Voorzetsels

Tijdens de lessen taal op de basisschool komt je kind in aanraking met verschillende woordsoorten. Er wordt onder meer aandacht besteed aan voorzetsels. Deze woordsoort wordt vaak gebruikt om de plaats, tijd of relatie tussen de woordgroep waar het zelf toe behoort en een ander onderdeel van de zin aan te geven. Voorzetsels komen op de meeste scholen vanaf groep 5 aan bod. Weet je kind nog niet precies wat voorzetsels zijn? Of wil het hier juist extra mee oefenen? Ga dan samen aan de slag. Op deze pagina vind je alle informatie die je nodig hebt om je kind te kunnen helpen met voorzetsels.

Gebruik van voorzetsels

In veel zinnen die in de Nederlandse taal gebruikt worden, komen één of meerdere voorzetsels voor. Het herkennen van een voorzetsel is meestal geen al te groot probleem, maar kinderen gaan zo nu en dan de fout in bij het gebruik van voorzetsels. Dit kan ervoor zorgen dat je kind geen correct Nederlands gebruikt. Wanneer je dit wilt voorkomen, moet je kind weten hoe voorzetsels gebruikt worden en welk voorzetsel bij een woord hoort.

Plaats van voorzetsels

Het is niet alleen handig om te weten wat voorzetsels zijn, maar ook op welke plaats je ze tegen kunt komen in een zin. Omdat het woordje ‘voor’ in voorzetsels voorkomt, kan je kind denken dat deze woordsoort altijd vooraan in een zin staat. Je kunt een voorzetsel inderdaad aan het begin van een zin tegenkomen, maar zo’n woord staat vaak ergens halverwege of aan het eind van een zin. Kijk maar eens naar de onderstaande voorbeeldzinnen. Het voorzetsel is in iedere zin gemarkeerd. 

  • Alle eendjes zwemmen in het water.
  • Kijkt iedereen zo goed naar de camera?
  • Hilma reist de hele wereld over.

Vaste voorzetsels

Veel woorden in de Nederlandse taal kunnen gebruikt worden in combinatie met meerdere voorzetsels. Je kind kan bijvoorbeeld ‘rennen naar iemand’ maar ook ‘rennen met iemand’. Toch kunnen niet alle werkwoorden gebruikt worden in combinatie met meerdere voorzetsels. Zo zijn er bijvoorbeeld werkwoorden en werkwoordelijke uitdrukkingen die je kind altijd met hetzelfde voorzetsel moet gebruiken. Dit worden ook wel vaste voorzetsels genoemd. Hieronder volgt enkele voorbeelden van vaste voorzetsels. Het vaste voorzetsel is telkens gemarkeerd. 

  • snakken naar
  • bestand zijn tegen
  • grenzen aan
  • belang hechten aan

Voorzetsels en scheidbare werkwoorden

In de Nederlandse taal komen verschillende werkwoorden voor die gesplitst kunnen worden in een voorvoegsel en een werkwoord. Dit zijn zogeheten scheidbare werkwoorden. Het splitsen van deze werkwoorden kan ervoor zorgen dat je kind een deel van het werkwoord ten onrechte als voorzetsel aanziet. Het vermeende voorzetsel is dan namelijk onderdeel van het scheidbare werkwoord. De onderstaande voorbeelden maken dit wat duidelijker.

  • De leerkracht kijkt de toets na.
  • Hij geeft de hoop op
  • Joan staat elke ochtend om 6 uur op

In de bovenstaande zinnen zijn de woorden ‘na’, ‘op’ en ‘op’ gemarkeerd. Door de opbouw van de zin denkt je kind mogelijk dat het hier om voorzetsels gaat, maar dat is niet het geval. Het is namelijk een voorzetsel dat tot een scheidbaar werkwoord behoort. In de eerste zin is ‘nakijken’ het scheidbare werkwoord (‘kijkt’ en ‘na’), in de tweede zin ‘opgeven’ (‘geeft’ en ‘op’) en in de derde zin ‘opstaan’ (‘staat’ en ‘op’).

Lijst met voorzetsels

Als je de bovenstaande tekst gelezen hebt, weet je inmiddels dat woorden als ‘naar’, ‘op’, ‘tegen’, ‘met’, ‘aan’ en ‘na’ voorzetsels zijn. Denk alleen niet dat dit ook alle voorzetsels zijn, want er zijn er nog veel meer. In de onderstaande tabel vind je voorbeelden van voorzetsels.

aan

buiten

om

tot

achter

door

onder

tussen

af

in

op

uit

behalve

langs

over

van

beneden

met

per

via

bij

na

sinds

volgens

binnen

naar

te

voor

boven

naast

tegen

zonder

Oefenen met voorzetsels

Oefenen met voorzetsels kan op verschillende manieren. Je kind kan proberen de woorden die tot deze woordsoort behoren uit zijn hoofd te leren, maar dit levert mogelijk niet het gewenste effect op. Als je kind online wil oefenen, kan het in de verschillende quizzen en games op Squla spelenderwijs aan de slag met de voorzetsels. Markeer de voorzetsels, kies welk voorzetsel op de open plek hoort of prik de bubbels met voorzetsels door. Veel vragen zijn bovendien voorzien van leuke weetjes, waardoor je kind niet alleen iets opsteekt over voorzetsels. Op Squla kan je kind oefenen op zijn eigen niveau. Per groep zijn er verschillende quizzen over voorzetsels en iedere quiz heeft meerdere niveaus.

FAQ – Voorzetsels

Voorzetsels zijn woorden waarmee een plaats, tijd of relatie wordt aangegeven. Je kind kan een voorzetsel in combinatie met een zelfstandig naamwoord gebruiken, maar ook met een voornaamwoord of werkwoord.

De bekendste voorzetsels zijn: aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder.

Je kind kan voorzetsels onthouden met behulp van ‘het kooitje’. Woorden die hij voor ‘het kooitje’ kan zetten, zijn voorzetsels. Dit is overigens niet het enige ezelsbruggetje dat gebruikt wordt voor voorzetsels. Op sommige scholen leert je kind voorzetsels te onthouden met behulp van ‘de kast’.

Veel werkwoorden kunnen gebruikt worden in combinatie met meerdere voorzetsels, maar er zijn ook werkwoorden die met slechts één voorzetsel gebruikt kunnen worden. Dit worden ook wel vaste voorzetsels genoemd. Voorbeelden hiervan zijn ‘grenzen aan’ en ‘bestand zijn tegen’.

Scheidbare werkwoorden zijn werkwoorden die in twee delen opgesplitst kunnen worden. Na een splitsing blijft er een voorvoegsel en een werkwoord over. Het is belangrijk dat je kind een voorvoegsel niet aanziet voor een voorzetsel. In de zin ‘wij geven de hoop niet op’ is ‘op’ geen voorzetsel, maar een voorvoegsel van het werkwoord ‘opgeven’.

Je kind kan online onder meer quizzen over voorzetsels spelen. Deze quizzen bestaan niet alleen uit leuke vragen, maar ook uit weetjes en feitjes over allerlei onderwerpen die je kind interessant vindt. Beperk het online oefenen met voorzetsels overigens tot ongeveer een kwartier per dag. Zo blijft leren leuk voor je kind.