Lidwoord

In veel Nederlandse zinnen komen de woorden ‘de’, ‘het’ en/of ‘een’ voor. Deze woorden staan ook wel bekend als lidwoorden. Ondanks dat deze woordsoort maar uit drie woorden bestaat, wordt er veel aandacht aan besteed op de basisschool. Het is namelijk belangrijk dat je kind weet hoe het lidwoorden gebruikt en hoe het ze kan herkennen. Wil je je kind hier een handje bij helpen? Op deze pagina lees je alles over het gebruik van lidwoorden en wordt aandacht besteed aan het bepaald en onbepaald lidwoord.

Gebruik van lidwoorden

Lidwoorden staan nooit op zichzelf in een zin. Een lidwoord hoort namelijk bij een zelfstandig naamwoord. Hierdoor is het herkennen van lidwoorden niet bijzonder ingewikkeld. Toch kan het gebruik van lidwoorden wel voor problemen zorgen. Dit komt vooral doordat er maar weinig regels zijn voor het gebruik van lidwoorden. Gelukkig zijn er wel een aantal vuistregels waar je kind op terug kan vallen. Hieronder vind je de belangrijkste vuistregels per lidwoord.

1, Het lidwoord de 

Wanneer een zelfstandig naamwoord mannelijk of vrouwelijk is, gebruikt je kind dit woord altijd in combinatie met het lidwoord ‘de’. Ook als het om het meervoud van een woord gaat, zet je kind hier altijd het lidwoord ‘de’ voor. Daarnaast wordt dit lidwoord vaak gebruikt in combinatie met woorden voor personen, bergen of rivieren, woorden voor vruchten, bomen en planten en woorden voor letters en cijfers.

de man 

de honden

de Maas

de appel 

de derde

de ‘a’

2. Het lidwoord het 

Waar je kind ‘de’ voor mannelijke en vrouwelijke woorden schrijft, wordt ‘het’ gebruikt in combinatie met onzijdige woorden in het enkelvoud. Jij kunt je kind ook leren dat ‘het’ voor alle verkleinwoorden komt, evenals voor woorden die eindigen op -isme, -ment, -stel en -um. Bovendien wordt dit lidwoord eigenlijk altijd gebruikt bij woorden met twee of meer lettergrepen die beginnen met be-, ge-, ver- en ont- en namen van (me)talen en windrichtingen.

  • het huis
  • het paard
  • het boompje
  • het universum
  • het ontwerp
  • het Nederlands
  • het goud
  • het oosten

3. Het lidwoord een

Net als voor ‘de’ en ‘het’ geldt ook voor het gebruik van het lidwoord ‘een’ dat er amper regels gelden. Hierdoor weet je kind misschien niet precies wanneer het ‘een’ voor een zelfstandig naamwoord plaatst. Gelukkig gaat je kind bij dit lidwoord niet snel de fout in, want ‘een’ kan namelijk gebruikt worden voor mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden in het enkelvoud.

Mannelijk/vrouwelijk

Onzijdig

een man

een huis

een hond

een paard

een appel

een ontwerp

een auto

een ketting

Woorden met zowel de als het

Hierboven las je dat mannelijk en vrouwelijke woorden voorafgegaan worden door het lidwoord ‘de’ terwijl ‘het’ bij onzijdige woorden hoort. Toch zijn er ook woorden waarbij zowel het gebruik van ‘de’ als ‘het’ goed is. Soms kan dit een betekenisverschil tot gevolg hebben, maar dit is niet altijd het geval. Hieronder volgen een paar woorden die zowel in combinatie met ‘de’ als ‘het’ geschreven kunnen en mogen worden. 

  • de deksel – het deksel
  • de doolhof – het doolhof
  • de eigendom – het eigendom
  • de pond – het pond
  • de aas (kaart) – het aas (lokspijs)

Bepaald en onbepaald lidwoord

Wanneer je kind in aanraking komt met lidwoorden, krijgt hij ook te maken met het bepaald en onbepaald lidwoord. ‘De’ en ‘het’ worden tot de bepaalde lidwoorden gerekend. Dit komt doordat er een specifiek exemplaar mee bedoeld wordt. Als iemand zegt ‘wil je me de pen even geven’, doelt hij waarschijnlijk op een pen die in de buurt ligt. 

Omdat ‘een’ naar een willekeurig exemplaar van een zelfstandig naamwoord verwijst, wordt dit ook wel een onbepaald lidwoord genoemd. Als iemand zegt ‘wil je me een pen geven’ kun je hem in feite iedere willekeurige pen geven die je kunt vinden. Omdat ‘een’ een onbepaald lidwoord is, gaat het immers niet om een specifiek exemplaar.

Oefenen met het lidwoord

Wil je kind beter worden in het herkennen of gebruiken van lidwoorden? Dan kan het hier extra mee oefenen. Dit kan door op school om extra oefenstof te vragen, maar je kind kan ook online oefenen met taal. Squla heeft namelijk allerlei leuke quizzen over lidwoorden samengesteld. Je kind combineert plaatjes en lidwoorden met elkaar, markeert het juiste lidwoord, leert het juiste lidwoord in een zin in te vullen en prikt bubbels met lidwoorden door. Kortom: je kind leert hier spelenderwijs. Op Squla kan je kind per groep meerdere quizzen vinden over deze woordsoort. Zo kan je kind altijd op zijn eigen niveau oefenen!.

FAQ – lidwoord

Een lidwoord is een woordsoort die altijd in combinatie met een zelfstandig naamwoord gebruikt wordt. In de Nederlandse taal zijn er drie lidwoorden: ‘de’, ‘het’ en ‘een’. Er zijn geen echte regels voor het gebruik van lidwoorden, maar je kind kan wel terugvallen op vuistregels.

Wanneer je kind ‘de’ of ‘het’ gebruikt, hangt af van het woord waar het om gaat. Het lidwoord ‘de’ wordt namelijk gebruikt in combinatie met mannelijke en vrouwelijke woorden en bij meervouden. Je kind gebruikt ‘het’ in combinatie met een onzijdig woord in het enkelvoud.

Je kind kan het lidwoord ‘een’ gebruiken in combinatie met mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden in het enkelvoud. Hierdoor zijn ‘de kast’ en ‘een kast’ allebei goed. Dit geldt ook voor ‘het boek’ en ‘een boek’.

Een bepaald lidwoord gaat over een specifiek exemplaar, terwijl een onbepaald lidwoord verwijst naar een willekeurig exemplaar van het zelfstandig naamwoord. ‘De’ en ‘het’ zijn bepaalde lidwoorden, maar ‘een’ is een onbepaald lidwoord.

Oefenen met lidwoorden kan door op school om extra oefenstof te vragen, maar ook online. Hier kan je kind interactieve quizzen en games spelen om beter te worden in lidwoorden. De vragen bevatten leuke weetjes en feitjes over van alles en nog wat, waardoor met lidwoorden oefenen een stuk leuker wordt.