Alles over samengestelde woorden

Tijdens de spellinglessen op de basisschool komt je kind in aanraking met samengestelde woorden (samenstellingen). Sommige kinderen begrijpen binnen de kortste keren hoe dergelijke woorden in elkaar zitten, maar dit geldt niet voor iedereen. Lukt het je kind niet om samengestelde woorden onder de knie te krijgen? Help hem hier dan een handje bij. Op deze pagina lees je wat samengestelde woorden precies zijn, worden de verschillende soorten samengestelde woorden uitgelicht en is er aandacht voor de spellingregels voor samengestelde woorden. Je kind kan hier bovendien oefenen met samengestelde woorden.

Een samengesteld woord: één of twee woorden

Woorden zijn er in allerlei soorten en maten. In de beginjaren van de basisschool krijgt je kind vooral te maken met korte woorden, zoals ‘bal’, ‘buik’ en ‘bellen’. Op den duur komen ook langere woorden aan bod. Zo wordt er bijvoorbeeld aandacht besteed aan samengestelde woorden. Dit zijn woorden die uit twee of meer woorden bestaan. ‘Voetbal’, ‘buikdansen’ en ‘opbellen’ zijn hier voorbeelden van. Deze woorden bestaan stuk voor stuk uit twee woorden: ‘voet’ en ‘bal’, ‘buik’ en ‘dansen’ en ‘op’ en ‘bellen’. Samen vormen deze twee woorden een ander, nieuw woord, maar ze kunnen ook los van elkaar gebruikt worden.

Los of aan elkaar?

Bij het schrijven van samengestelde woorden worden regelmatig fouten gemaakt. Dit komt vooral doordat kinderen niet weten of ze woorden los of aan elkaar schrijven. Zelfs volwassenen weten soms niet precies hoe dit zit. Als jij je kind wilt helpen bij het juist schrijven van samengestelde woorden, is het handig om te weten dat er onderscheid gemaakt wordt tussen verschillende soorten samengestelde woorden. Hieronder lees je welke soorten er allemaal zijn.

Driedelige samenstelling

Samengestelde woorden kunnen uit twee woorden bestaan, maar er kan ook sprake zijn van een driedelige samenstelling. Een samengesteld woord bestaat dan uit drie woorden. ‘Kortetermijngeheugen’ is een voorbeeld van een driedelig samenstelling. Dit woord bestaat uit de woorden ‘korte’, ‘termijn’ en ‘geheugen’. Deze woorden kunnen ook afzonderlijk van elkaar gebruikt worden.

Getallen

Je kind kan op school in aanraking komen met samengestelde woorden die een getal bevatten. Als hij dergelijke samengestelde woorden op de juiste manier wil schrijven, moet hij weten hoe dit in zijn werk gaat. In principe geldt voor samengestelde woorden met getallen dat het getal er altijd aan vastgeplakt wordt:

  • vijf + sterren + hotel = vijfsterrenhotel
  • derde + wereld + land = derdewereldland
  • tien + euro + biljet = tieneurobiljet 
  • drie + gangen + menu = driegangenmenu
  • eerste + jaars = eerstejaars 
  • twee + talig = tweetalig

Met een telwoord

Naast samenstellingen met een getal bestaan er ook samengestelde woorden met een telwoord. Je kind kan hiervoor als stelregel gebruiken dat alle telwoorden tot duizend in principe als één woord geschreven worden. Telwoorden boven de duizend krijgen een spatie na het duizendtal. Veelvouden van duizend worden overigens wel weer als één woord geschreven. Bij hele grote getallen wordt eigenlijk altijd een spatie toegevoegd. Dit komt de leesbaarheid ten goede.

  • 104 = honderdvier 
  • 888 = achthonderdachtentachtig
  • 1003 = duizend drie
  • 1590 = vijftienhonderd negentig
  • 7000 = zevenduizend 
  • 34.100 = vierendertigduizend honderd 
  • 10.000.000 = tien miljoen

Rangtelwoorden vs. breuken

Je weet inmiddels hoe het zit met hoofdtelwoorden, maar hoe zit het met rangtelwoorden en breuken? Voor rangtelwoorden gelden in principe dezelfde regels als voor hoofdtelwoorden. Je kind schrijft deze woorden dus als volgt uit: 

  • 24e = vierentwintigste 
  • 535e = vijfhonderdvijfendertigste 
  • 3600e = drieduizend zeshonderdste 
  • 16.000.000e = zestien miljoenste

Omdat je bij breuken te maken hebt met een teller en noemer, gelden hier andere regels voor. Als je wilt voorkomen dat je kind breuken verkeerd uitschrijft, leer je hem dat de teller en noemer van een breuk altijd los van elkaar geschreven worden. Bevat de breuk ook een heel getal? Dan wordt deze eveneens los geschreven van de teller en noemer. 

  • 3/4 = drie vierde 
  • 2/9 = twee negende 
  • 25/100 = vijfentwintig honderdste
  • 6 4/5 = zes vier vijfde. 

Samengesteld werkwoord

Een samengesteld werkwoord bestaat vaak uit een werkwoord in combinatie met een bijwoord, bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord. Hieronder staan een aantal voorbeelden van samengestelde werkwoorden. Het onderstreepte deel is telkens het werkwoord. 

  • hard + lopen = hardlopen 
  • huis + houden = huishouden 
  • goed + praten = goedpraten 
  • kapot + maken = kapotmaken 
  • los + doen = losdoen 

Op het gebied van samengestelde werkwoorden wordt onderscheid gemaakt tussen scheidbaar en onscheidbaar. In het geval van scheidbare werkwoorden kunnen er één of meerdere woorden tussen de delen van het werkwoord staan. ‘Het komt niet vaak voor dat Jaap op de fiets naar zijn werk gaat’. In deze zin is ‘voorkomen’ het werkwoord, maar is deze gescheiden in ‘komt’ en ‘voor’. Bij een onscheidbaar samengesteld werkwoord kan je kind de delen niet uit elkaar halen. ‘Stofzuigen’ is hier een goed voorbeeld van.

Zelfstandig naamwoord afgeleid van een werkwoord

Als delen van een werkwoord samen worden gevoegd, kan er een zelfstandig naamwoord ontstaan. Omdat dit misschien wat ingewikkeld klinkt, zie je hieronder hoe dit in de praktijk in zijn werk gaat. 

Samengestelde woorden met het bijvoeglijk naamwoord

Je kind komt op de basisschool in aanraking met verschillende woordsoorten, waaronder het zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. In de zin ‘een lieve man’ zegt ‘lieve’ iets over de ‘man’. In dit voorbeeld worden het zelfstandig en bijvoeglijk naamwoord los geschreven, maar soms schrijft je kind ze ook aan elkaar. Dit is bijvoorbeeld het geval in de onderstaande situaties.

  • hoge + school = hogeschool
  • platte + land = platteland 
  • klein + kind = kleinkind

Werkwoorden plus een voorzetsel

Voorzetsels zijn woorden die je kind ergens voor kan zetten. Op veel scholen leren kinderen ze te onthouden met behulp van een kast: voor de kast, in de kast, op de kast en naast de kast. Voor, in, op en naast zijn voorzetsels. Deze woorden kunnen op zichzelf staan, maar ook onderdeel zijn van een werkwoord. Als ze onderdeel zijn van een werkwoord, staat het eerste deel van het werkwoord achteraan in de zin in de tegenwoordige tijd. Maak je er een voltooid deelwoord van, dan schrijf je het voorzetsel en het werkwoord aan elkaar met het stukje ‘ge’ ertussen.. Het onderstaande voorbeeld maakt dit duidelijk:

  • Piet stapt de bus in . Piet is de bus ingestapt. 

Spellingregels voor samengestelde woorden

Je kind weet inmiddels dat een samengesteld woord gesplitst kan worden in twee of meer losse woorden. Zo is ‘voetbal’ bijvoorbeeld ontstaan door de woorden ‘voet’ en ‘bal’ samen te voegen. De meeste kinderen weten dat zij ‘voet’ met een ‘t’ geschreven wordt en niet met een ‘d’. Als je kind hierover twijfelt kan hij het woord langer maken: voet → voeten. Het toepassen van deze spellingsregel kan je kind helpen om te bepalen wat de juiste schrijfwijze van een samengesteld woord is. Helaas is het niet altijd even makkelijk om te bepalen hoe je kind zo’n woord schrijft. Daarom lees je hieronder welke spellingregels er nog meer gelden voor samengestelde woorden.

Klinkerbotsing

Staan er twee klinkers naast elkaar in een samengesteld woorden kunnen deze als één klank uitgesproken worden? Dan is er sprake van klinkerbotsing. Dit zorgt vaak voor verwarring, want beide klanken horen vaak bij een ander woord. Om dit te voorkomen, schrijft je kind een streepje tussen de twee woorden. De volgende voorbeelden maken duidelijk wat klinkerbotsing is.

Drieledige samenstellingen

Woorden die gevormd worden door drie losse delen samen te voegen, staan ook wel bekend als drieledige samengestelde woorden ofwel samenstellingen. Soms kunnen deze woorden probleemloos aan elkaar geplakt worden, zoals bij ‘hoge’, ‘druk’ en ‘reiniger’: ‘hogedrukreiniger’. Helaas kan dit niet altijd, want ook bij drieledige samengestelde woorden kan klinkerbotsing optreden. 

Als je kind ‘lage’, ‘emissie’ en ‘zone’ aan elkaar plakt, is er sprake van klinkerbotsing. De ‘e’ van ‘lage’ en de e van ‘emissie’ botsen met elkaar, waardoor het woord verkeerd uitgesproken kan worden. In dat geval wordt er een koppelteken (streepje) tussen de twee klinkers geplaatst. Vandaar dat het ‘lage-emissiezone’ is in plaats van ‘lageemissiezone’. Je kind gebruikt ook een streepje als binnen het samengestelde woord een woordgroep staat die bij elkaar hoort. Het is bijvoorbeeld ‘twee-onder-een-kapwoning’. Ook wordt vandaag de dag overigens ‘twee-onder-een-kap-woning’ ook geaccepteerd. Dit is alleen niet de juiste schrijfwijze. Als je kind een streepje tussen ‘kap’ en ‘woning’ schrijft in een dictee, wordt dit fout gerekend.

Naast een streepje kan er in een drieledig samengesteld woord ook een extra letter toe worden gevoegd. Als je kind de woorden ‘lange’, ‘afstand’ en ‘loper’ achter elkaar moet plakken, schrijft hij waarschijnlijk ‘langeafstandloper’. Logisch, maar dit is niet de juiste spelling. Bij het samenvoegen van deze woorden komt er namelijk een ‘s’ tussen ‘afstand’ en ‘loper’. De juiste spelling van dit woord is dan ook ‘langeafstandsloper’. 

Woordgroepen

Een samengesteld woord kan ook een woordgroep bevatten. Samengestelde woorden met een woordgroep worden vaak verkeerd geschreven. Dit komt vooral doordat veel kinderen niet weten dat er bepaalde woorden bij elkaar horen. De onderstaande vuistregels komen in dat geval van pas:

  • Woord met één klemtoon

Wanneer twee woorden allebei een eigen klemtoon hebben, worden ze vaak los van elkaar geschreven. Ligt er een vaste klemtoon op één lettergreep? Dan gaat het om een samengesteld woord. Zo is het bijvoorbeeld ‘kleinkind’ in plaats van ‘klein kind’.

  • Verbuiging van woordgroep in meervoud

Bijvoeglijke naamwoorden worden vaak verbogen als ze in het meervoud worden gezet. Zo wordt ‘zwart’ bijvoorbeeld ‘zwarte’. Dit gebeurt niet als het woord deel uitmaakt van een samengesteld woord.

  • Woordgroep groeit aaneen 

Door veelvuldig gebruik kunnen woordgroepen aaneengroeien. Zo wordt ‘rodekool’ vaak aan elkaar geschreven, terwijl ‘witte kool’ geen samengesteld woord is.

  • Verzwakte betekenis

‘Hij studeert aan een hoge school’ betekent iets anders dan ‘hij studeert aan een hogeschool’. In de eerste zin gaat het om de hoogte van een gebouw, terwijl in de tweede zin wordt aangeduid om wat voor onderwijsinstelling het gaat. Daarom worden woorddelen aan elkaar geschreven als het woorddeel in zijn geheel niet meer herkend wordt of de betekenis ervan verzwakt is.

  • Aanwijzing in opbouw samengesteld woord

In drieledige samengestelde woorden kan het eerste woord bij het tweede woord horen, maar niet bij het derde. Toch schrijft je kind in dat geval alle woorden aaneen. ‘Korte’ ‘baanwedstrijd’ en ‘kortebaanwedstrijd’ lijken weliswaar op elkaar, maar beide woorden hebben een andere betekenis. ‘Korte baanwedstrijd’ geeft aan dat het om een korte wedstrijd op de baan gaat, terwijl een ‘kortebaanwedstrijd’ aangeeft dat er een wedstrijd wordt afgelegd op de korte baan.

Samengestelde woorden in de groepen 4, 5, 6, 7, 8

Je kind leert lezen en schrijven in groep 3. Toch komt je kind in deze groep nog niet echt in aanraking met samengestelde woorden. Dit gebeurt namelijk pas vanaf groep 4. Zodra er eenmaal aandacht is besteed aan samengestelde woorden, blijft dit tot en met groep 8 terugkeren tijdens de lessen spelling. Hieronder lees je wat je kind per groep leert over samengestelde woorden.

Korte, simpele samengestelde woorden in groep 4

Je kind komt in groep 4 voor het eerst in aanraking met samengestelde woorden. Omdat je kind hier nog niet veel over weet, komen vooral korte en simpele samengestelde woorden aan bod. De twee woorden die het samengestelde woord vormen, bestaan allebei uit slechts één lettergreep. In groep 4 leert je kind onder meer samengestelde woorden als: 

  • boomhut
  • fietsbel
  • slaapzak
  • kruisboog
  • frisdrank

In groep 5 worden samengestelde woorden langer en lastiger

Het niveau gaat in groep 5 omhoog. Dit heeft ook gevolgen voor de samengestelde woorden waar je kind in deze groep mee in aanraking komt. Deze worden namelijk langer en de schrijfwijze wordt lastiger. Bovendien bestaan de losse delen van het samengestelde woord niet altijd meer uit slechts één lettergreep. Dit zijn een paar voorbeelden van samengestelde woorden waar je kind in groep 5 mee te maken kan krijgen:

  • wielrennen
  • sneeuwvlokje
  • pizzasnijder
  • koffiezetapparaat
  • voetbaltrainer

Meer uitdaging bij samengestelde woorden in groep 6

In vergelijking met groep 5 worden samengestelde woorden in groep 6 opnieuw een stukje lastiger. Bovendien wordt je kind in deze groep meer en meer uitgedaagd. Zo leert hij bijvoorbeeld een samengesteld woord te maken van twee losse woorden. Voorbeelden van samengestelde woorden die in deze groep aan bod kunnen komen zijn:

  • googeltruc 
  • ophaalbrug
  • treinstation
  • tandpasta
  • plantenbak

Letter(s) toevoegen bij samengestelde woorden in groep 7

Groep 7 wordt vaak bestempeld als de moeilijkste groep van de basisschool. Ook het niveau van de lessen spelling gaat een flinke stap omhoog. Dit merkt je kind onder meer doordat het samengestelde woorden in deze groep opnieuw wat lastiger worden. Het simpelweg aan elkaar plakken van twee woorden volstaat namelijk niet altijd meer. Er komen namelijk woorden met assimilatie om de hoek kijken. Dit zijn woorden waarbij twee aan elkaar grenzende klanken anders worden uitgesproken. Je kind moet zo’n woord in twee stukken hakken om de juiste klank te horen en te bepalen hoe hij het woord schrijft. Voorbeelden van samengestelde woorden in groep 7 zijn: 

  • kapperszaak
  • klimmuur
  • vuilniszak
  • danszaal
  • krabpaal

Samengestelde woorden met of zonder tussen s of n in groep 8

In de laatste groep van de basisschool komen samengestelde woorden opnieuw veelvuldig aan bod tijdens spelling. Er wordt in groep 8 vooral aandacht besteed aan samengestelde woorden waarvan niet altijd duidelijk is of ze bijvoorbeeld een tussen ‘n’ of ‘s’ krijgen of niet. De onderstaande samengestelde woorden komen in groep 8 aan bod. Daarnaast wordt alles wat je kind de afgelopen jaren leerde over samengestelde woorden in deze groep herhaald. 

  • pannenkoek
  • zonnestraal
  • dorpsstraat
  • tomatensoep
  • rodehond

Oefenen met samengestelde woorden

Een samengesteld woord bestaat uit twee woorden die samen één woord vormen, zoals ‘rugzak’, ‘fietsbel’ en ‘boomhut’. Op Squla kun je oefenen met samengestelde woorden. Los rebussen op om te bepalen hoe je een samengesteld woord schrijft, lees samengestelde woorden hardop voor, luister en typ over of maak de juiste combinaties tussen woorden en plaatjes. Kinderen uit alle groepen kunnen op Squla oefenen met samengestelde woorden.

Een samengesteld woord is een woord dat uit twee of meerdere losse woorden bestaat. Deze delen vormen dan samen één nieuw woord. Alle delen van een samengesteld woord kunnen ook los van elkaar gebruikt worden.

Voorbeelden van samengestelde woorden zijn rug + tas = rugtas, hand + bal = handbal, spaar + pot = spaarpot, thee + kan = theekan, fiets + sleutel = fietssleutel.

De aaneenschrijfregel voor samengestelde woorden met drie woorden houdt in dat drieledige samengestelde woorden aaneen worden geschreven. De woorden ‘lange’, ‘termijn’ en ‘visie’ worden dus aaneengeschreven: ‘langetermijnvisie’. Wanneer er sprake is van klinkerbotsing in een drieledige samengesteld woord, plaatst je kind een streepje tussen de botsende klinkers.

In een samengesteld woord is sprake van een klinkerbotsing als twee klinkers achter elkaar staan. Dit kan de uitspraak van het woord beïnvloeden. Als het woord niet goed uitgesproken wordt wanneer je kind het aaneen schrijft, voegt hij een streepje toe. Vandaar dat het ‘na-apen’ is en geen ‘naapen’.

Samengestelde woorden met telwoorden tot duizend worden in principe als één woord geschreven. Je kind schrijft 808 dus uit als ‘achthonderdacht’. Telwoorden boven de duizend krijgen een spatie na het duizendtal ‘duizend honderdvier’, veelvouden van duizend worden als één woord geschreven ‘vierduizend’ en hele grote getallen krijgen weer een spatie ‘zes miljoen’. Voor rangtelwoorden gelden dezelfde regels.