Zelfstandig naamwoord

Je kind komt op de basisschool onder meer in aanraking met het zelfstandig naamwoord. Vanaf groep 4 komt deze woordsoort voor het eerst aan bod en in de hogere groepen op de basisschool keert het zelfstandig naamwoord veelvuldig terug in de taallessen. Daarom is het belangrijk dat je kind weet wat een zelfstandig naamwoord is en hoe het deze woordsoort herkent. Wil je hier een handje bij helpen? Op deze pagina lees wat de eigenschappen van zelfstandig naamwoorden zijn en hoe je ze herkent. Ook kan je kind hier oefenen met het zelfstandig naamwoord.

Eigenschappen van een zelfstandig naamwoord

Eén van de eerste dingen die je kind leert over een zelfstandig naamwoord, is dat deze woordsoort gebruikt wordt om een mens, dier, ding, (eigen)naam, gebeurtenis, plaats of abstracte zaak zoals gevoelens aan te duiden.

Lijst van zelfstandige naamwoorden

Hieronder zie je per categorie een aantal voorbeelden van zelfstandig naamwoorden:

  • Personen: man, vrouw, opa, oma, vader, moeder. 
  • Dieren: hond, kat, olifant, tijger, leeuw, vis.
  • Dingen: tafel, tas, plank, huis, hut, lepel.
  • Eigennamen: Mo, Janneke, Jeffrey, Noor, Pepsi, Samsung.
  • Gebeurtenissen: feest, valpartij, verjaardag, ontmoeting. 
  • Plaatsen: Amsterdam, Utrecht, park, kantoor.
  • Abstracte zaken: verdriet, woede, hoogte, warmte.

Zelfstandig naamworden herkennen

Zelfstandig naamwoorden worden vaak in zinsverband gebruikt. In de ene zin kan je kind mogelijk direct vertellen wat het zelfstandig naamwoord is, maar in de andere zin misschien niet. Om dit wat makkelijker te maken, lees je hier hoe je een zelfstandige naamwoord herkent.

Lidwoorden

Een zelfstandig naamwoord kan vaak gecombineerd worden met een lidwoord. Soms staat er in een zin ‘de’, ‘het’ of ‘een’ voor deze woordsoort.

  • Ezra opent de kast
  • Janine wandelt met de hond

Staat er geen lidwoord in de zin? Laat je kind dan proberen om zelf een lidwoord voor een woord te zetten. Als dit kan, heeft het waarschijnlijk het zelfstandig naamwoord gevonden.

  • Jaimy gaat naar huis

In de eerste twee zinnen staat er een lidwoord voor de zelfstandig naamwoorden ‘kast’ en ‘hond’, maar in de derde zin niet. Omdat je kind ‘het’ en ‘een’ voor ‘huis’ kan zetten, is dit het zelfstandig naamwoord in deze zin.

Verkleinwoord

Je kind kan een zelfstandig naamwoord niet altijd herkennen aan een lidwoord. Gelukkig zijn er nog andere manieren waarop deze woordsoort te herkennen is. Zo kan van veel zelfstandig naamwoorden een verkleinwoord gemaakt worden. Kijk maar eens naar de onderstaande voorbeelden:

  • olifant – olifantje 
  • huis – huisje
  • schoen – schoentje

Enkelvoud of meervoud

Een derde kenmerk van zelfstandig naamwoorden is dat ze vaak zowel een enkelvoud als meervoud hebben. Weet je kind niet wat het zelfstandig naamwoord is? Laat hem dan proberen om een woord in de zin in het enkelvoud of meervoud te zetten. Wanneer dit lukt, is de kans groot dat het om een zelfstandig naamwoord gaat. 

  • tas – tassen 
  • kat – katten
  • vrouw – vrouwen

Manieren waarop zelfstandig naamwoorden gebruikt worden

Zelfstandige naamwoorden kunnen op verschillende manieren gebruikt worden, bijvoorbeeld in combinatie met een bijvoeglijk naamwoord. Je kind kan bovendien samenstellingen maken door twee zelfstandige naamwoorden met elkaar te combineren. Deze woordsoort kan daarnaast verschillende functies hebben in een zin. Zo kan het zelfstandig naamwoord de ene keer het onderwerp van een zin zijn en de andere keer het meewerkend voorwerp. In de onderstaande alinea’s lees je alles over het gebruik van zelfstandige naamwoorden.

Met bijvoeglijk naamwoord

Een zelfstandig naamwoord wordt regelmatig gecombineerd met een bijvoeglijk naamwoord. Soms staat er al een bijvoeglijk naamwoord voor een zelfstandig naamwoord in een zin, maar dit is niet altijd het geval. Bevat een zin geen bijvoeglijk naamwoord? Laat je kind dan proberen of er een woord in de zin staat waar het zelf een bijvoeglijk naamwoord voor kan zetten. Wanneer dit het geval is, gaat het namelijk om een zelfstandig naamwoord. Kijk maar eens naar de volgende voorbeeldzinnen.

  • Renate nam een hap uit haar groene appel. 
  • Het koor zong mooie liedjes. 
  • Joep las voor uit het grote boek. 

In de eerste twee zinnen staat een bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord, maar in de derde zin niet. In de eerste zin is ‘appel’ het zelfstandig naamwoord en in de tweede zin ‘liedjes’. In de derde voorbeeldzin is ‘boek’ het zelfstandig naamwoord. Hier kan je kind namelijk een bijvoeglijk naamwoord voor zetten, zoals ‘oude’ of ‘nieuwe’.

Het kan overigens zijn dat een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord wel aan elkaar worden geschreven. Dit gebeurt als de combinatie een eigen betekenis heeft gekregen, zoals bij kleinkind en hogeschool het geval is.

Zinsdelen en het zelfstandig naamwoord

Wanneer je samen met je kind aan de slag gaat met zelfstandig naamwoorden, moet je weten dat deze woordsoort in verschillende zinsdelen voor kan komen. Zo kan een zelfstandig naamwoord het onderwerp zijn, maar ook het lijdend voorwerp of het meewerkend voorwerp. De onderstaande voorbeeldzinnen maken dit duidelijk. 

  • De man fietst. (onderwerp)
  • Paula appt haar vriendje elke dag. (lijdend voorwerp)
  • Luca gaf zijn hond brokken en water. (meewerkend voorwerp)

Samenstellingen

Je kind kan in zinnen een woord tegenkomen dat bestaat uit twee of meer zelfstandig naamwoorden. Dit wordt ook wel een samenstelling genoemd. Voor samenstellingen die uit meerdere zelfstandigen naamwoorden bestaan, geldt altijd dat het laatste woord bepaalt of het een ‘de’- of ‘het’-woord is.

  • het hoofd + de weg = de hoofdweg
  • het boek + de kast = de boekenkast
  • de naam + het woord = het naamwoord

Oefenen met het zelfstandig naamwoord

Wil je kind spelenderwijs oefenen met het zelfstandig naamwoord? Laat het dan ongeveer een kwartiertje per dag de quizzen op Squla spelen. Je kind krijgt hier allerlei leuke vragen over het zelfstandig naamwoord, prikt zeepbellen door die een zelfstandig naamwoord bevatten en combineert het plaatje met het juiste zelfstandig naamwoord. Doordat hij spelenderwijs leert, heeft het zelfstandig naamwoord ongetwijfeld snel onder de knie. Voor iedere groep zijn er meerdere quizzen over het zelfstandig naamwoord. Iedere groep kent verschillende niveaus, waardoor je kind altijd op het eigen niveau kan oefenen.

FAQ – Zelfstandig naamwoord

Een zelfstandig naamwoord is een woordsoort dat een mens, dier, ding, (eigen)naam, gebeurtenis, plaats of abstracte zaak zoals gevoelens aanduidt. Voorbeelden van zelfstandig naamwoorden zijn: man,, kat, tafel, Amsterdam, moederdag, hemel of liefde.

Met een zelfstandig naamwoord wordt vaak een persoon, dier of ding aangeduid. Daarnaast wordt deze woordsoort ook gebruik om eigennamen, gebeurtenissen en plaatsen aan te duiden. Tot slot kan een zelfstandig naamwoord ook niet-concrete dingen (verdriet, warmte) aanduiden.

Je kind kan een zelfstandig naamwoord op verschillende manieren herkennen. Zo kan er bijvoorbeeld een lidwoord voor gezet worden. Daarnaast hebben veel zelfstandig naamwoorden zowel een enkelvoud als meervoud en kan je kind er een verkleinwoord van maken.

Een zelfstandig naamwoord heeft niet altijd een enkelvoud en meervoud, maar vaak is dit wel het geval. Zo is ‘kasten’ het meervoud van ‘kast’ en ‘paarden’ van ‘paard’. Er zijn uitzonderingen. Zo zijn ‘politie’ en ‘vee’ bijvoorbeeld zelfstandig naamwoorden die alleen een enkelvoud hebben, terwijl ‘hersenen’ alleen een meervoud heeft.

Een bijzonder soort zelfstandig naamwoord is de eigennaam. Dit zelfstandig naamwoord gebruik je om een uniek persoon, merk, instelling of historische gebeurtenis mee aan te duiden. Voorbeelden zijn Luca, Marie, Rotterdam, Pepsi en Tweede Wereldoorlog. In de meeste gevallen schrijf je een eigennaam met een hoofdletter.