Woordenschat, hoe werkt het op Squla?

Maar hoe maak je kinderen enthousiast voor een woordenschatquiz? Ons antwoord: door hun nieuwsgierigheid te wekken met prikkelende vragen, zoals: Welk dier gaat drie maanden lang niet naar de wc? Heeft een regenworm eigenlijk botten? En waarom was goochelen in de middeleeuwen verboden? De nieuwe woordenschatquizzen bestaan dus niet uit droge vragen. Je kind ontdekt juist een interessant, nieuw verhaal, waar toevallig ook wat lastigere woorden in voorkomen. Zo leert je kind in de quiz over zeepaardjes bijvoorbeeld dat de mannetjes degene zijn die zwanger worden, maar ook wat de stroom, buitengewoon en dankzij betekent!

In iedere quiz komen 10 nieuwe woorden of uitdrukkingen aan bod. Dit kunnen zelfstandige naamwoorden zijn, maar ook werkwoorden, koppelwerkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, voorzetsels, bijwoorden of een spreekwoord of gezegde. Deze woorden komen uit de WAK-lijsten, dit zijn woordenlijsten die als basis dienen voor de inhoud van het woordenschatonderwijs.

Deze woorden worden in één quiz minstens 7 keer aangeboden, zowel passief als actief. De tekst biedt een betekenisvolle context die je kind helpt om de betekenis van de woorden te doorgronden en te nuanceren. Ieder verhaal bestaat dan ook uit minimaal 200 woorden. Dat noemen we een goede tekstdekking. Bij minder lange teksten bestaat de kans dat de tekst niet goed begrepen wordt, omdat er te veel moeilijke/nieuwe woorden in staan.

De tekst is opgedeeld in behapbare stukjes – in iedere vraag staat een klein deel van het verhaal. Zo blijft je kind nieuwsgierig en wordt hij niet afgeschrikt door een grote lap tekst. In groep 3 en 4 wordt alle tekst ook ondersteund met audio. Dit betekent dat je de tekst gewoon kunt lezen, maar dat hij ook wordt voorgelezen.

In elke groep leert je kind dus weer nieuwe woorden, dat bij elkaar opgeteld geeft een mooie basis om de rest van je leven op voort te bouwen!