voorwaarde om te leren rekenen. Denk daarbij aan begrippen zoals: meeste/minste, evenveel, meer dan../minder dan.., grootste/kleinste, lichtste/zwaarste. Woorden die voor ons volwassenen heel vanzelfsprekend zijn, maar voor je kind heel abstract zijn.
Fase 1: sommen tot 20 en splitsen
Hoewel de focus in groep 3 op het leren lezen ligt, wordt in groep 3 een belangrijke basis gelegd voor rekenen. Optellen, aftrekken en splitsen tot en met 10. Bijvoorbeeld: 5 + 3 en 7 − 4, maar ook het getal 7 splitsen in 4 en 3. Het vlot kunnen splitsen van getallen en zien welke getallen samen 10 kunnen vormen helpen enorm bij het vlot kunnen rekenen. Samen vormen ze een setje om 10 te maken. Als kinderen deze setjes direct kunnen koppelen, worden heel veel sommen veel makkelijker. Goed oefenen dus!
TIP: gezelschapsspellen zoals Hali Gali, Granny apples, Regenwormen, Ganzenbord, Sjoelen, of spelletjes met dobbelstenen oefenen spelenderwijs het rekenen tot 10.
Bij het maken van sommen tot 20 komt je kind twee nieuwe soorten sommen tegen:
Rekenen met een tiental erbij (13 + 4 =)
Rekenen over het tiental heen ( 9 + 5 =)
Bij de eerste soort sommen zoals 13 + 4 = is het tiental moeilijk, maar als je kind dit begrijpt kan hij vervolgens ook sommen zoals 23 + 4 uitrekenen. Toch hebben kinderen niet altijd door dat dit een zelfde soort som is. En als in de bovenbouw sommen komen zoals 523 + 4 lopen ze hier op vast. Je kind moet door hebben dat het tiental hetzelfde blijft, maar dat de eenheden erbij komen.
Bij de tweede som, rekenen over het tiental heen komt rekeninzicht kijken. Een kind met rekeninzicht rekent de som 9 + 5 = bijvoorbeeld als volgt uit: 10 + 5 – 1 = 14. Negen ligt dicht bij de tien. Tien plus 5 rekent makkelijker.
Kinderen die weinig rekeninzicht hebben, gebruiken de rijgstrategie: 9 + 1 + 4 = 14. Je vult aan tot tien en doet vervolgens de rest erbij. Beide manieren zijn goed. Het is dus belangrijk om goed stil te staan bij de manier van uitrekenen. TIP: Vraag aan je kind hoe hij gerekend heeft. Ook als je kind al snel het antwoord geeft. In de klas is hier helaas niet altijd tijd voor.
Getalbegrip tot 100
Tussen de eerste fases van het rekenmuurtje hoort wederom getalbegrip, maar nu het begrip van getallen tot 100. Bijvoorbeeld weten dat 34 minder is dan 43 en ook weten hoe je deze getallen uitspreekt. Maar ook kunnen ‘springen’ op de getallenlijn. Bijvoorbeeld: Sprongen van 10: 17 – 27 – 37 – 47 – 57-… Sprongen van 5 terug: 55 – 50 – 45 – 40 – 35 – …
TIP: ‘spring’ samen met je kind getallen tot 100. Een sprong telt voor 10 en een stap voor 1. Spring bijvoorbeeld naar 35, of spring met sprongen van steeds 10 verder of terug uit.
Kinderen leren in deze fase:
Splitsen van getallen tot 10
Plus- en minsommen maken tot 10 en vervolgens tot 20
Door- en terugtellen tot 100
Door- en terugtellen met sprongen van 2, 5 en 10
Fase 2: tafels en deeltafels
Bij het leren van de tafels wordt vaak gestart met de tafel van 1, 2, 5 en 10. Vaak hebben kinderen voorafgaand al geleerd om met sprongen van 2, 5 of 10 te tellen. Vermenigvuldigen is tenslotte herhaald optellen (2+2+2+2 = 4×2). Leuke tips om de tafels te oefenen lees je in mijn blog.
Automatiseren
Kinderen die in groep 6,7 of 8 moeite hebben met rekenen kunnen veel baat hebben bij het oefenen van de onderste bouwstenen. Vaak lossen kinderen deze sommen nog tellend op, of zijn sommen onder de 20 nog niet vlot geautomatiseerd.
Bij automatiseren is herhaling heel belangrijk. Dagelijks 5-10 minuutjes getal- of rekenoefeningen doen in de vorm van een spelletje is een leuke speelse manier om dit thuis te oefenen. Stichting leerplan ontwikkeling (SLO) heeft een handige lijst opgesteld met bord- en gezelschapsspellen per rekenfase.
Ook kun je af en toe een sommendictee doen. Je noemt een som en je kind schrijft het antwoord op. Daarnaast kun je beter meerdere keren per week 5 minuutjes oefenen dan ineens heel lang. Door kort te oefenen en dagelijks te herhalen wordt het beter onthouden.
Rekendrempels
Volgens Notenboom (2014) blijkt uit onderzoek dat veel kinderen er moeite mee hebben om de basisvaardigheden van rekenen onder de knie te krijgen. De benodigde basiskennis die het fundament vormen voor het goed kunnen rekenen noemt men rekendrempels. Zoals je hiervoor gelezen hebt is rekenen te vergelijken met een muurtje. Waarbij bij het leren van de volgende drempel, beheersing van de onderliggende drempel nodig is.
De sommen die de basiskennis vormen, zijn verdeeld over vijf ‘drempels’:
Optellen en aftrekken tot 10 ( 4+3, 7- 4)
Getallenlijn tot 100
Optellen en aftrekken over 10 tot 20 (8+7, 15-7)
Bouwsteensommen tot 100 (47+30, 67-40, 35+7, 35-7)
De tafels en de deeltafels
In principe is het de bedoeling dat bij de overgang van groep 5 naar groep 6 al deze rekendrempels geleerd zijn. Helaas kunnen kinderen vaak deze sommen nog niet vlug genoeg maken, waardoor het juist goed is om dit ook nog met oudere kinderen te blijven oefenen. Echter in de rekenmethode in de klas wordt al wel doorgegaan met nieuwe onderwerpen zoals breuken, procenten, delen enzovoorts. Het helpt daarom echt enorm om juist die basis te blijven oefenen.
Dit artikel is geschreven door Shelby Vos-van Andel, intern begeleider en leerkracht bovenbouw.
Geraadpleegde Literatuur: Bandstra,P, Bareka online rekentoetsen, https://www.bareka.nl Danhof, W. Bandstra, P., Hofstetter, W., (2014) Rekendrempels nemen, Volgens Bartjens, 34 (3), p. 4-7 Notenboom, (2014) Over de drempels van de basisvaardigheden… , Volgens Bartjens, 34 (3), p. 32-34 SLO, http://rekenspel.slo.nl/rekenspellen/perdrempel
Het continurooster, wat zijn de voor- en nadelen?
Juf Shelby
Het continurooster, de ene school heeft het wel en de andere niet. Wat zijn de voor- en nadelen voor jouw kind? En is een continurooster wel beter, of juist niet? Ik ben op zoek gegaan naar wetenschappelijke literatuur, maar ook naar persoonlijke meningen en ervaringen met het continurooster.
Een continurooster
Bij een continurooster blijft je kind op school eten. Hierdoor zijn kinderen aaneengesloten op school en daardoor ’s middags eerder vrij. Het continurooster kan op verschillende manier vorm gegeven worden. Zo zijn er scholen die alle dagen identieke lestijden hebben, waarbij de vrije woensdag- en vrijdagmiddag vervalt. Maar er zijn ook scholen die wel deze middagen vrij houden en op de andere dagen meer uren maken. De school is hierin vrij om te kiezen, zolang het wettelijk aantal uren maar gemaakt wordt (7520 uur in 8 basisschooljaren).
Is een continurooster beter?
Er zijn beperkte resultaten van onderzoek naar het ritme van kinderen in relatie tot hun functioneren en leerprestaties. Wel wordt er gesuggereerd dat de beste tijd om met aandacht en concentratie te werken tussen 10:00-12:00 uur en tussen 14:00-16:30 uur ligt (2015, DUO onderwijsonderzoek). Dat zou betekenen dat een continurooster leerlingen op biologisch gezien ongunstige leertijden valt. Tussen 12 en 14 uur zou het volgens Driessen (2010) juist beter zijn te ontspannen met rust, beweging en recreatie. Daarna neemt het concentratievermogen van leerlingen weer toe. Wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van het continurooster is er (nog) niet. Wel is er bekend dat de omvang van de leertijd (het aantal lesuren) veel minder van belang is voor de leerprestaties dan de leskwaliteit (goede lessen). Veel voor- en nadelen zijn dan ook een persoonlijk oordeel.
10 voordelen van een continurooster
Sinds 2007 zijn scholen verplicht om te zorgen voor de voor- tussen- en naschoolse opvang. Hierdoor zijn steeds meer scholen overgegaan naar een continurooster. De opvang tussen de middag is namelijk vaak een probleem om te regelen. De leidsters hiervoor werken vaak op vrijwillige basis en met steeds meer werkende ouders is het moeilijk om aan vrijwilligers te komen. Bij een continurooster maakt het overblijven deel uit van de schooltijd en eten de kinderen op school, meestal met de leerkracht. De voordelen:
De school is eerder uit, waardoor kinderen ’s middags langer kunnen spelen en de leerkracht op de middag een langere tijd voorbereidingstijd en nakijktijd heeft.
Kinderen hoeven maar 1x naar school; er is meer regelmaat omdat ze op dezelfde plek blijven. Ook ouders hoeven ze maar 1x te brengen en te halen.
Er hoeven geen overblijfmoeders of TSO gefaciliteerd te worden.
Voor werkende ouders is het vaak praktischer met hun baan dat de kinderen een aaneengesloten langer gedeelte van de dag op school zijn.
Alle dagen zijn hetzelfde qua tijden; regelmaat en ritme.
Als je kind nog een jonger (baby)broertje of zusje heeft, hoeft deze ook maar 1x heen en weer meegenomen te worden.
De naschoolse opvang, sport en hobby verenigingen hebben ’s middags meer tijd voor activiteiten.
De kinderen komen maar 1x binnen, de overgang naar de middag is minder rommelig. Kinderen komen dus ook maar 1x te laat.
Vast persoon; kinderen blijven in de klas eten en hoeven dan niet aan een andere overblijfkracht te wennen.
Kinderen hoeven maar twee keer door het drukke verkeer, in plaats van 4x van school naar huis, dus veiliger.
10 nadelen van een continurooster
Het continu rooster is een andere manier van de lestijden invullen. Hierdoor is het op veel scholen zo geregeld dat de leerkracht met de kinderen eet en ook bij het buiten spelen surveilleren de leerkrachten vaak om toerbeurt. Dit wordt door leerkrachten vaak als nadeel ervaren. Andere nadelen zijn:
De school is met een continurooster eerder uit, dus als kinderen bijv. al vanaf 14:00 uit zijn; moet je als ouder al vanaf die tijd je kind ophalen of extra opvang regelen.
De tijden van het continurooster vallen niet in de meest gunstige lestijd voor de concentratie van leerlingen. Tussen 12-14 uur blijkt uit onderzoek (Driessen, 2010) juist het moment van rust, ontspanning en recreatie van belang zijn.
Indien je kind naar de buitenschoolse opvang (BSO) gaat, dan is hij/zij hier langer; dus worden ook de kosten van naschoolse opvang vaak hoger voor ouders. Tussenschoolse opvang voor overblijven is vaak veel goedkoper.
Voor sommige kinderen is het juist heel prettig om halverwege de dag een ‘break’ te hebben en eventjes naar huis te kunnen om in een rustigere, vertrouwde omgeving tot rust te komen, om zich daarna weer goed te kunnen focussen.
Leerkrachten werken langere tijd aaneengesloten en hebben dus geen mogelijkheid materialen tussen de middag klaar te leggen voor het middagprogramma. ‘Boeken, werkboeken,verf, knutselspullen, rekenspullen, taalspullen; waar laat je alles?‘
Je kunt als ouder niet kiezen tussen wel of niet laten overblijven. En eet dus 5 dagen niet samen met je kind.
Kleuters maken met het continurooster evenveel uren als bovenbouwkinderen, wat soms nog te vermoeiend voor jonge kinderen is. Een extra middag thuisblijven voor 4 jarigen is dan ook niet meer mogelijk.
Ondanks dat leerkrachten recht hebben op pauze; zie je in de praktijk vaak dat leerkrachten tot van 08:00-14:00 door gaan. Het eetmoment en het buitenspelen wordt soms wel met collega’s afgewisseld, maar ook als je op het plein surveilleert als leerkracht; heb je niet echt een rust moment.
Als leerkracht eten met een klas is anders dan eten met collega’s. Je hebt ook in je pauze verantwoording voor de kinderen. En wanneer ga je even naar de wc??
Officieel zou je als leerkracht na het lange lesblok bij een continurooster om 14:00 uur verplicht pauze moeten pakken; laat dat nu juist het moment zijn waarop ouders laagdrempelig even iets kunnen vragen, vergaderingen gepland zijn of zorggesprekken plaats vinden. ‘Sorry ik heb nu pauze??’
Mijn mening
Ook op de school waar ik werk is ook de discussie om over te stappen naar een continurooster gevoerd. Daarbij was ik als leerkracht fel tegenstander. Ondanks dat ik me kan vinden in de voordelen voor kinderen en ouders vond ik het als leerkracht een groot nadeel dat er geen pauzemoment was voor mijzelf. Juist die pauze zonder kinderen is een moment waarop ik me oplaad om daarna weer fris en energiek voor de klas te staan.
Als je ’s morgens al voor 9 vakken alle spullen klaar moet zetten, is dit veel voorbereiding in één keer. Aangezien wij nu tussen de middag een pauze hebben van ruim een uur heb ik dan altijd nog even tijd om een leuke les voor de middag klaar te zetten of alvast wat extra na te kijken. Naar mijn idee zijn mijn lessen beter en sprankelend als ik er met veel energie in ga. Uiteindelijk is de ‘kwaliteit’ van het onderwijs belangrijk!
Gesprekken met collega’s en even opladen in een pauze moment is iets waar ik veel waarde aan hecht. Werkdruk is tenslotte een groot aandachtspunt in het onderwijs! Samen met collega’s eten is toch een andere pauze dan ondertussen op je klas te moeten letten. Daarnaast werk ik veel met kinderen met leer- en gedragsproblemen. Juist voor deze kinderen is het vaak fijn om even een momentje rust te hebben en naar huis te kunnen in een rustige omgeving.
Goed onderwijs!
Ik denk dat de voor- en nadelen door iedereen anders ervaren worden, en als je eenmaal weer gewend bent aan een ander ritme zowel leerkrachten als kinderen zich aanpassen. Toch is het vreemd dat de effecten van een continurooster niet duidelijk wetenschappelijk onderzocht zijn; het belangrijkste is dat er gekeken wordt wat voor de kinderen goed is! En laten we ons vooral focussen op GOED onderwijs! ‘Daarbij wordt wel opgemerkt dat andere dan biologische factoren minstens zo belangrijk zijn, zoals de specifieke manier van lesgeven van de leerkracht en het creëren van een omgeving die de prestaties van leerlingen gedurende de hele schooldag bevordert. (Driessen, 2010)