Korte ei of lange ij

Bij woorden met een lange ij of korte ei gaan veel kinderen de fout in. Dit komt vooral doordat het verschil niet hoorbaar is. Woorden met een korte ei en lange ij behoren tot de weetwoorden. Er zijn namelijk geen specifieke regels voor deze woorden, waardoor het een kwestie is van leren. Haalt je kind de korte ei en lange ij nog regelmatig door elkaar? Op deze pagina lees je alles wat je hierover moet weten. Bovendien kan je kind hier oefenen met de lange ei of korte ei.

Enkele vuistregels

Doordat de lange ij en korte ei hetzelfde klinken, weet je kind mogelijk niet wat de juiste schrijfwijze is van een woord dat deze klank bevat. Wil je je kind helpen om deze woorden op de juiste manier te schrijven? Dan komen de onderstaande vuistregels vast en zeker van pas.

1. Sterke en zwakke werkwoorden en de ei/ij-klank

Er zijn weliswaar geen vaste regels voor het gebruik van een lange ij of korte ei bij sterke en zwakke werkwoorden, maar er zijn wel vuistregels. Hieronder lees je wat de vuistregels zijn voor beide soorten werkwoorden.

Sterke werkwoorden

Een sterk werkwoord met een ij/ei-klank, wordt vaak geschreven met een lange ij. De klank van zo’n werkwoord verandert als je hem in een andere tijd zet. Hieronder volgen een aantal voorbeelden. 

  • Rijden – reden – gereden 
  • Snijden – sneden – gesneden 
  • Glijden – gleden – gegleden
  • Vermijden – vermeden – vermeden 

Zwakke werkwoorden

Een zwak werkwoord met een ij/ei-klank wordt vaak geschreven met een korte ei. De klank van zo’n werkwoord verandert niet als je hem in een andere tijd zet. Hieronder volgen een aantal voorbeelden:

  • Zeilen – zeilden – gezeild 
  • Kleien – kleiden – gekleid 
  • Verleiden – verleidden – verleid
  • Peilen – peilden – gepeild 

2. Dialecten


In dialecten worden sommige woorden met ij uitgesproken met de /ie/. De vuistregel is hier dat je kind zo’n woord in het Nederlandse met de lange ij schrijft.

  • Tied – tijd 
  • Wies – wijs
  • Blie – blij
  • Mien – mijn
  • Wief – wijf

3. Woorden die verwante woorden met i(e) hebben


Ook voor woorden die verwante woorden met i(e) hebben, geldt de vuistregel dat ze met een lange ij geschreven worden in plaats van met een korte ei. Zo schrijft je kind bijvoorbeeld ‘selderij’ (selderie) en geen ‘selderei’. 

4. Een trucje: de klank


Als je kind wil bepalen of hij een lange ij of kort ei schrijft, kan hij het werkwoord in de verleden tijd zetten en uitspreken. Verandert de ij/ei-klank in een ee-klank? Dan schrijft hij een ij. Werkwoorden met ei veranderen niet als je ze in de verleden tijd zet.

Tegenwoordige tijd 

Verleden tijd 

Bijten

Beten

Kijken

Keken

Krijgen

Kregen

Prijzen 

Prezen

Neigen

Neigden

Peinzen

Peinsden 

5. Woorden met -heid, -teit, -lei


Om te bepalen of je een lange ij of korte ei schrijft, kan je kind soms ook naar het laatste gedeelte van het woord kijken. Als een woord op -heid, -teit of -lei eindigt, schrijft je kind namelijk altijd een korte ei.

Goed

Fout

Identiteit

Identitijd 

Allerlei

Allerlij

Lakei

Lakij

Eerlijkheid

Eerlijkhijd

6. Woorden die eindigen op -lijk


Er geldt ook een vuistregel voor woorden die eindigen op -lijk. Deze schrijf je namelijk altijd met een lange ij in plaats van met een korte ei. Hieronder volgen een aantal voorbeelden om dit te verduidelijken.

Goed

Fout

Gevaarlijk

Gevaarleik

Eerlijk 

Eerleik

Onmiddellijk

Onmiddelleik

Lelijk

Leleik

Leiden en lijden

Door de bovenstaande vuistregels toe te passen, lukt het je kind mogelijk om te bepalen of een woord een lange ij of korte ei krijgt. Toch is dit niet altijd even duidelijk. Veel kinderen gaan bijvoorbeeld de fout in bij de woorden leiden en lijden. Ondanks dat je kind deze woorden zowel met een lange ij als korte ei kan schrijven, hebben ze een andere betekenis. ‘Leiden’ zegt namelijk iets over het leiding geven of hoe iemand zijn leven doorbrengt.  Een aantal voorbeelden zijn: ‘De gids leidt ons naar de piramides’, ‘dit leidt tot niets’ of ‘een rustig leven leiden’. 

‘Lijden’ daarentegen wordt gebruikt om aan te geven dat iemand iets naars ondervindt. Een aantal voorbeelden zijn: ‘kou lijden’, ‘pijn lijden’ of ‘lijden onder de gevolgen’. Voor de  woorden ‘leiden’ en ‘lijden’ kan je kind helaas geen vuistregel gebruiken. Vandaar dat deze woorden tot de weetwoorden behoren. Je kind moet aan de hand van de context kan bepalen of het ‘leiden’ of ‘lijden’ moet zijn.

Oefenen met de lange ij of korte ei

Schrijf je een woord met ei of met ij? Het juist spellen van deze woorden is een kwestie van oefenen en onthouden. Je kind kan op Squla spelenderwijs aan de slag met de schrijfwijze van deze woorden. Volg het monster. Welk woord lees je? Of type het woord met de ij over. De quizzen worden ondersteund met beeld en audio. Zo blijft het beter hangen en beleeft je kind plezier aan het oefenen met deze woorden!