Kies je groep
Peuters
Groep 1
Groep 2
Groep 3
Groep 4
Groep 5
Groep 6
Groep 7
Groep 8
Alle vakken
Kies je groep
Waarschijnlijk herinner je de ezelsbruggetjes die je zelf als kind geleerd hebt nu nog steeds. Dat verklaart de kracht van ezelsbruggetjes! Handige rijmpjes, weetjes of regeltjes om iets te onthouden. In dit blog vertel ik je hoe ezelsbruggetjes en handige trucjes op school worden ingezet.
Een ezelsbruggetje is de benaming voor een techniek om iets makkelijk te kunnen onthouden. Het woord is waarschijnlijk afkomstig van het feit dat een ezel maar een heel klein randje nodig heeft om op de plek van bestemming te komen; hij kan al met een smalle plank als ‘bruggetje’ de sloot oversteken (Wikipedia. 2021). Ook op de basisschool worden diverse geheugentechnieken gebruikt om kinderen te helpen de dingen te onthouden. Denk maar eens aan het alfabet wat aangeleerd wordt met een liedje, dat is veel makkelijker dan los alle letters aanleren!
Met name in de kleuterklas wordt ‘rijm’ vaak ingezet om dingen te onthouden. Dagelijks zingen ze versjes en liedjes om de dagen van de week of de maanden van het jaar te onthouden. Jonge kinderen houden van rijmpjes en versjes. Ze beleven plezier aan het luisteren, het nazeggen of meezingen. Door middel van versjes maken kinderen kennis met nieuwe woorden en begrippen en beleven ze plezier aan taal, maar ook worden dingen beter onthouden. Uit onderzoek blijkt dat het aanleren van versjes een positief effect heeft op de taalontwikkeling bij jonge kinderen (Dunst, Meter, & Hamby, 2011).
TIP: vertel versjes met veel mimiek en verschillende stemmetjes, dit is niet alleen grappig, maar zorgt ook dat het nóg beter onthouden wordt. Gekke dingen vergeet je tenslotte niet snel!
Het leren met versjes en rijmpjes is zelfs voor oudere kinderen nog van toepassing. Bijvoorbeeld bij werkwoordspelling: Staat er in de tegenwoordige tijd een -d of een -t, dan komen er in de verleden tijd altijd twee.
Sommige ezelsbruggetjes zijn handig om bepaalde feiten beter te kunnen onthouden. Ezelsbruggetjes werken volgens Leertips (2020) goed doordat je nieuwe informatie koppelt aan kennis die al in je geheugen ligt opgeslagen. Vaak onthoud je het nog beter als je ze zelf bedenkt, maar er zijn ook al veel bekende ezelsbruggetjes.
TIP: Veel bekende ezelsbruggetjes zijn door Squla op handige posters weergegeven. Leuk om te printen als spiekboekje.
Door middel van handige zinnetjes kun je bepaalde volgordes beter onthouden. Met name voor abstracte zaken is dit handig. Bijvoorbeeld:
Ezelsbruggetjes hoeven niet altijd bestaande ezelsbruggetjes te zijn. Juist door je kind zelf een trucje te laten bedenken, worden nieuwe dingen beter onthouden. Dit kun je goed toepassen bij het leren van topografie. Vaak is dit een kwestie van instampen van een bepaalde volgorde van steden die in een groepje bij elkaar liggen. Maar je kunt ook zelf een zinnetje of volgorde met de eerste letters maken. Of wie weet kan je kind er een leuk rijmwoord of een gekke zin bedenken om iets te onthouden. Door samen een ezelsbruggetje te verzinnen wordt in het geheugen al een kleine link gelegd om de kennis te koppelen en vervolgens te onthouden. Bijvoorbeeld:
Zelf een ezelsbruggetje bedacht? Verzin een sterke tekening en maak je eigen poster!
Ook bij het rekenen worden trucjes aangeleerd om sommen uit te rekenen. Een gevaar hiervan is dat kinderen niet goed weten wat ze precies ‘doen’. Een trucje zoals een ‘nulletje’ wegdenken bij bijvoorbeeld 50+70 (denk aan 5+7…) wordt weliswaar vaak gezegd. Let er echter wél op dat je kind begrip heeft van wat dat ‘nulletje’ is: dat dit staat voor een tiental. Anders is een foutje van een nulletje vergeten in het antwoord zo gemaakt. Uiteindelijk creëer je rekeninzicht als je ook ‘begrijpt’ wat je doet. Desondanks worden er zeker bij het rekenen vaak handige trucjes aangeleerd, waarbij de leerkracht meestal ook het ‘waarom’ uitlegt om ook het begrip te stimuleren. Bekende trucjes uit de klas:
Trucjes en ezelsbruggetjes zijn vooral handig om te gebruiken om abstracte dingen te onthouden. Maar als je niet weet wat je aan het doen bent, heeft het weinig nut. Blijf dus ook bij ezelsbruggetjes altijd uitleg geven over het hoe en waarom iets zo is.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider van groep 5-8 in het basisonderwijs.
Geraadpleegde literatuur:
Dunst, C. J., Meter, D., Hamby, D. W. (2011). Relationship between young children’s
nursery rhyme experiences and knowledge and phonological and print-related
abilities. Center for Early Literacy Learning, 4 (1), 1-13. Geraadpleegd van:
http://www.earlyliteracylearning.org
Leer.tips. (2020, 12 maart). Gebruik geheugensteuntjes (ezelsbruggetjes). https://leer.tips/tip/maak-ezelsbruggetjes/
Wikipedia (2021, 16 februari). Ezelsbruggetje. Wikipedia. https://nl.wikipedia.org/wiki/Ezelsbruggetje
Leren lezen wordt altijd als belangrijk gezien, maar leesplezier is misschien wel het allerbelangrijkste voor een succesvol leesproces. In dit blog leg ik je alles uit over leesplezier op de basisschool en waarom het voor mij als leerkracht één van de belangrijkste doelen is in het leesonderwijs. En check ook de tips voor thuis!
Met plezier gaan lezen noemen we leesplezier. En als je iets leuk vindt, doe je het automatisch vaker. Hoe vaker je iets doet, hoe makkelijker het wordt. Geen wonder dat er op de basisschool veel aandacht besteed wordt aan leesplezier. Want hoe vaker kinderen lezen, hoe makkelijker, sneller en beter het zal gaan, maar ook hoe meer begrip je kind van een tekst krijgt.
Lezen heb je voor bijna alle basisschoolvakken nodig, denk maar eens aan aardrijkskunde, geschiedenis maar ook verhaaltjessommen en redactiesommen bij rekenen. Eigenlijk is heel onze maatschappij opgebouwd uit geschreven taal. Uit de Onderwijsmonitor van Squla (2021) blijkt dat kinderen op de basisschool over het algemeen plezier ervaren in het lezen. Maar hoe houd je dat vast? Verder in dit blog geef ik je enkele tips!
Als kind was ik een goede lezer. Als ik terug denk kwam dit vooral omdat ik ontzettend veel boeken gelezen heb over paarden en dieren. En ik ging regelmatig met mijn moeder naar de bibliotheek. Ik denk dat ik mijn leeskilometers dan ook vooral thuis gemaakt heb. Begrijpend lezen, was ondanks dat ik een zeer goede lezer was; een vak wat ik verschrikkelijk saai vond. Verplicht teksten lezen over een onderwerp wat mij niet aansprak motiveerde me niet.
Gelukkig zijn de lesmethodes voor begrijpend lezen door de jaren heen verder ontwikkeld. Op de school waar ik werk, werken we met Nieuwsbegrip waarbij kinderen een actuele nieuwstekst (op passend niveau) krijgen. Veel leuker dan die saaie teksten die ik vroeger moest lezen. Mede daarom heb ik geleerd om als juf actief in te zetten op leesplezier, zéker bij begrijpend lezen!
Uit de onderwijsmonitor van Squla (2021) blijkt dat 83% van de kinderen vindt dat ze goed kan lezen. Dat is een hele belangrijke voorwaarde voor leesplezier.
TIP: Wil jouw kind een boek lezen van een hoger of lager AVI niveau? Geen probleem. Leesniveau stijgt volgens Zwijsen (2020) simpelweg door te lezen, los van het AVI niveau . Een beetje uitdaging kan goed zijn, maar soms is een (te) simpel boek wat gaat over een interessant onderwerp juist ook fijn en leest dit lekker makkelijk weg.
Denk eens terug aan de tijd dat je zelf op school zat; wat las jij het liefste? Vaak iets wat je interessant vond. Welke onderwerpen vindt jouw kind leuk, of heeft hij favoriete schrijvers? Het allerbelangrijkste is de interesse van jouw kind! Een informatief boek over ruimtevaart kan ondanks moeilijke technische begrippen toch ontzettend interessant zijn. 43% van de jongens vindt lezen zonde van hun tijd, tegenover maar 28% van de meisjes (Squla onderwijsmonitor, 2021). Dus zeker voor jongens is het belangrijk om te zoeken naar een boek wat past bij hun interesse. Vertel natuurlijk ook wat jij vroeger leuk vond om te lezen.
TIP: zoek samen boekentips op genre, leeftijd of interesse van je kind op internet of in de bibliotheek.
In de klas wordt op verschillende manieren aan leesplezier gewerkt. Eén van de belangrijkste is voorlezen. Door kinderen voor te lezen laat je ze kennismaken met verhalen en genres die kinderen anders niet ontdekt hadden. Zo weet ik nog dat mijn meester vroeger voorlas uit ‘De Griezelbus’ van Paul van Loon. Vervolgens is dit één van mijn lievelingsschrijvers geworden en heb ik daarna heel wat griezelboeken gelezen.
Door kinderen te laten praten over een boek of een boekbespreking te laten houden kunnen ze elkaar enthousiast maken voor een boek. Op de website van Hebban kunnen kinderen zelf een recensie met sterren over een boek schrijven en bijhouden welke boeken ze gelezen hebben. Voor sommige kinderen werkt dit heel motiverend. Of op een meterstrook van een bekende Zweedse woonwinkel de bladzijdes bijhouden die gelezen zijn.
In de klas wordt tijdens taallessen aandacht besteed aan boeken. Soms staan er fragmenten van een boek als start van een les. Maar ook maken kinderen kennis met andere type teksten zoals informatieboeken, gedichten, kranten, prentenboeken (ook leuk om vanaf groep 5 voor te laten lezen aan de kleuters). Vaak wordt er ook een creatieve opdracht aan gekoppeld zoals een poster maken, een Powerpoint presentatie of een verslag. Allemaal om elkaar te inspireren en enthousiast te maken voor verschillende boeken. Als juf las ik weleens een kort fragment uit een boek voor, waarna de kinderen vaak enthousiast waren om het te gaan lezen. Ook zorgde ik altijd voor een goed gevulde boekenkast die regelmatig van inhoud wisselde.
‘De helft van de kinderen leest niet dagelijks, en een kwart bijna nooit.‘ (Onderwijsmonitor Squla, 2021).
Veel ouders denken dat als kinderen eenmaal kunnen lezen, ze dit voldoende doen op school. Natuurlijk wordt er op school regelmatig gelezen, maar ondanks dat ik zelf een zeer goede lezer was, vond ik thuis lezen altijd het fijnst. Lekker een rustig plekje, onder een kleedje op de bank is toch veel relaxter dan in een klas met allerlei achtergrondgeluiden en prikkels? Daarnaast zijn de leesmomenten op school vaak (te) kort en bij een spannend verhaal is het heerlijk om jezelf helemaal te verliezen in een boek.
Een boek lezen tussen de kussens of in een tentje maakt de beleving extra leuk. Het prikkelt de fantasie. Zorg voor verschillende type boeken die in een boekenmand of kast makkelijk te pakken zijn. Of maak een speciaal plankje of kastje in de speelkamer waarop een boek zichtbaar gepresenteerd wordt. Dit stimuleert om het te pakken.
Ook thuis zorgt voorlezen voor meer leesplezier. Zelfs tot in groep 8 vinden kinderen het heerlijk om voorgelezen te worden. Andere varianten zijn; om de beurt een hoofdstuk lezen, toneellezen, met gekke stemmetjes lezen of je kind zelf laten voorlezen, bijvoorbeeld aan jou of een broertje of zusje.
Voorlezen zorgt bij oudere kinderen ook nog voor herkenning en verbinding. Het is een gezellig sociaal momentje samen en je kunt eenvoudig belangrijke levenslessen, gevoelens of sociale kwesties bespreekbaar maken. Even geen tijd om samen te lezen? Op Yoleo.nl kun je met je bibliotheekpas gratis luisterboeken lenen.
Een bibliotheekabonnement is gratis voor kinderen. Je kunt met dit abonnement ook kiezen uit een heleboel digitale boeken en luisterboeken. Maak van een boek uitzoeken iets speciaals. Zo mag mijn dochtertje iedere Kinderboekenweek al vanaf baby af aan een nieuw boek uitkiezen. Een gloednieuw ingepakt boek heeft toch iets speciaals, alleen al de geur van het papier! Er zijn overigens ook veel gratis leen- en ruilmogelijkheden voor boeken. Denk maar eens aan ruilen met een vriendje of vriendinnetje of kijk eens bij de Kringloop.
Geef je kind complimenten als hij een boek pakt en ‘beloon’ als je kind een boek gelezen heeft. Leuke manieren hiervoor zijn bijvoorbeeld stempels op een leeskaart, een leesbingo of een leesdiploma. Laat je kind zelf boeken uitkiezen maar ook tijdschriften, stripboeken en moppenboeken kunnen soms meer motiveren dan een gewoon boek. Door samen naar een verfilming of theatervoorstelling van een boek te kijken stimuleer je om het boek daarna te lezen. Of kies samen een boek uit voor op het verlanglijstje van je kind.
Lezen met plezier is niet alleen belangrijk om goed te leren lezen, het is ook een heerlijk gevoel als je je helemaal verliest in de fantasiewereld van een boek. Natuurlijk wordt er op school aan leesplezier gewerkt, maar thuis heb je de ideale rustige omstandigheden om ‘lekker’ te lezen, samen boeken uit te zoeken en je kind te motiveren; maak hier gebruik van! Veel leesplezier!
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider van groep 5-8 in het basisonderwijs.
Geraadpleegde bronnen:
Onderwijsmonitor van Squla over leesplezier, 2021
Redactie. (2019, 21 oktober). Voorlezen aan oudere kinderen? 6x hierom doen. JM Ouders. https://www.jmouders.nl/voorlezen-aan-oudere-kinderen-6x-hierom-doen/Voorlezen aan oudere kinderen, 6x hierom doen.
Thuisonderwijs lezen. (2020, 18 december). Kinderboekenjuf.nl. https://www.kinderboekenjuf.nl/leesbeleving/thuisonderwijs-lezen/
Uitgeverij Zwijsen. (2020, 25 oktober). AVI-lezen: veelgestelde vragen. https://www.zwijsen.nl/leren-lezen/avi-lezen-veelgestelde-vragen/
De Onderwijsmonitor is uit! Over wat lezen voor kinderen leuk maakt en met handige tips voor ouders.
De scholen zijn opnieuw dicht vanwege de Corona maatregelen en de kinderen krijgen thuisonderwijs op afstand. Het is niet eenvoudig om thuis te concentreren op je schoolwerk. In de klas gebruik ik als leerkracht vaak ‘energizers’ als tussendoortje om daarna kinderen weer te laten focussen en concentreren. In dit blog vertel ik je 10 leuke energizers om thuis te doen met je kind.
Uit hersenonderzoek blijkt dat beweging gezond is voor ons brein om te kunnen leren. Een energizer is een kleine opdracht die zorgt voor afwisseling en energie met als doel daarna weer met aandacht te kunnen focussen. Maar daarnaast is het natuurlijk ook vooral leuk! Even een momentje van plezier maken met elkaar. Energizers worden in de klas regelmatig toegepast. Na een moment van inspanning, is het goed om even te ontspannen. In de huidige situatie waarin kinderen thuisonderwijs krijgen is het ook goed om tussendoor even een leuke beweegactiviteit te doen. En natuurlijk ook voor jou als ouder nu je misschien thuis werkt 😉
Dansen op een liedje waar een dansje bij hoort. Bijvoorbeeld: Babyshark, Macarena, Tsjoe tsjoe wa of het Vliegerlied. Maar ook de liedjes die door Kinderen voor Kinderen geschreven zijn voor de Koningsspelen hebben altijd een dansje en er zijn zelfs youtube tutorials met de dansjes. En natuurlijk blijft ‘hoofd schouders knie en teen’ ook nog altijd een succes. Je kunt natuurlijk ook samen een dansje op jullie lievelingslied maken.
Youtube tip: zoek op ‘just dance’. Hier vind je populaire top 40 liedjes met dansbewegingen en tekst.
Korte fitness oefeningen zoals planken, squaten, of de trap op en af rennen. Een intensieve beweging voor jullie allemaal. Of wat dacht je van een wc rollen estafette? We hebben ze tenslotte niet voor niets massaal ingeslagen 😉
Variant: roep steeds een getal tussen de 1 en 5. Ieder getal staat voor een andere fitness-oefening, zoals een push-up, squat of iets anders. Of laat je kind zelf bewegingen bedenken die bij een cijfer horen.
Dit spel doe je zittend aan een tafel. Op jouw commando moeten bewegingen gemaakt worden. De commando’s zijn:
Jij bent de spelleider en geeft het commando en maakt ook zelf de bijbehorende bewegingen. Je kind neemt deze bewegingen over, maar moet alleen reageren als het woord “commando” er voor gezegd wordt. Als spelleider kun je ook misleiden door een verkeerde beweging uit te voeren. Dus ‘commando bol’, en leg zelf je handen plat op tafel. Legt je kind ook de hand op tafel, dan is hij af. Als het woord ‘commando’ niet wordt uitgesproken en de beweging toch overgenomen wordt, is je kind ook af. Dus alleen ‘pinkelen’ is geen commando.
Hoe sneller de bevelen elkaar opvolgen, hoe moeilijker het wordt. Je kunt ook nog extra commando’s toevoegen. Veel leerkrachten doen dit spel in de klas, dus misschien weet jouw kind nog wel meer leuke commando’s. Wissel ook eens af wie de commando’s geeft!
Benodigdheden: diverse veertjes.
Bij een startsignaal begin je allebei te blazen om de veer in de lucht te houden. Je mag de veer niet aanraken met je handen of met je lichaam. Degene die de veer het langst in de lucht houdt heeft gewonnen!
Dit is een oefening met bewegingen nadoen die een regenbui nabootsen in geluid. Het vraagt om concentratie, stilte momentjes, maar ook opbouw in geluid en beweging. Je kind doet jouw bewegingen na:
Spelvariant: speel dit samen met broertjes en zusjes. Ze mogen pas de beweging maken nadat je ze hebt aangekeken. Het effect is dat het lawaai dan oploopt en weer wegsterft. Dit vraagt om nog meer aandacht en concentratie van de kinderen. Zorg dat je als spelleider steeds dezelfde route aflegt met je ogen.
Ga achter elkaar zitten en teken iets op elkaars rug. De ander moet raden wat het is. Je kunt dit ook doen met woorden of letters. De ander moet dan raden welk woord er staat (ook leuk om spelling te oefenen). Veeg na ieder woord de rug weer ‘schoon’ door met je hand erover heen te wrijven.
Variatie: je kunt ook diverse massagebewegingen spelenderwijs aanleren zoals: regendruppels maken door te tikken, kneden, wrijven of zachtjes ‘hak’ bewegingen te maken met de zijkant van je hand.
Geef je kind(eren) een papier. Laat ze er een prop van maken en laat ze proberen om in korte tijd zoveel mogelijk broertjes/zusjes of voorwerpen (bijvoorbeeld knuffels) te raken. Wil je het ook leerzaam maken? Laat ze op papier een aantal sommen eerst beantwoorden en laat ze daarna een prop maken en gooien. Na 10 seconden stop je en bespreek je de eerste vraag door. Daarna gooi je weer 10 seconden. Ga zo door tot je alle vragen hebt besproken. Wie kan er in 10 seconden de meeste knuffels raken?
In de klas vind ik het altijd een succes: ritmes klappen! Jij als ouder begint als spelleider. Je klapt een ritme op de tafel. Je kind klapt het ritme na op tafel. Op Youtube staan ook leuke klap tutorials zoals: boom snap clap tutorial. Varieer in snelheid en combinatie door steeds een ander ritme te klappen. Geef je kind ook eens de opdracht om leider te zijn en laat hem/haar eigen ritmes klappen op de eigen benen of op de benen/rug van een broertje of zusje. Op deze manier moeten kinderen afstemmen en samenwerken.
Educatief element: Kun je een melodie van een liedje neuriën, de tafels oefenen of woorden spellen terwijl je klapt?
Geef elkaar de linker of rechterhand (meestal de voorkeurshand) en vouw de handen dicht. Begin op een afgesproken signaal. Probeer zo snel mogelijk jouw duim op die van de ander te krijgen. Wanneer je de duim van een ander kan ‘vangen’ onder jouw duim, dan heb je een punt. De eerste met drie punten wint.
Variatie voor jonge kinderen: maak er ‘duimtikkertje’ van. Jij en je kind krijgen om de beurt de mogelijkheid om op de duim van de ander te tikken (er bovenop te duwen).
In deze oefening ga je tegen over elkaar staan. De één beeld uit en is de leider, de ander is het spiegelbeeld en dus de volger. Het is belangrijk de bewegingen heel langzaam te doen zodat de ander kan volgen. Wissel daarna van rol.
Variantie: geef een opdracht bijvoorbeeld: je komt net uit bed en staat voor de spiegel. Wat doe je dan allemaal? Of doe gymnastiekoefeningen.
Met deze energizers heb je 10 leuke beweegactiviteiten om tussendoor te doen bij het schoolwerk. Zeker in deze tijd waarin we allemaal onze zorgen over onze gezondheid en de economie hebben, is het fijn om even een momentje van ontspanning te hebben met elkaar. Heel veel (leer)plezier!
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider bovenbouw in het basisonderwijs.
Nu kinderen tijdens de Coronacrisis opnieuw niet naar school of de sportclub gaan en er geadviseerd wordt om zoveel mogelijk binnen te blijven beweegt je kind veel minder dan voorheen. Terwijl we weten dat bewegen heel belangrijk is voor de ontwikkeling en concentratie van kinderen. In dit blog geeft ik je tips hoe je binnen toch kunt bewegen met je kinderen, ook op een paar vierkante meter.
Door te bewegen leren kinderen nieuwe dingen en kunnen ze tegelijkertijd hun energie kwijt. Beweging is niet alleen belangrijk voor de gezondheid, het helpt kinderen beter te concentreren en stimuleert ook de hersenen. Bovendien geeft het kinderen meer zelfvertrouwen en eigenwaarde. De Gezondheidsraad adviseert voor kinderen om per dag 60 minuten te bewegen. Hieronder vallen ook dagelijkse bewegingsactiviteiten zoals traplopen, boodschappen doen, in de tuin werken of klusjes doen.
Naast dagelijks een uur bewegen, wordt ook voor kinderen 2x per week een spier of bot versterkende activiteit geadviseerd. Dit wordt vaak vooral door sporten zoals zwemmen, voetbal, turnen of ballet gestimuleerd.
Zeker nu je kind in deze Coronacrisis niet naar zijn/haar sportclub kan, waar veel van deze oefeningen aan bod komen, kun je dit soort oefeningen thuis doen. Vraag je kind om een demonstratie te doen van de voetbal warming-up, turnles of balletles en doe zelf ook mee!
‘Kijk eens mama, wat ik kan!’ hoor je jonge kinderen soms 10x roepen als ze van de glijbaan gaan. Ook oudere kinderen genieten er nog steeds van als je geïnteresseerd bent in zijn/haar prestaties of kunstjes. Laat je kind zien dat je belangstelling hebt voor de kunstjes die hij/zij kan en geef veel complimentjes. Dat motiveert! En geef natuurlijk ook zelf het goede voorbeeld. Doe samen een thuis workout of sport oefening. Beweeg dus ook zelf, dan gaat je kind je makkelijker nadoen.
Er zijn veel onderzoeken gedaan over de rol van beweging bij het leren. Uit diverse onderzoeken (o.a. van Richard Bailey) blijkt dat je makkelijker leert en de dingen beter en langer onthoudt als je beweegt tijdens het leren. Eigenlijk heel logisch want kinderen ontdekken de wereld namelijk vooral via hun lichaam. Bij de meeste schoolopdrachten voor rekenen, taal of logisch denken wordt de linkerhersenhelft van kinderen gebruikt. Bij bewegen gebruik je juist de rechterhersenhelft. Door middel van bewegen te combineren met schoolopdrachten maken leg je verbindingen tussen de linker- en de rechterhersenhelft. Je onthoudt het hierdoor makkelijker, beter maar ook langer!
Veel lesstof van de basisschool kun je op een creatieve manier omzetten naar een beweegactiviteit. Leerzaam, maar ook vooral heel leuk! Bijvoorbeeld:
Behalve de lesstof bewegend te leren, kun je beweging ook inzetten als tussendoortje of energizer. Door tussen 2 verschillende schoolvakken even te bewegen, kun je daarna weer beter focussen.
Vanaf 4 januari kun je met Squla dansend je toetsen door. In het vak toetsen op Squla, vindt je kind leuke dansfilmpjes om de concentratie hoog te houden! Zo oefent je kind de lesstof én blijf hij in beweging. Gewoon, vanuit de woon- of slaapkamer!
Geraadpleegde bronnen:
Kenniscentrum Sport en Bewegen, https://www.kenniscentrumsportenbewegen.nl/
Alles over sport, https://www.allesoversport.nl/artikel/hoeveel-moet-een-kind-bewegen/
Onderwijs maak je samen, https://www.onderwijsmaakjesamen.nl/actueel/leren-doe-je-met-je-lijf/
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider in het basisonderwijs.
Je kind komt boos of verdrietig thuis met negatieve verhalen over de leerkracht. Wat doe je als je kind geen klik heeft met de leerkracht? In dit blog vertel ik je hoe je hier mee om kunt gaan.
In 8 jaar onderwijs, is er een grote kans dat er een keer een jaar komt waarbij je kind een minder goede klik heeft met de leerkracht dan het jaar daarvoor. Maar dat is ook iets wat je kind in zijn verdere leven zal tegen komen. Als volwassene kom je ook in aanraking met mensen die je minder leuk vindt, of heb je collega’s waar je je aan irriteert. Het is dus enerzijds iets waar je kind mee moet leren omgaan. Soms kan het helpend zijn als je uitlegt dat jij ook niet iedereen aardig vindt, en dat ook niet iedereen jou aardig vindt. En dat is prima! Je hoeft niet met iedereen dikke vrienden te zijn, maar ‘gewoon’ omgaan met elkaar is soms voldoende.
Vaak wordt er al vooraf over een leerkracht door ouders onderling gesproken op het schoolplein of thuis aan de etenstafel. De ene leerkracht staat te boek als ‘streng’, de ander als ‘lief’. En wellicht heb je zelf ook een minder positief vooroordeel bij de leerkracht. Kinderen horen ook deze stereotypen en beweringen en nemen dit ook mee in hun beeld van de leerkracht (jij als ouder bent tenslotte het grote voorbeeld). Probeer dan ook niet met vooroordelen over een leerkracht te spreken waar je kind bij is, maar laat je kind zelf ontdekken hoe de juf of meester is.
Je kind komt emotioneel en verongelijkt thuis over iets wat de leerkracht heeft gedaan of gezegd. Natuurlijk doet het pijn in je ‘moederhart’ als je kind verdriet heeft of boos is. Maar probeer eerst zonder oordeel te luisteren naar wat je kind zegt. Kun je bepaalde dingen relativeren? En wat is er precies gebeurd? Laat je niet meeslepen in je eigen emoties, maar luister en probeer samen te vatten wat je kind zegt.
TIP: Teken samen de gebeurtenis na in een stripverhaal of tekening. Voor sommige kinderen is het makkelijker om te tekenen wat er gebeurde en hierdoor zie jij de verbanden beter en kun je achterhalen wat er aan vooraf ging.
Blijf jij je kind bevestigen in wat de leerkracht fout, vervelend of verkeerd doet, dan groeit de negatieve kijk van je kind op de leerkracht. Door te focussen op het negatieve, maak je dat alleen maar groter. Daarnaast kan deze negatieve blik een reactie geven in de klas. Je kind gaat namelijk steeds negatiever naar school, vertoont negatiever gedrag en ook de leerkracht zal je kind meer (negatief) terechtwijzen op zijn gedrag. Je kind zit het hele schooljaar in deze klas, dus het wordt een heel negatief jaar als je blijft focussen op wat er ‘mis’ is. Help je kind door ook te bespreken wat er wél goed gaat. En vraag wat je kind juist wel graag zou willen. Vragen die je kunt stellen zijn:
Vertel je zoon of dochter dat hij/zij met zijn meester of juf een compromis moet gaan sluiten en dat hij daarvoor gesprekjes moet voeren. Zet je kind ook zelf aan het denken hoe hij/zij eruit kan komen met de leerkracht. Wat zou kunnen helpen? Wat kan ervoor zorgen dat je goed aan het werk kan? Met wie zou je kunnen samenwerken? Door dit soort zaken te bespreken met je kind stimuleer je hem om na te denken over een oplossing. Je helpt hem op deze manier om de juiste woorden te vinden in het gesprek met zijn leerkracht.
Is het nu wel of niet verstandig om dit te bespreken met de juf of meester? Dat hangt natuurlijk ook van de situatie af. Probeer eerst helder te krijgen wat je kind precies onprettig vindt in de klas en verzamel concrete voorbeelden. Als je zelf ook niet verwijtend, maar oplossingsgericht het gesprek met de leerkracht aan gaat, kunnen jullie vast samen tot oplossingen komen. En is je kind al in de midden- of bovenbouw dan zou je kunnen overleggen of je kind ook bij een vervolggesprek kan zijn om samen uit te leggen wat je kind als minder prettig ervaart (ook dit eerst samen voorbereiden, want dit is echt heel spannend voor je kind).
Soms is het lastig om het gesprek aan te gaan met de leerkracht. Vooral als het langere tijd niet goed loopt, kan de irritatie ook aan de kant van de leerkracht zijn ontstaan. Of wellicht wordt je gesprek als kritiek opgepakt. Als je zegt dat jouw kind iets als zodanig ervaart, dan laat je in het midden in hoeverre de juf (of meester) iets verkeerd doet, of het kind de kritiek onterecht opvat. Doe dus ook geen uitspraak in hoeverre juf of jouw kind gelijk heeft.
Ga uit van de situatie: Jouw kind ervaart dit zo, dat is niet wenselijk voor het kind, de sfeer in de klas én de leerkracht, dus hoe kunnen we dat veranderen (juf haar deel, thuis een deel). Hierdoor zet je in op harmonie tussen leerkracht, kind en de klas als doel. Het gaat dan niet om ‘wie heeft er gelijk’ of ‘wie is slachtoffer’ (en met stilzwijgend als ondertoon dat er dan ook een dader is) of wiens schuld het is. Maar je zoekt samen naar oplossingen.
Het kan natuurlijk zijn dat zowel jij als je kind ondanks alle pogingen tot gesprek ontevreden blijven over dingen die in de klas gebeuren. Dan kun je ook een gesprek aanvragen met de intern begeleider of de directeur. Echter kinderen worden niet zomaar gewisseld van klas omdat de ‘klik’ niet goed is. Maar samen met iemand erbij in een gesprek kunnen jullie misschien wel tot oplossingen komen.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en Intern begeleider groep 5-8 in het basisonderwijs.
Ben je bang dat je kind blijft zitten dit schooljaar? Of denk je dat er een leerachterstand is bij je kind na de Coronacrisis? Bij ons op school wordt er momenteel veel gesproken over doubleren. Daarom vertel ik je in dit blog alles over doublures en de afwegingen die scholen maken na de Coronatijd.
In ieder leerjaar komen bepaalde basisvaardigheden aan bod die kinderen moeten beheersen. Natuurlijk wordt er rekening gehouden met verschillen tussen kinderen. Per leerjaar zijn er een aantal minimumdoelen waarvan je hoopt dat de klas die beheerst om het jaar daarna op verder te bouwen. Dit is vooral als de school werkt met het leerstofjaarklassen systeem (leerlingen zijn dan op leeftijd bij elkaar in een groep ingedeeld).
Sommige kinderen ontwikkelen zich in een ander tempo en hebben wat meer leertijd nodig. Dan is een extra jaar opnieuw aanbieden van de leerstof soms helpend om de vaardigheden eigen te maken. Echter de overweging van een doublure hangt van nog veel meer factoren af.
Wanneer een leerling zwak is in één vak, kan het meestal wel door naar de volgende klas. Eventueel met een aangepast programma of leerlijn voor het betreffende vak. Is een leerling zwak in meerdere vakken, dan kan dit een reden zijn tot zittenblijven. Leerlingen die ‘op hun tenen moeten lopen’ in het schooljaar dat zij blijven zitten, hebben bij herhaling van dat jaar een kleine voorsprong op hun medeleerlingen, wat een positief effect kan hebben op hun zelfvertrouwen. Als zittenblijvers echter daarna weer nieuwe leerstof aangeboden krijgen wordt deze voorsprong weer minder.
Er wordt in onderwijsland vaak gesproken over welk jaar ‘ideaal’ is om te doubleren. Vaak zijn zwakke lezers in groep 3 net te goed om geheel groep 3 over te doen. Groep 3 begint namelijk weer van voor af aan met woordjes lezen en die basis hebben kinderen vaak wel onder de knie. Het stapje daarna van zinnen lezen en het leren rekenen zit ook in de groep 4 lesstof. Waardoor dat een ‘ideaal’ schooljaar is om te doubleren. Dit geldt ook voor groep 5 wat een basisjaar is met leerstof die je nodig hebt in de bovenbouw.
Ook een verlengd kleuterjaar wordt regelmatig toegepast. In de kleuterklas is soms beter zichtbaar dat een kind sociaal emotioneel nog niet toe is aan het leerproces in groep 3. Redenen voor een verlengd kleuterjaar zijn bijvoorbeeld:
Doubleren na groep 6 is zeldzamer. Soms wordt er in de bovenbouw gewerkt met eigen leerlijnen zodat kinderen met aangepaste einddoelen uitstromen naar het voortgezet onderwijs. Daarnaast wordt in de bovenbouw duidelijker welk vervolgonderwijs passend kan zijn. Kinderen die uitstromen naar het VMBO hoeven niet alle doelen van groep 8 behaald te hebben. Dit betekent dat als ze voor een aantal vakken op eind groep 6 niveau zitten ten tijde van groep 8; dit ook al aansluit op het VMBO-BB niveau van het voortgezet onderwijs.
Het beleid om te doubleren is op elke school anders. Bij ons op school hebben we als één van de criteria aangehouden dat er vóór de Coronacrisis ook al sprake moest zijn van (leer)problemen die al besproken waren met de IB-er en/of ouders. Normaal gesproken waren gesprekken over doublure rond het tweede rapport met ouders besproken; een achterstand zie je als leerkracht namelijk al langer en niet pas na de Coronacrisis.
Wel kan het zo zijn dat je kind voor de crisis een al een ‘twijfelgeval’ was, en dat deze tijd helaas nog een extra negatief effect heeft gehad. Waren de achterstanden t.o.v. de klas al groot en wordt het verschil nu nog groter dan is het misschien beter om dit jaar nog eens te herhalen.
Alleen een achterstand ontstaan door de Coronacrisis wordt door de meeste scholen niet enige indicator gebruikt gelukkig. Kinderen zijn flexibel, na orkaan Katrina hadden de kinderen in Florida ook ruim 7 weken geen onderwijs gehad, maar bleek uit onderzoek van John Hattie dat de kinderen een groot herstelvermogen hadden. Kinderen zijn flexibel en kunnen hun achterstand ook weer inhalen, ook in het leerjaar daarna. Lees ook mijn blog over leerachterstand na de Coronacrisis.
De Leerlingvolgsysteemtoetsen (LVS toetsen) zoals CITO toetsen worden normaal gesproken in de periode januari en juni afgenomen. Cito heeft scholen geïnformeerd dat de juni toetsen ook in september afgenomen kunnen worden met een aangepaste normering omdat de afnamedatum veranderd is. Toch nemen veel scholen de toetsen in juni af. Kinderen zitten nu weer enkele weken in het onderwijsproces en de toetsen kunnen juist nu een beeld geven van waar de kinderen staan. Een (Cito) toets score alleen is niet de enige indicator om te doubleren maar kan wel het beeld verhelderen. Daarnaast is het een mooie beginmeting waar de kinderen staan voor de leerkracht van het jaar daarna.
Het blijft een moeilijke keuze of het voor een kind beter is om wel of niet te doubleren. Voor jou als ouder, maar ook voor de leerkracht. Er zijn altijd voor- en tegenargumenten. En ook de situatie van het schooljaar speelt mee:
Toch denk ik dat als de twijfel om wel of niet te doubleren zo groot is, je toch de overweging moet maken om door te stromen naar de volgende groep. De leerresultaten van de zittenblijvers zijn volgens Pameijer (2018) over het algemeen in het zittenblijfjaar wel beter dan die van hun jongere klasgenoten. Deze voorsprong wordt echter kleiner als ze ouder worden.
Leerlingen ervaren zittenblijven vaak als negatief en het tast hun zelfbeeld aan. ‘Ik kan niet zo goed leren als de leerlingen die overgaan’. Zeg dus nooit tegen je kind dat als hij niet goed zijn best doet; hij misschien blijft zitten. Want als je kind echt moet blijven zitten; zal het voelen dat hij/zij faalt. Als je ziet dat je kind en de school hun best doen, heeft het geen enkele zin om je kind sancties op te leggen of op andere manieren onder druk te zetten. Het kind heeft de steun van thuis juist hard nodig. Juist als het naar eigen gevoel gefaald heeft op school. Bespreek met je kind op een positieve manier dat doubleren helemaal niet erg is.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en Intern Begeleider groep 5-8 in het basisonderwijs.
Geraadpleegde bronnen:
– Bouwman, A. (2016). Kleuterverlenging: zinvol of niet https://www.cps.nl/blog/2016/04/12/Kleuterverlenging-zinvol-of-niet, geraadpleegd op: 22-6-2020
– Pameijer, N, (2018) Doubleren of doorstromen: wat is zinvol in het primair onderwijs?, https://wij-leren.nl/doubleren-doorstromen-zittenblijven-voordelen-nadelen.php, geraadpleegd op 22-6-2020
– Vos – van der Hoeven, T. (2012), Ik moet je iets vertellen, https://www.opvoedadvies.nl/slechtnieuws.htm geraadpleegd op: 22-6-2020
Na wekenlang thuisonderwijs in de Coronacrisis gaat je kind sinds kort weer naar school. Maar heeft je kind nu een leerachterstand opgelopen of niet? In dit blog vertel ik je alles over leerachterstanden en hoe mijn visie als leerkracht hierover is. Kunnen we eigenlijk wel spreken van een leerachterstand in deze unieke situatie?
Een leerachterstand is een achterstand op een bepaald leergebied (bijv. lezen, spelling, rekenen) die een kind heeft ten opzichte van ‘de gemiddelde leerling’ met dezelfde leeftijd en hetzelfde genoten onderwijs. Een leerachterstand wordt bepaald aan een ‘normgroep van het gemiddelde’.
De norm in onderwijs is bijvoorbeeld de leerstof die voor het einde van het schooljaar beheerst moet worden. Het lesprogramma is zo opgesteld dat een gemiddeld kind bijvoorbeeld aan het einde van groep 3 AVI niveau E3 kan lezen. Wanneer je kind meer kan spreek je over een voorsprong en wanneer dit nog niet lukt een achterstand. Vergeet niet dat ALLE kinderen deze Coronacrisis hebben meegemaakt, dus kunnen we ze eigenlijk niet helemaal vergelijken met het normale ‘gemiddelde’, toch?
Ondanks alle inspanningen van leerkrachten in de afgelopen tijd, is het afstandsonderwijs uiteraard anders geweest dan wanneer de scholen gewoon open waren. Het lesaanbod is aangepast, de instructies waren ‘anders’ bijvoorbeeld digitaal. Ook hebben niet alle kinderen aan het thuisonderwijs deel kunnen nemen. De Onderwijsraad (2020) schrijft in een briefadvies dat het aannemelijk is dat (bepaalde groepen) kinderen een leerachterstand kunnen oplopen door de Coronacrisis. De geplande leerstof is in de afgelopen periode niet geheel optimaal behandeld en eerder opgedane kennis kan weggezakt zijn. Maar ook zijn er kinderen die juist profiteren van grotere zelfstandigheid en vrijheid in deze crisis en hierdoor zich juist beter ontwikkelen. Het is dus per kind verschillend. Voor iedereen is de leercurve anders geweest. Maar dit betekent niet dat kinderen niets geleerd hebben. Ze hebben ook juist veel andere vaardigheden geleerd.
Na Orkaan Katrina waren er kinderen die 3 tot 7 weken geen onderwijs hadden gehad, ook niet op afstand. John Hattie heeft een artikel geschreven waarin hij benadrukt dat vanuit eerdere crisissituaties duidelijk wordt dat kinderen een groot herstelvermogen hebben. Na verloop van tijd bleek hun achterstand minimaal en kinderen herstelden verrassend snel. Wel bleek uit zijn artikel dat kinderen die vóór een crisis al problemen hadden, na afloop meer symptomen lieten zien van stress, woede, angst, depressie en eenzaamheid.
Kortom kinderen zijn flexibel, laten we dan ook nu in de opstart flexibel zijn! Het is nog geen zomervakantie en er zijn nog een aantal schoolweken te gaan. Het is uiteraard wel zo dat er kinderen en gezinnen zijn voor wie deze situatie ronduit rampzalig is geweest zij hebben natuurlijk wel extra aandacht nodig.
School is niet alleen leren rekenen en lezen. Het is zoveel meer wat je leert voor je plekje in de samenleving. Je kunt de basisschool als oefenplaats zien voor het functioneren in de samenleving. Het ontwikkelen van jezelf als individu.
Een achterstand heeft ook alles te maken met wat je als visie op onderwijs hebt. Is je insteek: ‘zo hoog mogelijk scoren op toetsen en daarmee een zo hoog mogelijke vervolgopleiding kunnen doen? Of is je visie op onderwijs breder?
In de afgelopen periode zijn we ons misschien wel bewuster geworden van ‘wat er werkelijk toe doet’. We vragen naar elkaars gezondheid en wensen elkaar het beste toe. We proberen goed voor onszelf en voor elkaar te zorgen. ‘Blijf gezond‘ en ‘We zijn er voor elkaar‘. En ook worden we ons bewust van onze invloed op het milieu. Veel gesprekken gaan nu over het feit dat deze tijd waarschijnlijk erg goed is voor onze planeet en onze bewustwording.
Deze ‘reset’, is misschien wel precies wat we nodig hadden om in te zien dat we niet op alle vlakken goed bezig waren met elkaar en dat we kennelijk best met minder reizen en consumeren kunnen leven. Is dat ook niet een hele wijze levensles die we onze kinderen nu mee geven? Misschien stond het rekenen en lezen nu op een lager pitje, maar er is zoveel meer geleerd over het leven!
Veel scholen hebben de eerste weken gebruikt om de kinderen eerst weer te laten wennen op school en aan elkaar. Er zijn gesprekjes gevoerd over hoe de afgelopen tijd ervaren is door de kinderen. Er is op veel scholen aandacht besteed aan de sfeer in de groep en het weer omgaan met elkaar. In 50% van de tijd zijn zoveel mogelijk instructies gegeven of herhaald.
Bij ons op school is hierbij ook een deel van de lesstof van het thuisonderwijs nog eens herhaald. Dit geeft de leerkrachten een beeld wat er wel/niet is begrepen en is een startpunt om verder te gaan. Wij hebben bewust niet gekozen om meteen de eerste weken te gaan toetsen. Eerst weer wennen en een beginsituatie krijgen. Gelukkig gaan de scholen binnenkort weer volledig open waardoor ook het lesprogramma op school weer langer wordt.
Vanuit het Cito hebben de meeste scholen een adviesbrief ontvangen over het afnemen van de CITO LVS (leerlingvolgsysteem) toetsen. Daarin worden twee opties gegeven. De LVS toetsen op de geplande tijd aan het einde van het schooljaar afnemen of de toetsen na de zomervakantie in september afnemen. Voor de september afname wordt een aangepaste normering toegepast omdat de afname dan later valt dan de gebruikelijke periode waarmee met de normgroep vergeleken wordt.
Beide toetsmomenten hebben voor- en nadelen. Door in juni te toetsen kun je nu al zien waar de kinderen staan, na deze weken van thuiswerken en de afgelopen weken van gedeeltelijk naar school. In september hebben de kinderen weer 6 weken zomervakantie gehad waarna soms ook een ‘dip’ in de ontwikkeling komt. Dit maakt dat veel scholen toch de toetsen in juni afnemen.
Naar mijn idee moeten we toetsen gebruiken waar het voor bedoeld is; het niveau en de beginsituatie onafhankelijk toetsen. Laten we ons niet focussen op eindscores, maar focussen op de ontwikkeling van een kind! Welke persoonlijke groei is er in de toets zichtbaar? Zodat je voordat het nieuwe schooljaar start weet waar de kinderen staan.
Maak je dus niet te druk over een leerachterstand. Kinderen zijn flexibel! Geef ze de tijd om dingen weer op te pakken. Daarnaast hebben ze een hele bijzondere leerzame levenservaring meegemaakt in deze Coronatijd, eentje die de geschiedenisboeken in gaat.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht basisonderwijs en Intern begeleider van groep 5-8.
Geraadpleegde bronnen:
De Ronde-Davidse, N. (2020) www.driestar-educatief.nl/advies-en-begeleiding/actueel/blogs/kansen-in-coronatijd-van-onderwijsachterstanden-na
Onderwijsraad (2020), Geraadpleegd op 27-05-2020, file:///C:/Users/Vos/Downloads/Advies+Ondervangen+gevolgen+Coronacrisis+voor+het+onderwijs%20(2).pdf
Boonstra, C., (2020) Geraadpleegd op 27-05-2020, https://operation.education/corona-onderwijs-drama-of-kans-leerachterstand/
Vanaf 11 mei gaan de scholen op een aangepaste manier open. Je kind krijgt straks de helft van de tijd les op school in kleinere groepen. Welke gevolgen heeft dit voor jouw kind en voor jou als ouder? In dit blog beantwoordt juf Shelby de meest gestelde vragen.
Scholen hebben diverse voorbeeldprotocollen voor de inrichting van het onderwijs ontvangen, maar mogen zelf een keuze maken hoe ze dit gaan vormgeven passend bij de schoolorganisatie. Wel moet de keuze voorgelegd worden aan de MR (Medezeggenschapsraad). Dit betekent dat de organisatie van het onderwijs per school kan verschillen. De meest voorkomende varianten zijn:
– Het hele dagen model: maandag groep A en dinsdag groep B etc. De kinderen gaan dus om de dag naar school. Om zo min mogelijk wisseling van leerlingen en ouders te creëren en de aansluiting op de BSO te hebben.
– Het halve dagen model: ‘s morgens groep A en ‘s middags groep B. Hierbij komen alle kinderen iedere dag een korte periode naar school. Er is dus dagelijks aansturing en instructie vanuit school.
Beide hebben voor- en nadelen en het verschilt natuurlijk ook enorm per type onderwijs, personeelsbezetting, beschikbare ruimtes en afspraken die per school of stichting gemaakt worden. Op deze modellen zijn zelfs ook nog variaties mogelijk.
Voor alsnog is de verwachting dat deze maatregelen wellicht voor een aantal weken zijn en bestaat de kans dat de scholen daarna weer volledige lesprogramma’s draaien.
Het is ook wel weer spannend om je kind naar school te laten gaan na al die weken ‘veilig’ thuis. Thuis heb je zelf invloed op het naleven van de maatregelen en hygiëne en het is dus echt weer even ‘loslaten’ als je je kind naar school stuurt.
Wellicht stellen de hygiëne afspraken die op jouw school gemaakt zijn, je al wat gerust. Ook zelf kun je met bepaalde dingen rekening houden om onnodig lichamelijk contact met de leerkracht of klasgenootjes te vermijden:
– Geef een beker/pakje drinken mee die je kind zelf open kan maken.
– Zorg dat het tussendoortje/fruit voorgesneden en kant en klaar op te eten is.
– Was thuis al de handen voordat je kind naar school gaat en ook als hij/zij weer thuis komt.
– Zorg voor makkelijk zittende kleding die je kind zelf aan/uit kan doen (makkelijke knoop, schoenen met klittenband, geen jas aan als het mooi weer is).
– Zorg dat je kind thuis voordat hij/zij naar school gaat al naar de toilet is geweest en niet onnodig meteen op school hoeft te gaan.
Voorbeelden van afspraken zijn:
– Desinfecterende handgel en/of zeep om handen te wassen in de klaslokalen
– Pauzes alleen met de eigen groep.
– Extra schoonmaak van bijv. deurklinken, toiletten.
– Extra schoonmaakmiddelen zoals oppervlaktesprays om tafeltjes of veel gebruikt speelmateriaal schoon te maken.
De richtlijn van het RIVM is het uitgangspunt en is aangepast voor het onderwijs:
– Tussen leerlingen hoeft geen 1,5 meter afstand bewaard te worden.
– Tussen onderwijspersoneel en leerlingen moet zoveel mogelijk 1,5 meter afstand bewaard worden.
– Personeelsleden onderling moeten 1,5 meter afstand bewaren.
– Scholen melden zich bij de GGD indien ze meer dan één ziektegeval (Corona) hebben.
Kinderen en onderwijspersoneel die tot de risicogroep behoren of waarvan gezinsleden tot de risicogroep behoren kunnen thuisblijven. Het is wel fijn om dit te bespreken met de schoolleiding. Maak je je zorgen; ga in gesprek met de school.
De indeling van de groepen is afhankelijk van verschillende factoren. Waar voorheen een groepsindeling afgewogen werd met factoren zoals zorgleerlingen met leer-/gedragsproblemen, vriendjes/vriendinnetjes, wordt nu in de eerste plaats rekening gehouden met bijvoorbeeld:
– Kinderen die gebruik maken van noodopvang/BSO op dezelfde dag/tijd in delen.
– Bij voorkeur kinderen uit hetzelfde gezin op hetzelfde dagdeel.
– De samenstelling van de huidige groep: bij combinatiegroepen is het bijvoorbeeld handig om te splitsen op jaargroep. Dus groep 5/6 splitsen in groep 5 en 6.
Alle leerlingen van de school worden verdeeld in twee subgroepen (cohorten) en de samenstelling van die groepen wijzigt niet. De leerlingen kunnen dus niet wisselen van groep A naar groep B.
Scholen streven ernaar om kinderen uit één gezin zoveel mogelijk op hetzelfde moment te plaatsen, maar met zoveel leerlingen en bovengenoemde criteria is dit helaas niet altijd mogelijk. Indien je een cruciaal beroep hebt, kun je wel aanspraak doen op noodopvang.
De kinderen gaan 50% van de onderwijstijd naar school, dit betekent dat ze nog steeds ook 50% van de lestijd thuis zijn. Scholen beslissen zelf hoe ze die andere 50% vormgeven.
Veel scholen zullen ervoor kiezen om gedurende de lestijd uitleg te geven en vervolgens verwerking van deze lesstof voor thuis mee te geven. Of bijvoorbeeld een paar sommen op school maken en de rest thuis afmaken. Hierdoor zal je kind waarschijnlijk thuis meer zelfstandig werken aan hetgeen op school uitgelegd is. De instructies vinden dus grotendeels op school plaats.
Ondanks dat de kinderen weer naar school gaan, is het schoolgebouw en het schoolplein nog niet toegankelijk voor ouders. Veel oudergesprekken worden (nog) niet gevoerd. Wel kun je natuurlijk via e-mail, telefonisch of wellicht via videobellen een afspraak proberen te maken bij de leerkracht.
Maar wees je ook bewust dat de leerkracht ook even tijd nodig heeft om de groep weer op te starten, te laten wennen en te kijken hoe de leerdoelen weer opgepakt moeten worden.
De hoofdvakken taal en rekenen zijn natuurlijk belangrijk en de leerkrachten zullen zeker bewuste keuzes maken in het lesaanbod. Er moet ook geobserveerd worden welke kinderen extra uitleg nodig hebben en waar er precies met de lesstof verder gegaan wordt. Dit heeft tijd nodig. Een voordeel van de kleinere klassen is wél dat dit ‘makkelijker’ te observeren is voor de leerkracht dan in een grote groep.
Er is naast de hoofdvakken zoals rekenen en taal ook aandacht voor sociale emotionele ontwikkeling na deze periode die ook op kinderen indruk gemaakt heeft. De sfeer in de klas, praten over hoe je je voelt en weer wennen aan de groep hoort net als aan het begin van een schooljaar er bij.
Er wordt van de scholen verwacht dat ze tijdens schooltijd opvang bieden aan kinderen van ouders in cruciale beroepen. Deze kinderen moeten dus de hele dag opgevangen worden school.
De rijksoverheid schrijft het volgende:
Voor wat betreft de noodopvang na 11 mei voor kinderen van ouders in cruciale beroepen en kwetsbare kinderen geldt dat deze doorloopt. Dit betekent dat scholen gedurende schooltijd verantwoordelijk zijn voor de opvang van kinderen van vier jaar en ouder die tot deze groepen behoren voor de dagen dat zij niet naar school kunnen. Voor en na school kunnen deze kinderen net zoals nu bij de kinderopvang terecht. Gemeenten blijven verantwoordelijk voor het realiseren van noodopvang in avond, nacht en weekend.
Hoe om te gaan met leerlingen met leerachterstanden is een vraag die veel ouders en leerkrachten bezig houdt en die nu nog niet te beantwoorden is. De komende tijd zal het voor veel leerkrachten uitzoeken zijn hoe de leerlingen de lesstof weer oppakken, of er achterstanden zijn en welke keuze passend is voor de ontwikkeling van je kind. Voordeel is wel dat ‘alle’ kinderen een periode van thuisonderwijs hebben gehad. Kinderen zijn flexibel en er zijn nog een aantal maanden tot het zomervakantie is.
De protocollen adviseren diverse aanpassingen zoals:
– Ouders/verzorgers komen niet op het schoolplein of in de school.
– Leerlingen worden door maximaal één volwassene opgehaald.
– Scholen zorgen ervoor dat er gespreide breng- en haal momenten worden ingesteld indien niet elk lokaal eigen ingang van buiten naar binnen heeft.
Maar ook als ouder kun je extra contact met volwassenen beperken door:
– Je kind (bijv. vanaf groep 5) zelfstandig naar school te laten gaan.
– Niet te vroeg, maar pas vlak voor aanvang van de les naar school gaan.
– Je kind fietsend of lopend naar school laten gaan, en indien met de auto: kiss-and-ride principe toepassen.
Na schooltijd direct naar huis, dus niet napraten bij het ophalen bij het schoolplein.
De PO-raad heeft een poster gemaakt met voorzorgsmaatregelen. waarop o.a. vermeld staat om thuis te blijven bij neusverkoudheid, loopneus, niezen, keelpijn, lichte hoest, verhoging en koorts. En ook als een gezinslid verkouden is en koorts heeft. Na 24 uur klachtenvrij te zijn geweest kan je kind weer naar school.
Er zijn diverse advies protocollen opgesteld. De PO-raad heeft een protocol regulier onderwijs opgesteld. Maar ook op de website van de Rijksoverheid worden ook veel vragen beantwoord over het basisonderwijs.
Het is een uitzonderlijke situatie geweest. Wat heb ik als leerkracht bewondering voor alle ouders die het thuisonderwijs hebben ondersteund. Ook de komende periode vraagt nog steeds veel van jullie. Maak je niet te veel zorgen om leerachterstanden; het schooljaar is nog niet voorbij en met elkaar gaan we ervoor!
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider in het basisonderwijs.
Als je jouw kind helpt met zijn/haar schoolwerk zal je opgevallen zijn dat de lesmethodes en rekenmanieren heel anders zijn dan jij vroeger geleerd hebt. Wat zijn grote verschillen en waarom wordt de staartdeling nu ineens anders aangeleerd? In dit blog bespreek ik een aantal grote veranderingen. Die wellicht bij jou thuis ook de discussie ‘ja, maar maar wij leerden het vroeger anders…‘ teweeg heeft gebracht. Want de juf zei dat het zo moest! Verwarrend toch?
Er is in de afgelopen 15 jaar veel veranderd in het rekenonderwijs. Waar voorheen kinderen met vooral rijtjes sommen leerden rekenen (niet denken maar doen), ligt nu meer de nadruk op het zogenaamde realistisch rekenen (nadenken wat je doet). Realistisch rekenen is bijvoorbeeld een som die in een verhaaltje verwerkt zit. Later in het dagelijks leven krijgt je kind namelijk ook te maken met verhaaltjessommen zoals ‘Hoeveel m² tegels heb ik nodig voor mijn terras?’.
Dit is ook bij de tafels het geval. Natuurlijk moeten kinderen nog steeds het ‘rijtje’ tafels vlot op kunnen zeggen. Maar ook begrijpen wat een tafelsom is, wordt tegenwoordig in de rekenboeken expliciet aan bod gebracht met tekeningetjes en verhaaltjes. Door deze manier van werken leren kinderen rekenbegrip.
Er is echter ook kritiek op het realistisch rekenen, waarbij gesuggereerd wordt dat rekenen hierdoor meer ‘taal’ bevat. En dat ‘zwakke rekenaars’ soms in de war raken door de meerdere oplossingsstrategieën voor één soort opgave. Echter voor de ‘betere rekenaars’ lijkt het realistisch rekenen juist heel fijn. Hierdoor kunnen kinderen meer inzicht en creativiteit inzetten bij het oplossen van een som. Kortom er zijn voor- en nadelen waardoor het realistisch rekenen ook regelmatig bekritiseerd wordt.
Misschien komt de rekenmanier die in het lesboek van je kind staat veel omslachtiger over dan hoe jij het vroeger geleerd hebt. Toch zorgen soms uitgebreidere oplossingsstrategieën ervoor dat er meer ‘begrip’ komt bij een som. Of blijkt er uit onderzoek dat met een bepaalde uitleg een som door de meeste kinderen sneller begrepen wordt of beter onthouden wordt. Er zijn vaak jaren onderzoek aan vooraf gegaan voordat een lesmethode uitgebracht wordt.
Vaak zie je dat in de klas eerst de ene manier wordt aangeleerd, blijkt dit niet te werken, kan overgeschakeld worden op een andere manier. Het is voor je kind het prettigste om ook thuis de manier te gebruiken die in eerste instantie in de klas aangeleerd wordt.
Maar wat als je kind het toch niet snapt? Soms is het goed om een andere rekenmanier aan te leren. Toch moet je hiermee voorzichtig zijn. Vooral zwakke rekenaars raken enorm in de war als ze ineens een andere manier leren en maken juist meer fouten omdat ze al die verschillende rekenmanieren op de verkeerde som toepassen. Zwakke rekenaars moeten eigenlijk maar één oplossingsmanier aangeleerd krijgen en vervolgens deze heel vaak oefenen.
In de rekenboeken van groep 3 zul je zien dat het rekenen realistischer gemaakt wordt. Een veelvoorkomende som zijn de bussommen. De bus is een hulpmiddel voor sommen tot en met twintig. Het is een situatie waar sprake is van ‘erbij’ en ‘eraf’.
Er zitten 2 mensen in de bus, bij de halte stapt een meneer erbij in de bus, hoeveel mensen zitten er nu in de bus?
Hier wordt ook gebruik gemaakt van de woorden ‘erbij’ en ‘eraf’, in plaats van ‘plus’ en ‘min’. Als ouder vind je het wellicht vreemd: ‘Hoezo erbij? Dat noem je toch gewoon plus?’ . Toch kan andere benaming gebruiken bij dit soort sommen juist verwarrend zijn voor je kind, zeker als hij/zij rekenen moeilijk vindt.
De grote deelsommen kunnen op verschillende manieren uitgerekend worden. De ‘ouderwetse’ klassieke staartdeling wordt nog steeds op veel scholen aangeboden, maar veel rekenmethodes bieden dit op een andere manier aan. Namelijk door herhaald aftrekken, ook wel de hapmethode genoemd.
De hapmethode legt uit dat je delen kunt zien als herhaald aftrekken. Je gaat van het getal telkens hapjes afhappen tot je bij nul (of later nul met rest) eindigt. Ondanks de vele stappen en de soms ellenlange lijst aan herhaald aftrekken zien ze precies welke hapjes er worden afgehaald. Bij het toepassen van de hapmethode is het wel noodzakelijk dat je kind de tafels oefent en dan vooral de tafels 1, 2, 5 en 10. Toch wordt de hapmethode ook regelmatig bekritiseerd.
De klassieke staartdeling is gebaseerd op het feit dat je delen kunt zien als het omgekeerde van vermenigvuldigen. 8 : 4 = 2 omdat 2 x 4 = 8. De welbekende lange som tussen de schuine strepen 24/1248\
De staartdeling heeft echter ook nadelen, zoals:
Er zijn weinig wetenschappelijke onderzoeken die antwoord geven op welke manier beter is, dus beide manieren blijven een punt van discussie. Het zal ook per kind verschillen welke manier beter begrepen wordt. Wat wel uit onderzoek blijkt is dat het opschrijven van tussen antwoorden op een kladblaadje een positief effect heeft op de rekenresultaten. Een kladblaadje gebruiken blijft dus heel belangrijk! Helaas heeft het vaak een imago dat het beter en sneller is om iets uit je hoofd te rekenen. Maar dit kost toch onnodige foutjes.
Tafels werden vroeger vooral als rijtjes aangeleerd om uit het hoofd te stampen. Hoewel dit nog steeds nodig is om vlot de tafels te kunnen benoemen wordt er ook steeds meer gewerkt aan begrip. En dat als je een antwoord niet weet, je verschillende strategieën kunt inzetten om tot een antwoord te komen. Daarom zie je tegenwoordig veel sommen die deze strategieën aanleren in het rekenboek. Ook staan er vaak plaatjes van kinderen met denkwolkjes bij die uitleggen op welke manier er gerekend is.
Tafels zijn eigenlijk een verkorte vorm van herhaald optellen. De som 3 x 2 = zou je kunnen zien als 2 + 2 + 2 = 6. Daarom worden in in de rekenmethodes van groep 4 veel sommen al op deze manier aangeboden.
Doordat je tafelsommen kunt omkeren, kent je kind al een aantal sommen van de andere tafels. De omkeerstrategie maakt een soms zoals 4 x 8 ‘makkelijker’ door om te keren naar 8 x 4. De tafel van 4 kennen de kinderen vaak al eerder dan de tafel van 8. Zo kun je veel sommen al oplossen door kennis van een eerdere tafel.
Doordat je 9 x 2 kent, ken je 2 x 9 ook.
Doordat je 7 x 2 kent, ken je 2 x 7 ook.
De omkeerstrategie is dus een heel handige strategie. En de omkeersommen worden daarom in veel rekenboeken geoefend.
4 x 8 = 32 dus 8 x 8 = het dubbele van 32, 64 dus! Dit kan natuurlijk ook andersom: 5 x 8 =… (10 x 8 = 80 dus de helft van 80 is 40, dus 5 x 8 = 40)
Het taalonderwijs wordt de laatste 15 jaar meer gekenmerkt met meer aandacht op spreken en schrijven en is dan ook meer gericht op de uiting van de eigen mening en de uiting van de eigen beleving van je kind. Daarom zul je in het taalboek nu ook meer opdrachten zien die hier op doorvragen.
Ook bij Aardrijkskunde is in de afgelopen jaren wat veranderd. Er wordt meer aandacht besteed aan achtergrondinformatie van steden, omdat plaatsnamen met een context (bijvoorbeeld een verhaal over wat er kenmerkend voor Parijs is) ervoor zorgt dat het beter onthouden wordt.
‘Ja maar, de juf zegt dat het zo moet...’ Tja, dat zorgt nog wel eens voor een discussie thuis. Zeker als je momenteel thuisonderwijs geeft zal het zoeken zijn naar de manier van uitleggen. Toch staat in de meeste methodes van taal of rekenen een voorbeeld bij een opdracht. Door aan dat voorbeeld vast te houden, weet je dat je in principe aansluit bij de manier van school.
Als ik zelf wel eens inval als juf in een klas hoor ik ook regelmatig ‘Onze juf doet dat anders..‘ Klopt, ik ben niet jouw eigen juf, en daarom doe ik ook dingen anders, maar ik ga het je toch proberen uit te leggen. Daarom heb ik momenteel enorm veel respect voor alle ouders thuis die hun kinderen helpen bij het thuisonderwijs. Iedereen worstelt hiermee, maar meer als je best kun je niet doen.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider groep 5-8 in het basisonderwijs. Maar tijdens de Coronacrisis ook een thuiswerkende mama/juf.
Geraadpleegde bronnen:
Ros, B., (2009) Staartdelen of happen, Didaktief, nr. 1-2, p. 4-8
Het Coronavirus houdt ons allemaal bezig. We praten er iedere dag over. Maar ook in het hoofdje van jouw kind gaan veel vragen, zorgen en onduidelijkheden om. In dit blog lees je hoe je uitleg kunt geven en kunt relativeren door met je kind over het Coronavirus te praten. En leg ik je 2 leuke proefjes uit om de verspreiding van ziekteverwekkers zichtbaar te maken voor kinderen.
Probeer na te gaan wat je kind al weet over het Coronavirus door open vragen te stellen. Kinderen lezen veel op social media of hebben ook dingen gehoord via leeftijdsgenootjes die niet altijd ‘kloppend’ zijn. Daarnaast kunnen kinderen ook niet goed beoordelen of iets ‘fake nieuws’ is. Vraag bijvoorbeeld:
Ieder kind gaat hier op zijn eigen manier mee om, probeer actief te luisteren en geef aan dat je altijd open staat voor vragen, ongeacht hoeveel vragen hij/zij heeft. Vaak hebben kinderen hele praktische vragen zoals: mag ik naar mijn vriendje/vriendinnetje toe? Kan papa of mama ziek worden? Jonge kinderen maken zich in eerste instantie vooral zorgen om hun eigen gezondheid of die van papa of mama.
Geen één vraag is gek en probeer een eerlijk antwoord te geven. Ook is het heel logisch dat je kind ook vooral geruststelling nodig heeft. Sommige nieuwsberichten en beelden kunnen best beangstigend zijn. Door duidelijkheid te geven over wat het virus precies is, kan dit geruststelling geven bij je kind.
Vooral voor jonge kinderen is het virus nog moeilijk te begrijpen. Ze hebben er hoe dan ook in de afgelopen weken veel over gehoord. En toch is er een grote kans dat er nog veel onbekend is voor je kind. Door er samen over te praten komen die vragen en onduidelijkheden vanzelf naar voren. Jij bent als ouder een ‘veilige haven’ in deze onrustige tijd. Door zelf over het virus te vertellen geef je duidelijkheid en dus geruststelling aan je kind. Vertaalt in kindertaal is het virus bijvoorbeeld als volgt uit te leggen:
Iedereen is wel eens verkouden of krijgt wel eens de griep. Dat komt door een virus. Een virus is een klein onzichtbaar iets wat tussen mensen reist. Sommige virussen zijn goed en doen mensen geen kwaad, andere virussen zijn slecht en maken mensen ziek. Griep is ook zo’n virus waar mensen ziek van worden. Maar waar ook veel mensen vanzelf weer beter van worden. (Weet je nog dat je zelf griep had?) Het Coronavirus is ook een griepvirus. Het is eigenlijk gewoon een nieuwe soort griep. Kinderen kunnen het Coronavirus wel krijgen, maar worden er meestal niet heel ziek van. Je krijgt bijvoorbeeld koorts en gaat hoesten en vaak gaat het vanzelf weer over.
Heel veel mensen praten nu over het Coronavirus omdat het een nieuw virus is. Het nieuwe Coronavirus kan voor sommige mensen wel gevaarlijk zijn. Vooral voor oudere mensen en mensen die al wat zieker zijn. Die mensen moeten dus extra voorzichtig zijn dat ze het virus niet krijgen.
Voor gewone griepvirussen die we al wel kennen hebben onderzoekers een vaccin gemaakt waardoor oudere of zieke mensen geen griepvirus meer kunnen krijgen. (net als dat jij wel eens prikjes hebt gehad om niet ziek te worden, dat was ook een vaccin voor een ziekte) Maar omdat het Coronavirus een nieuw virus is, is er nu nog geen vaccin voor. De onderzoekers zijn natuurlijk wel heel druk bezig om een vaccin en medicijnen voor het Coronavirus te maken. Doktoren kunnen in het ziekenhuis nog wel andere dingen doen om te helpen.
Een groot probleem van een virus is dat het van je lichaam naar het lichaam van iemand anders reist zonder dat je dat ziet of merkt. Via je handen, of door te niezen of te hoesten kun je het virus aan iemand anders doorgeven. Daarom moeten we heel voorzichtig zijn en er alles aan doen om onszelf en anderen te beschermen, zodat zo min mogelijk mensen ziek worden. We willen dat alle mensen goed opletten en zoveel mogelijk thuis blijven zodat het virus zich niet te snel verspreidt. Hierdoor hebben de dokters en de onderzoekers genoeg tijd om zieke mensen te helpen en medicijnen te maken. Het is belangrijk dat alle mensen hier goed op letten. Ook jij kan hier iets aan doen, want jij kan ook helpen:
Deze uitleg video van ‘Geef me de vijf’. Tekent op een duidelijke geruststellende wijze het Coronavirus voor kinderen. https://www.youtube.com/watch?v=vdejjO-PxzQ
Het gewone journaal is niet altijd geschikt voor kinderen. De beelden kunnen soms eng zijn. Door samen naar het nieuws te kijken kun je meteen de vragen van je kind beantwoorden. Of kijk naar het Jeugdjournaal, daar wordt weloverwogen nieuws op een heldere manier voor kinderen gepresenteerd. Soms is het nodig om het nieuws te relativeren, want de meeste mensen die het virus oplopen, herstellen weer. Het is belangrijk dat je kind zich dat ook realiseert.
Al het ‘bekende’ voor je kind is nu ineens anders. Niet naar school, niet naar de sportclub of hobby, vaker binnen blijven en papa of mama die thuis werkt. Het kan zijn dat je zelf ook niet op alle vragen een antwoord weet, wees daar ook eerlijk in. Zeg dat je het antwoord niet weet, of dat je het misschien even moet opzoeken.
Er is geen wereld waarin ‘ziek zijn’ niet hoort, dus ga geen positiever verhaal verzinnen dan de werkelijkheid. Duidelijkheid kan je kind juist gerust stellen. Daarnaast het is ook helemaal niet erg om te zeggen dat jij je als ouder ook soms zorgen maakt. Voor kinderen is het fijn om te weten wat ze zelf kunnen doen. Geef dus ook uitleg over de hygiëne maatregelen.
Om kinderen uit te leggen hoe virussen en bacteriën zich verspreiden zijn de volgende proefjes leuk om te doen. Ze leggen spelenderwijs uit waarom de hygiëne maatregelen zo belangrijk zijn.
Pak een beetje vloeibare zeep of gel, meng er een theelepel glitters door. Doe een beetje in je hand en een beetje in de hand van je kind. Raak een donker gekleurd oppervlak aan bijvoorbeeld een donker kastje of een theedoek en vraag of je kind de glitters ziet. Leg uit dat wanneer je in je handen niest en dingen aanraakt, dit kleine onzichtbare ziektekiemen achterlaat. Doe alsof de glitters de ‘ziektekiemen’ zijn die achterblijven op de dingen die ze aanraken. Hierdoor ziet je kind hoe gemakkelijk dit verspreid door alles wat je aanraakt.
Het volgende experiment laat kinderen zien hoe handen wassen met zeep het virus van hun handen kan verwijderen. Je kunt hierbij uitleg geven dat de peper het virus is wat zich op hun handen verspreid. Laat ze zien hoe de gemalen peper van hun vinger weg beweegt zodra ze er wat zeep op doen. Dat is precies hoe het virus van je handen verdwijnt wanneer je je handen wast. Zeep is dus eigenlijk je beste vriend en je helper!
Bron: Oppassen.nl
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider bovenbouw in het basisonderwijs.