Waarom grenzen zo belangrijk zijn
Grenzen geven duidelijkheid. En duidelijkheid geeft rust. Opvoedkundige Els Vandingenen beschrijft dat liefdevolle grenzen kinderen niet beperken, maar juist veiligheid en houvast bieden. Door consequent te zijn en duidelijk aan te geven wat wel en niet kan, weten kinderen waar ze aan toe zijn en dat zorgt voor rust, vertrouwen en verbondenheid (Vandingenen, 2021).
‘Grenzen kinderen helpen om de wereld te begrijpen: wat mag wel, wat mag niet, en waarom.‘ – Juf Shelby
Grenzen stellen is niet streng zijn om het straffen. Kinderen moeten leren dat niet alles kan, en dat hun gedrag gevolgen heeft. Dat is jouw taak als opvoeder. Toch vinden veel ouders dit moeilijk: we willen graag aardig gevonden worden en de ‘leuke ouder’ zijn.
Maar denk eens terug aan je leerkrachten van vroeger. Vaak waren de ‘goede juffen en meesters’ niet de soepelste, maar de duidelijkste. Ze waren streng maar rechtvaardig, kwamen afspraken na en boden veiligheid. In klassen waar alles mocht, ontstond juist onrust.
Dat geldt ook thuis. Onze kinderen hebben niet de liefste ouder nodig, maar de duidelijkste. Dus zeg niet te vaak “misschien” of “straks” ; dat schept verwarring. Zeg de dingen duidelijk: “Nee, dit mag niet.” Dat klinkt eenvoudig, maar het geeft helderheid en vertrouwen.
Ouder-Hack: Grenzen stellen zonder het woordje ‘nee’ te gebruiken
Grenzen stellen hoeft niet hard of negatief te klinken. Soms kun je het positief verwoorden, vanuit een ‘ja‘. Dat roept veel minder discussie of weerwoord op dan een ‘nee’.
Bijvoorbeeld: “Ja… ik snap dat je nog wilt spelen, het is ook leuk hier. Je mag nog één ding kiezen en dan gaan we naar huis.” Zo blijf je vriendelijk, maar toch héél duidelijk.
In het boek “Jagen, verzamelen, opvoeden” beschrijft auteur Michaeleen Doucleff (2021) hoe Inuit-ouders hun kinderen corrigeren zonder te schreeuwen of te straffen. Ze gebruiken gezichtsuitdrukkingen en mimiek om gedrag bij te sturen. Een afkeurende blik zegt genoeg en roept geen discussie op. Dat laat zien dat grenzen ook zacht en liefdevol kunnen zijn, zolang je consequent blijft.
Benoem wat je wél wilt zien
Tijdens mijn master SEN-opleiding tot Gedragsspecialist leerde ik veel over oplossingsgericht werken, geïnspireerd door Insoo Kim Berg. Zij zei ooit: “Praat minder over problemen, en meer over wat werkt.” (Berg & De Jong, 2013)
In een klas met veel negatief gedrag probeerde ik eens iets anders: ik observeerde een hele dag lang alleen wat goed ging en schreef dat allemaal op. Aan het eind van de dag las ik dat voor: “Tessa hielp haar buurman met rekenen. Nick werkte geconcentreerd ondanks het lawaai.”
Non-verbaal liet ik die dag zien dat ik alleen op de positieve dingen lette. En dat werkte! De sfeer veranderde direct. De kinderen straalden en werden gefocust om nog meer ‘goed gedrag’ te laten zien toen ze doorhadden dat ik juist die dingen opschreef.
Ook thuis kun je dit toepassen. Benoem niet alleen wat je níet wilt, maar juist wat je wél verwacht. Nog beter: laat je kind het zelf zeggen.
“We gaan straks naar de kerk, weet jij hoe we daar doen?”
Je zult verbaasd zijn hoe goed kinderen zelf kunnen verwoorden welk gedrag passend is. En wat ze zelf zeggen, zullen ze eerder naleven.
Je wordt niet de leukste ouder als alles mag
We willen graag leuk gevonden worden. Maar opvoeden is geen wedstrijd in ‘de leukste ouder zijn’. Kinderen hebben duidelijkheid nodig, want dat geeft veiligheid. Wanneer de ene dag iets wel mag en de volgende niet, worden ze onzeker.
Ik zie dit vaak terug bij gescheiden ouders. Uit liefde of schuldgevoel wordt er soms meer toegestaan: “Ik wil het gezellig houden, ze zijn toch maar een paar dagen hier.”
Begrijpelijk, maar niet helpend. Kinderen leren snel de verschillen tussen ouders uit te spelen. Beter is om vanuit rust en consequentie te handelen. Duidelijkheid is een vorm van liefde.
Choose your battles
Grenzen stellen betekent niet dat je alles moet corrigeren. Soms is het ook goed om iets even te laten gaan. Niet elk slordig woordje of zuchtje hoeft een discussie te worden. Vraag jezelf af: is dit het waard om mijn energie aan te besteden?
En let op je eigen “emmertje”. Als je al moe bent of gestrest, schiet je sneller uit je slof. Op de Pabo leerde ik ooit: word boos vóórdat je woest bent.
Zeg dus rustig wat je grens is, voordat je emmer overloopt. Want als je zelf kalm blijft, leert je kind dat grenzen duidelijk én liefdevol kunnen zijn. En soms betekent het ook wel eens dat je een klein dingetje even laat gaan.
Grenzen stellen is ook liefde tonen
Grenzen stellen is niet de tegenhanger van liefde, het ís een vorm van liefde. Je zegt met elke grens eigenlijk: ik geef om jou, en ik zorg dat jij je veilig kunt ontwikkelen.
Wees duidelijk, blijf warm en soms: choose your battles.
Dan groeit je kind niet alleen op met regels, maar vooral met richting.
Deze blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht, intern begeleider en gedragsspecialist in het basisonderwijs. Na het afronden van de PABO verdiepte ze zich in gedrag en begeleiding met de Master SEN (Special Educational Needs). Vanuit haar ervaring in de klas én als moeder van Fayenn (6) en Mace (3), schrijft ze onder de naam ‘Juf Shelby‘ over opvoeding, onderwijs en gedrag.
Geraadpleegde bronnen:
Berg, I. K., & De Jong, P. (2013). De kracht van oplossingen: Handboek oplossingsgericht werken (4e druk). Pearson Benelux.
Doucleff, M. (2021). Jagen, verzamelen, opvoeden: wat we kunnen leren van traditionele opvoeding. Spectrum.
Vandingenen, E. (2021). Liefdevol grenzen stellen aan je kind. Uitgeverij De Kler.
Uit eten met een baby
De eerste keer met een baby naar een restaurant vond ik best spannend. Wat als ze zou huilen, of alles bij elkaar krijsen? Mijn man was gelukkig de nuchtere factor. Zijn motto: “Dan rekenen we af en gaan we weer.” En dat hielp mij enorm om er ook nuchter over te denken (zelfs als ze wél ging huilen).
Met een baby draait alles om timing. Voor ons werkte het goed om vlak na een voeding te eten of bijvoorbeeld precies nog de flesvoeding in het restaurant te geven. Dan was ze tevreden en viel ze vaak heerlijk in slaap in de kinderwagen. Niet net vóór een voeding, want dan slapen ze licht en zijn ze sneller onrustig. Soms liepen we eerst een rondje zodat ze alvast een dutje deed in de wagen, en daarna konden wij rustig eten. En ja, er zijn avonden geweest dat we eerder moesten afrekenen, maar die keren kan ik op één hand tellen. Meestal ging het verrassend goed. Door het regelmatig te doen, raakten onze baby’s gewend aan geluid, mensen en prikkels. En leerde vooral ik als moeder om er relaxed in te staan.
Met een dreumes uit eten
Als je vaker uit eten gaat met jonge kinderen, ontdek je al snel dat elke fase: baby, dreumes en peuter zijn eigen uitdagingen heeft. Zodra ze konden zitten, werd uit eten gaan een stuk gezelliger. Er is zoveel te zien voor een dreumes! We bestelden vaak een broodmandje vooraf, zodat ze lekker konden mee-eten. Ook nam ik altijd zelf iets te eten mee (want voor dreumesen staat er meestal niet echt iets op de menukaart) een potje of zelfgemaakt hapje dat ze in het restaurant konden eten. Het is helemaal niet raar als je vraagt om dat even in de keuken te laten opwarmen.
Op tijd eten voorkomt een hoop gedoe
Mijn gouden tip is vroeg reserveren, bijvoorbeeld rond 16:30. Dan is het nog rustig en komt het eten sneller. Terwijl wij wachtten, kreeg onze dreumes zijn eigen potje en wanneer ons eten er dan was at ze wat hapjes mee om te proeven van ons bord. Zo had ze wat te doen tijdens het wachten (en wij op dat moment de aandacht om hapjes te geven) en terwijl wij aten leerde ze nieuwe gerechtjes proeven.
Speelgoed is in deze fase een redder in nood. Dingen die niet op de grond vallen of herrie maken zijn handig: speelgoed met zuignappen, plastic ringen om iets vast te maken aan de buggy, stoffen speelblokjes of een knisperboekje. Zo had ze altijd iets te doen, ook als het wachten wat langer duurde. (oké.. toegeven: mama had ook vaak genoeg speelgoed om steeds op te rapen van de grond, maar dat geeft niet… ze zat er rustig bij aan tafel).
Met een peuter uit eten
Peuters en stilzitten… dat is niet altijd de beste combinatie 😉. Daarom deden we vaak eerst iets actiefs, zoals wandelen of even naar het bos. Soms kozen we voor een lunch in plaats van diner, vaak net wat relaxter qua energie en prikkels.
Scherm uit, gesprek aan
Aan tafel zorgde ik voor entertainment zonder scherm. Geen tablet, maar leuke dingen zoals waterkleurboekjes, een klein doosje klei, krasboekjes, duplo of een uitwisbaar tekenbord. Waarom geen scherm? Omdat samen eten voor mij iets sociaals is. Je kijkt elkaar aan, praat, lacht en dat verdwijnt als iedereen achter een scherm zit. Bovendien zorgt schermtijd tijdens het eten ervoor dat kinderen minder bewust eten en niet goed voelen wanneer ze vol zitten.
Bij ons is het daarom een vaste regel: geen scherm tijdens het eten. Ook niet in de lastige peuterfase waarin ze niets wilden eten (en geloof me, die hebben we zéker gehad!). Uiteindelijk gaan ze écht wel eten, zonder trucjes, liedjes of schermen. De sleutel voor mij was loslaten en me niet druk maken als ze een periode wat minder eten. Hoe meer ik er ‘bovenop’ zat, hoe meer ‘spel’ en ‘drama’ ze er van maakten om niet te eten.
Betrek je kind als een volwaardig tafelgenoot
Vanaf het moment dat ze konden praten, betrok ik mijn kinderen bij de routines in het restaurant. Ze mochten zelf hun eten bestellen, ‘dankjewel’ zeggen tegen de ober, en dingen vragen. Als het onverstaanbaar was, herhaalde ik het even, maar het belangrijkste was dat ze het zelf probeerden.
Zelfstandig worden begint met kleine momenten
Nu onze kinderen kleuters zijn, durven ze hun pannenkoek of pasta netjes zelf te bestellen, met trots en een glimlach. En dat is zó leuk om te zien! Het maakt uit eten gaan niet alleen gezellig, maar ook leerzaam. Ook nu ze ouder zijn probeer ik ze veel autonomie te geven, zelf kiezen wat ze willen eten (oké soms een keuze uit 3 dingen die ik vooraf aangeef als we meerdere avonden kipnuggets met frietjes op vakantie op hebben). Maar denk ook eens aan zelfstandig naar de wc lopen in het restaurant, want ook van die kleine dingen ‘zelf regelen’ worden kinderen juist heel zelfstandig en trots.
Restaurants met speelmogelijkheden
We hebben niet altijd gekozen voor restaurants met speeltoestellen of kinderhoeken. Natuurlijk zijn die leuk, maar het was voor ons geen voorwaarde. Doordat we altijd zelf iets meenamen om aan tafel te doen, leerden onze kinderen dat uit eten betekent: aan tafel samen zijn.
We reserveren nog steeds wel vroeg, kiezen restaurants waar het eten niet te lang op zich laat wachten en zorgen dat ze niet oververmoeid of té hongerig zijn. Soms geven we thuis al een klein tussendoortje. En dat broodmandje met Aioli? Nog steeds favoriet een een leuke bezigheid aan tafel: tegenwoordig smeren de kinderen onze broodjes met kruidenboter en delen deze uit met trots.
Jouw rust is de spiegel van je kind
Het belangrijkste inzicht dat ik heb geleerd: jouw rust is de spiegel van je kind.
Ik was vroeger bang dat anderen zich zouden ergeren als mijn kinderen lawaai maakten. Mijn man bleef altijd kalm en zei: “Als het niet gaat, dan zijn we zo weer thuis.” Dat hielp mij enorm.
Want ja, het gaat wel eens mis. Op Ibiza gooide mijn jongste in een ‘fancy restaurant’ ooit een stuk sla op de tafel van de mensen naast ons… oeps! We hebben snel afgerekend, gelachen en ervan geleerd. Die momenten horen erbij. Hoe relaxter jij blijft, hoe meer je kind dat voelt. En uiteindelijk wordt uit eten gaan iets waar het hele gezin van geniet.
Checklist: uit eten met jonge kinderen
- Kies bewust het tijdstip: Reserveer vroeg (bijv. rond 16:30–17:00) of ga lunchen: dan is het rustiger in het restaurant, minder druk in de keuken en is je kind minder snel oververmoeid of hongerig.
- Geef een klein hapje vooraf: Laat je kind vóór het restaurant al iets kleins eten: wat rauwkost, fruit of een tussendoortje zorgt dat je kind niet té hongerig (lees: prikkelbaar) aan tafel zit.
- Bekijk het kindermenu of de kaart vooraf: Zo weet je of er iets geschikt is en kun je samen het gerecht kiezen, wat het kiezen eenvoudiger maakt in het restaurant (voorkomt discussie aan tafel).
- Neem zelf eten mee: Zeker met baby’s of dreumesen: hun potje, fles of ander vertrouwd hapje dat je even laat opwarmen is handig. Rozijntjes zijn ook goud waard; het duurt lekker lang om deze op te peuzelen tijdens het wachten.
- Zorg voor vermaak aan tafel (zonder scherm): Kleurboekjes, duplo, tekenborden: ideaal om even aan tafel rustig te blijven terwijl het eten komt.
- Beperk de duur aan tafel: Kleine kinderen hebben moeite met lang stilzitten. Beperk de tijd: bestel alleen een hoofdgerecht en eventueel toetje als het goed loopt. Beloof het toetje niet vooraf, want blijkt alles uit te lopen of is je kind onrustig; dan is het verstandiger om snel af te rekenen, anders heb je nog deze belofte na te komen. En dan zul je nét zien dat de keuken er lang over doet om de toetjes uit te serveren…
- Betrek je kind: Laat hem/haar iets kiezen van de kaart, zelf bestellen of de ober vriendelijk aanspreken. Zo voelt je kind zich onderdeel van het gezelschap.
- Blijf rustig en flexibel: dingen kunnen anders lopen dan gepland: een glas valt, de wachttijd is langer, je kind wordt onrustig. Jouw rust helpt het hele etentje positief te houden. Eventjes een rondje lopen naar de wc helpt ook om daarna weer rustig te kunnen zitten.
- Kies een kindvriendelijke omgeving: Een restaurant met kinderstoelen/hoekjes is fijn, maar niet noodzakelijk als je zelf speelgoed meeneemt of hierop voorbereid bent. Een restaurant waar meer gezinnen komen, gaf mij meestal minder schaamte (en meer rust) als er toch herrie was of een glas omviel.. andere ouders snappen het immers 😉
- Laat het gebeuren en geniet samen: Het gaat niet alleen om eten, maar om samen zijn. Laat de perfectie los. En bedenk je… als het niet gaat; snel afrekenen en naar huis.
Uit eten met jonge kinderen hoeft geen stressvolle onderneming te zijn. Met een beetje voorbereiding, genoeg speelgoed, de juiste timing en door vooral zelf relaxed te zijn, kan het juist één van de leukste gezinsmomenten worden.
Deze blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht, intern begeleider en gedragsspecialist in het basisonderwijs. Na het afronden van de PABO verdiepte ze zich in gedrag en begeleiding met de Master SEN (Special Educational Needs). Vanuit haar ervaring in de klas én als moeder van Fayenn (6) en Mace (3), schrijft ze onder de naam ‘Juf Shelby‘ over opvoeding, onderwijs en gedrag.
Niet iedere leerkracht is even ‘leuk’
In acht basisschooljaren is de kans groot dat er eens een jaar tussen zit waarin het wat minder klikt tussen je kind en de leerkracht. En dat is eigenlijk heel normaal. Maar dat is ook iets wat je kind in zijn verdere leven kan tegenkomen. Je kind mag leren dat niet iedereen hetzelfde is, en dat dat oké is.
Ook als volwassene werk je zelf ook met mensen waarmee het contact vanzelf loopt en met anderen bij wie dat wat stroever gaat of heb je collega’s waar je je aan irriteert. Vertel gerust dat jij ook mensen kent die je lastig vindt, en dat het prima is om elkaar niet altijd even aardig te vinden. Je hoeft niet met iedereen dikke vrienden te zijn, maar ‘gewoon’ omgaan met elkaar is soms voldoende.
Welke ‘stempel’ geef jij de leerkracht?
Vaak wordt er al vooraf over een leerkracht door ouders onderling gesproken op het schoolplein of thuis aan de eettafel. De ene leerkracht staat te boek als ‘streng’, de ander als ‘lief’. En wellicht heb je zelf al een minder positief beeld bij de leerkracht. Probeer te voorkomen dat je negatieve opmerkingen over de leerkracht maakt waar je kind bij is. Kinderen nemen dit mee in hun beeldvorming. Laat ze liever zelf ontdekken wie de juf of meester is, zonder jouw oordeel vooraf.
Kinderen spiegelen vaak wat ze bij hun ouders voelen. Als jij zichtbaar vertrouwen houdt in de leerkracht, voelt je kind zich veiliger om dat ook te doen. Kinderen voelen niet alleen wat jij zegt, maar vooral hoe jij kijkt en reageert. Laat merken dat je gelooft in samenwerking en dat problemen bespreekbaar zijn.
Je geeft zo een krachtige boodschap: “Ik vertrouw erop dat jullie dit samen kunnen oplossen.”
Hoe reageer je als ouder? Meepraten of niet?
Je kind komt emotioneel en verongelijkt thuis over iets wat de leerkracht heeft gedaan of gezegd. Natuurlijk doet het pijn in je ‘moederhart’ als je kind verdriet heeft of boos is. Maar probeer eerst zonder oordeel te luisteren naar wat je kind zegt. Kun je bepaalde dingen relativeren? En wat is er precies gebeurd? Probeer je eigen emoties even te parkeren, luister en probeer samen te vatten wat je kind zegt. Door eerst te luisteren en samen te begrijpen, voelt je kind zich serieus genomen en dat alleen al helpt vaak meer dan direct in actie schieten.
TIP: Teken samen de gebeurtenis na in een stripverhaal of tekening. Voor sommige kinderen is het makkelijker om te tekenen wat er gebeurde en hierdoor zie jij de verbanden beter en kun je achterhalen wat eraan vooraf ging.
Je kind voorbereiden op een eigen gesprek
Voordat je als ouder zelf het gesprek met de leerkracht aangaat, is het waardevol om eerst je kind te helpen dit zélf te proberen. Daarmee leert het dat problemen bespreekbaar zijn en dat je samen vaak verder komt.
Bespreek thuis hoe zo’n gesprek eruit kan zien. Vraag: “Wat zou jij willen zeggen tegen de juf of meester?” of “Wat zou kunnen helpen om het fijner te maken in de klas?” Oefen eventueel samen wat je kind kan zeggen of vragen of schrijf dit samen op. Zo geef je het woorden voor gevoelens die soms nog moeilijk zijn uit te drukken.
Door je kind op deze manier voor te bereiden, geef je het het vertrouwen dat het zelf invloed heeft op de situatie. En lukt het niet in één keer? Dan kun je daarna altijd nog samen met de leerkracht in gesprek gaan, maar de eerste stap komt van je kind zelf. Dat stimuleert eigenaarschap en communicatievaardigheden.
TIP: Visualiseer samen de ideale schooldag. Stel je voor.. er gebeurt een ‘wonder’ en ineens is het heel fijn in de klas met de leerkracht: hoe kom je binnen, wat zeg je tegen de juf of meester, hoe reageert hij/zij op jou? Wat helpt je om te starten met je werkje? Beschrijf deze ideale droomsituatie zo concreet mogelijk. Hierdoor focus je op wat er concreet nodig is van beide partijen voor verandering.
Wat je aandacht geeft, dat groeit
Blijf jij je kind bevestigen in wat de leerkracht fout, vervelend of verkeerd doet, dan groeit de negatieve kijk van je kind op de leerkracht. Door te focussen op het negatieve, maak je dat alleen maar groter. Daarnaast kan deze negatieve blik een reactie geven in de klas. Je kind gaat namelijk steeds negatiever naar school, vertoont negatiever gedrag en ook de leerkracht zal je kind vaker corrigeren op zijn gedrag. Een vicieuze cirkel.
“Wat helpt wél? Focussen op wat wél goed gaat” – juf Shelby
Je kind zit het hele schooljaar in deze klas, dus het wordt een heel negatief jaar als je blijft focussen op wat er allemaal ‘mis’ is. Help je kind door ook te bespreken wat er wél goed gaat. En vraag wat je kind juist wél graag zou willen. Vragen die je kunt stellen zijn:
- Welke dingen gaan er wel goed? (Of een klein beetje goed?)
- Wat ging er vandaag beter dan gisteren?
- Welke dingen vind je wel leuk op school? (Waarom? En hoe doe jij dan? Hoe doet de juf of meester?)
- Wat kan de juf of meester goed?
- Welk cijfer van 0-10 geef je school nu? En wat zou er moeten veranderen om een punt hoger te geven? (Hiermee focus je op een oplossing)
Zo help je je kind richting denken in oplossingen in plaats van in problemen.
Zelf bespreken met de leerkracht? Ja of nee?
Is het nu wel of niet verstandig om dit als ouder te bespreken met de juf of meester? Dat hangt natuurlijk ook van de situatie af. Probeer eerst helder te krijgen wat je kind precies onprettig vindt in de klas en verzamel concrete voorbeelden. Als je zelf ook niet verwijtend, maar oplossingsgericht het gesprek met de leerkracht aan gaat, kunnen jullie vast samen tot oplossingen komen.
“Mijn kind ervaart het niet altijd fijn in de klas en ik wil graag samen kijken hoe we dat kunnen verminderen. Mijn kind en ik hebben samen ook nagedacht wat hij anders zou kunnen doen en wat hij nodig denkt te hebben.”
En is je kind al in de midden- of bovenbouw dan zou je kunnen overleggen of je kind ook bij een vervolggesprek kan zijn om samen uit te leggen wat je kind als minder prettig ervaart (ook dit eerst samen voorbereiden, want dit kan heel spannend zijn voor je kind).
Zo bespreek je zorgen met de leerkracht zonder dat het een verwijt wordt
Soms is het lastig om het gesprek aan te gaan met de leerkracht. Vooral als het langere tijd niet goed loopt, kan de irritatie ook aan de kant van de leerkracht zijn ontstaan (we zijn allemaal mensen). Of wellicht wordt je gesprek als kritiek opgepakt. Als je zegt dat jouw kind iets als zodanig ervaart, dan laat je in het midden in hoeverre de juf (of meester) iets verkeerd doet, of het kind de kritiek onterecht opvat. Doe dus ook geen uitspraak in hoeverre de leerkracht of jouw kind gelijk heeft.
Ga uit van de situatie: Jouw kind ervaart dit zo, dat is niet wenselijk voor het kind, de sfeer in de klas én de leerkracht, dus hoe kunnen we dat veranderen (juf haar deel, thuis een deel). Hierdoor zet je in op harmonie tussen leerkracht, kind en de klas als doel. Het gaat dan niet om ‘wie heeft er gelijk’ of ‘wie is slachtoffer’ (en met stilzwijgend als ondertoon dat er dan ook een dader is) of wiens schuld het is. Maar je zoekt samen naar oplossingen.
Wanneer zoek je hulp bij de directeur of IB-er?
Stap één is altijd eerst proberen het gesprek als ouder met de leerkracht te voeren, want daar ligt de verandering en de oplossing. Het kan natuurlijk zijn dat zowel jij als je kind ondanks alle pogingen tot gesprek ontevreden blijven over dingen die in de klas gebeuren. Dan kun je een gesprek aanvragen met de intern begeleider of de directeur erbij. Soms kan het heel helpend zijn dat er een derde persoon meedenkt in het gesprek tussen jou en de leerkracht en kan meedenken over oplossingen en gemaakte afspraken helpen bewaken.
Toch worden kinderen zelden van groep gewisseld enkel vanwege een ‘gebrekkige klik’.
Het is vaak waardevoller om samen te kijken hoe jullie het schooljaar draaglijk en leerzaam kunnen maken. En ja… soms is dat ook het jaar uitzitten.
Leren van verschil: een waardevolle levensles
Elke relatie vraagt even tijd om te groeien, ook die tussen kind en leerkracht. En soms haal je onbewust nét die irritatie bij elkaar naar boven.
Door vertrouwen te houden, te luisteren en positief te blijven, geef je je kind een waardevolle levensles:
Het is oké als het niet vanzelf klikt: het gaat erom hoe je samen verdergaat.
Deze blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht, intern begeleider en gedragsspecialist in het basisonderwijs. Na het afronden van de PABO verdiepte ze zich in gedrag en begeleiding met de Master (S)EN (Special Educational Needs). Vanuit haar ervaring in de klas én als moeder van Fayenn (6) en Mace (3), schrijft ze onder de naam ‘Juf Shelby‘ over opvoeding, onderwijs en gedrag.
Het juiste moment om te starten
Het begint allemaal met interesse. Wanneer je peuter ineens met je mee naar het toilet wil, graag kijkt wanneer een ander kindje ook al op de wc gaat, of signalen geeft over een natte luier, dan zijn dat de eerste tekenen dat je kind er klaar voor is. Ook wanneer je ziet dat je kind zich even afzondert bij het plassen of poepen in de luier, is dat vaak een teken van bewustwording. Let’s go!
Om die interesse te versterken kun je er boekjes over lezen. Er zijn veel boeken over zindelijkheid. Kies een boek met een hoofdpersoon die herkenbaar is voor je kind. Wij lazen bij mijn zoontje bijvoorbeeld Sem op het potje en Milan op het potje. Zo werd het onderwerp op een speelse manier herkenbaar. Het juiste moment komt vanzelf, als je kind nieuwsgierig is en wil meedoen. Bij mijn dochter was dit moment er eerder (1,5 jaar), maar toen mijn zoontje 1,5 was, had hij nog helemaal geen interesse in het potje en wachtten we even. Met 2 jaar was het er ineens wél.
Plezier van ‘samen zijn’ op het potje
Wat bij ons thuis goed werkte, was om het potje niet te koppelen aan moeten, maar aan plezier. We maakten er altijd een gezellig moment van. Soms met een boekje, soms met een klein spelletje of zelfs een doosje rozijntjes (ideaal, want dat duurt lekker lang om leeg te peuteren). Bij het potje had ik een mandje met leuke boeken en speelgoedjes die we samen bekeken.
De focus lag niet op het resultaat, maar op het samen zijn. Ik las bijna altijd voor terwijl mijn kind op het potje zat. Zo werd het iets leuks, in plaats van iets wat “moest”. De timing hielp daarbij: meestal komt de plas zo’n 15 à 20 minuten nadat je kind iets heeft gedronken. Dat werd bij ons het “potjesmoment” waarbij we even samen lezen of spelen terwijl mijn zoon of dochter op het potje zat.
Het gaat er dus om dat het potjesmoment ‘aantrekkelijk is’. En ik bedoel niet met het mooiste of duurste potje, maar je maakt het ‘moment‘ speciaal. Waardoor het een plek is waar het zo leuk is om te zijn, omdat het een moment is van samen lezen, spelen of zingen!
Zorg ervoor dat je zelf de rust en tijd hebt
In het begin deden we dit één keer per dag, daarna steeds vaker. Belangrijk is vooral dat je er zelf de rust voor hebt. Een gehaaste ochtend vlak voor je naar je werk vertrekt is zelden een succesmoment. Kies liever momenten waarop je echt tijd hebt om samen te zitten, zoals na het fruithapje of na de lunch (vergeet ook niet voor jezelf een kopje koffie of thee mee te nemen: zo heb je rust om er even bij te zitten en wordt het ook voor jou aantrekkelijk). Zie het als een investering: even wat meer geduld nu, bespaart straks heel wat luiers en schoonmaakmomenten.
Timing is alles: het gouden moment
Wanneer je kind na een paar keer oefenen met plezier op het potje zit, is het wachten op de eerste succeservaring. De kans daarop is het grootst ongeveer 15 minuten na het drinken of vlak na het wakker worden. Door juist die potjesmomenten bewust te plannen, vergroot je de kans op een succeservaring met een plasje in het potje enorm.
Joepie! De eerste succeservaring
En dan is daar ineens dat magische moment: tijdens het voorlezen hoor je iets in het potje vallen. Een plasje! Soms helpt het om zachtjes te zeggen: “Goed zo, ga maar door met plassen.” En daarna natuurlijk een complimentje (niet té overdreven). Laat merken dat je trots bent, zonder er meteen een prestatie van te maken. Vaak vinden kinderen het heel interessant om te zien wat er in het potje zit en wat je er mee doet. Mijn zoontje wilde bijvoorbeeld altijd graag zelf zijn plasje in de wc gooien.
Signalen herkennen en ongelukjes horen er bij!
Probeer bewust te observeren welke signalen je kind geeft: even stil worden, beetpakken, wiebelen… allemaal tekenen dat er mogelijk een plasje aan komt. Probeer die momenten te pakken door zonder druk door bijvoorbeeld te zeggen: “Zullen we even een boekje lezen op het potje?” Als er niks komt, is dat ook prima. En als er een ongelukje gebeurt, reageer rustig: “Geeft niks, we gaan nog even op het potje zitten.” Vaak helpt dat om het restje toch nog kwijt te raken (soms schrikken kinderen van een ongelukje en houden de rest van hun plas op; door daarna nog even op het potje te gaan, komt dit er meestal alsnog uit).
Ongelukjes horen erbij. Door er ontspannen mee om te gaan, blijft je kind zelfvertrouwen houden.
Handige tips
- Luierbroekjes vond ik in deze fase handiger dan gewone luiers. Ze gaan makkelijker aan en uit en geven je kind het gevoel van ‘zelf doen’.
- Sommige kinderen vinden het prettiger om direct op de wc te gaan met een wc-bril verkleiner, omdat ze dat bij volwassenen zien.
- Laat je kind bij jou of een oudere broer of zus meekijken. Kinderen leren zóveel van voordoen en nadoen.
- Let op voldoende drinken. Als kinderen weinig drinken, plassen ze ook minder en wordt oefenen lastiger.
- Zorg voor een vaste plek. Laat het potje op dezelfde plek staan waar je oefent, zodat het herkenbaar en veilig voelt.
- Kleding die makkelijk uitgaat. Vermijd lastige knoopjes en strakke leggings. Een elastische broek helpt je kind om het zelf te kunnen doen.
Zindelijk voor de basisschool én zelf afvegen!
Voordat je kind naar de basisschool gaat, moet het overdag zindelijk zijn én zichzelf kunnen afvegen. De juf heeft daar immers geen tijd voor. Vooral bij het poepen is het belangrijk dat kinderen dit zelf kunnen! Laat je kind in de oefenfase eerst zelf afvegen en veeg eventueel nog even na. Door het stap voor stap samen te doen (voordoen – samen doen – nadoen), krijgt je kind de handigheid én het vertrouwen om het zelf te kunnen.
Engelengeduld, maar het is het waard!
Bij allebei mijn kinderen was zindelijk worden een proces wat veel geduld van mij als ouder vroeg (ik heb wat op mijn knieën naast het potje zitten voorlezen de eerste weken), maar het was het dubbel en dwars waard om door te zetten. Want achteraf was het moment van zindelijk zijn er ineens. Zodra ze het door hebben gaat het super snel! Ik heb veel geleerd van het boek ‘Zindelijk maken is kinderspel’ (Debby Mendelsohn), die de vijf stappen van zindelijk worden helder en eenvoudig beschrijft.
Een terugval…
Soms lijkt je kind helemaal zindelijk, en ineens zijn er weer ongelukjes. Een terugval komt vaak voor bij veranderingen, zoals de komst van een broertje of zusje (soms zelfs nog een half jaar daarna!), verhuizing of een verandering op de peuterspeelzaal. De oorzaak kan ook liggen in vermoeidheid (geen middagslaapje meer) of het niet lekker in zijn/haar vel zitten. Kortom er is bijna altijd een oorzaak en probeer deze te achterhalen.
Even een stapje terug en méér nabijheid
Vaak helpt het om je kindje extra aandacht te geven en wellicht weer wat meer te helpen (meer nabijheid geeft veiligheid). Soms betekent dit ineens weer een verhaaltje bij het plassen voorlezen, ook als je dat voorheen niet deed. Door een stapje terug te zetten laat je zien dat je er bent voor je kind. (denk ook nog terug aan de babytijd: wanneer kinderen een sprongetje maken in hun ontwikkeling, hebben ze vaak daarvoor een periode van terugval in jonger gedrag en zoeken ze meer jouw nabijheid). Reageer rustig en stel je kind gerust: “Geeft niks, dat kan gebeuren.” Blijf de routine vasthouden en geef vertrouwen en extra nabijheid.
Het is geen wedstrijd
Zindelijk worden is geen wedstrijd om je kind zo snel mogelijk uit de luiers te hebben. Ieder kind heeft zijn eigen ritme, en dat mag. Zie je dat er een verhuizing, een nieuwe baan of een onrustige periode aankomt? Wacht dan gerust nog even met beginnen. Zindelijk worden vraagt rust, aandacht en een ontspannen sfeer. Kijk vooral naar je kind: nieuwsgierigheid en motivatie zijn de beste startpunten… niet de kalenderleeftijd.
Deze blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht, intern begeleider en gedragsspecialist in het basisonderwijs. Na het afronden van de PABO verdiepte ze zich in gedrag en begeleiding met de Master SEN (Special Educational Needs). Vanuit haar ervaring in de klas én als moeder van Fayenn (6) en Mace (3), schrijft ze onder de naam ‘Juf Shelby‘ over opvoeding, onderwijs en gedrag.
Mendelsohn, D. (2012). Zindelijk maken is kinderspel: Met anderhalf jaar uit de luiers. Forte Uitgevers.
De eerste indruk: meer dan wennen
De eerste schoolweken staan in het teken van kennismaken en wennen. Wie zit naast wie? Hoe werkt het nieuwe dagritme? En wat vraagt de nieuwe juf of meester van mij?
Veel kinderen vinden hun draai snel, maar voor anderen kost dat tijd. Juist na de eerste weken wordt zichtbaar hoe een kind zich voelt: zelfverzekerd of juist wat teruggetrokken, enthousiast of snel overprikkeld.
Daarom kiezen scholen er bewust voor om in oktober of november een eerste meting te doen met een sociaal-emotioneel volgsysteem, zoals Zien! of SCOL. De rust is dan enigszins teruggekeerd. Als leerkracht heb je al een beeld vanuit de overdracht van de vorige groep, maar je wilt ook je eigen indruk vormen om kinderen goed te kunnen ondersteunen en een band met hen op te bouwen.
Wat scholen precies observeren
Een sociaal-emotioneel volgsysteem is geen toets die een kind moet maken. Het is een observatielijst die de leerkracht invult op basis van wat zij dagelijks ziet.
Bijvoorbeeld:
- Zoekt het kind contact met anderen?
- Durft het hulp te vragen?
- Reageert het op kritiek?
- Kan het omgaan met teleurstelling?
Het gaat niet om cijfers, maar om signalen. Door dit structureel te volgen, krijgen scholen zicht op groei en welbevinden.
Observatiesystemen voor gedrag
De meeste scholen gebruiken een sociaal-emotioneel volgsysteem, vergelijkbaar met het leerlingvolgsysteem voor rekenen en taal. Bekende voorbeelden zijn:
Leerkrachten vullen deze lijsten vaak twee keer per jaar in. In de hogere groepen vullen kinderen soms zelf ook een extra vragenlijst in. Deze lijsten beoordelen bijvoorbeeld:
- Hoe een kind met anderen omgaat
- Zelfvertrouwen en weerbaarheid
- Empathie en omgaan met emoties
De resultaten worden niet los gezien, maar besproken in het team en met ouders. De intern begeleider kijkt meestal mee: zijn er kinderen die extra ondersteuning nodig hebben? Hoe doen kinderen het die vorig jaar een pittig jaar hadden?
Wat de school met deze informatie doet
Soms volgt er een extra observatie, een kindgesprek of een kleine interventie, zoals een sociaal vaardigheidsspel of het versterken van groepsgevoel. Het doel is zorgen dat ieder kind zich veilig, gezien en begrepen voelt.
Wat een score wél (en niet) zegt
Ouders schrikken soms als ze horen dat hun kind “laag” scoort op zelfvertrouwen of sociale omgang. Maar dat betekent niet meteen dat er iets mis is.
Het is een startpunt voor gesprek: wat ziet de leerkracht in de klas, wat zien ouders thuis, en wat helpt het kind om zich zekerder te voelen? Een kind dat nog stilletjes observeert in september, kan in december opeens zichtbaar groeien, juist doordat de leerkracht wist waar de extra aandacht nodig was.
De rol van groepsdynamiek
Naast het kijken naar ieder kind afzonderlijk, letten leerkrachten ook op de groep als geheel. Want hoe een kind zich voelt, hangt sterk samen met de sfeer in de klas. In de eerste weken vormt zich een nieuwe groepsdynamiek: wie neemt initiatief, wie volgt, wie zoekt verbinding, en wie lijkt nog wat buiten de groep te vallen? Lees hier meer over in mijn blog over de Gouden weken.
Door bewust te kijken naar deze onderlinge verhoudingen kunnen leerkrachten veel betekenen. Soms helpt een kleine verandering al: een andere plek in de klas, een duo-opdracht of een complimentenspel om de verbinding te versterken.
Sociogram: de sociale kaart van de klas
Sommige scholen gebruiken in deze periode ook een sociogram om inzicht te krijgen in de sociale relaties binnen de klas. Dit is een instrument waarbij leerlingen (meestal vanaf groep 4) vragen beantwoorden als: Met wie werk jij graag samen? of Met wie speel jij vaak op het plein?
De antwoorden worden verwerkt in een overzicht waarin zichtbaar wordt wie vaak genoemd wordt, wie minder zichtbaar is en welke groepjes of vriendschappen zich vormen. Zo krijgt de leerkracht een beeld in de vorm van een cirkel van de klas: wie staat in het midden, wie aan de randen?
Kijken achter het gedrag
Observaties zijn waardevol omdat ze leerkrachten helpen achter het gedrag te kijken.
Een druk kind is niet per se ondeugend: misschien zoekt het verbinding.
Een stil kind is niet per se verlegen: misschien voelt het zich nog niet veilig genoeg.
Door de sociaal emotionele ontwikkeling te volgen krijg je als leerkracht een beter beeld van ieder kind en hoe je hier het beste mee om kunt gaan. En veiligheid is de bodem waarop kinderen tot leren komen.
“Een kind dat goed in zijn vel zit, zal makkelijker tot leren komen. Misschien ligt hier wel de belangrijkste basis om eerst aan te werken” – juf Shelby
Wat je als ouder kunt doen
Vraag gerust eens aan de leerkracht hoe jouw kind zich in de groep voelt. Niet alleen over rekenen of lezen, maar ook over:
- Wat is de eerste indruk die de leerkracht heeft van je kind?
- Vindt mijn kind zijn plekje in de groep?
- Waar bloeit mijn kind van op?
- Wat vindt het nog spannend?
Een kind is meer dan alleen cijfers
Een sociaal-emotioneel volgsysteem is dus geen invullijstje, maar een instrument van aandacht.
Juist in de herfst, wanneer de bladeren vallen en kinderen hun plek in de groep vinden, nemen leerkrachten even bewust afstand om te kijken achter het gedrag, achter cijfers en achter woorden. Want onderwijs is niet alleen kennis overdragen. Het is ook het leren kennen van de kinderen in de klas.
Deze blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht, intern begeleider en gedragsspecialist in het basisonderwijs. Na het afronden van de PABO verdiepte ze zich in gedrag en begeleiding met de Master SEN (Special Educational Needs). Vanuit haar ervaring in de klas én als moeder van Fayenn (6) en Mace (3), schrijft ze onder de naam ‘Juf Shelby‘ over opvoeding, onderwijs en gedrag.
Kies spelmateriaal bewust
Vooral bij jonge kinderen (peuters en kleuters) kan het helpen om een beetje richting te geven aan het spel. Je hoeft echt niet alles te plannen, maar subtiel wat materialen klaarleggen kan wel verschil maken. Zet bijvoorbeeld blokken of knutselspullen (klei of verf) neer. Dat soort spel stimuleert samenwerken en creativiteit. Sommige materialen lokken soms onbedoeld wild spel uit (grote stokken of zwaarden worden al snel vechtspelletjes).
Een kleine voorbereiding helpt dus om het speelafspraakje voor beide kinderen leuk en rustig te laten verlopen.
Deze activiteiten slaan vaak goed aan bij peuters en kleuters:
- Bouwen met blokken, Duplo of magnetische bouwsteentjes.
- Knutselen met papier, lijm, stickers en simpele knutselmaterialen.
- Klei of ‘Kinetic speelzand‘: samen figuren maken of een ‘restaurantje’ spelen.
- Rollenspellen zoals winkeltje, doktertje of poppenhuis.
- Samen kleuren of verven: ieder zijn eigen tekening, maar toch naast elkaar bezig.
- Puzzels maken: kleuters vinden het leuk om dit samen op te lossen.
- Buitenspelletjes: stoepkrijten, bellen blazen, fietsen of steppen.
- Eenvoudige spelletjes zoals Memory of een dobbelspelletje.
- Dansen of zingen op muziek.
- Verkleedspel: met een verkleedkist ontstaat vaak vanzelf een verhaal.
Andere regels dan thuis
Een situatie die je ongetwijfeld gaat meemaken: een kind dat zegt “bij ons thuis mag dat wel”. Dat kan gaan over op de bank springen, tussendoortjes eten, zelfstandig naar het speeltuintje lopen of langer op de iPad spelen. Het is heel normaal dat gezinnen andere regels hebben. Blijf bij wat jij zelf oké vindt.
Wat voor mij werkt, is vriendelijk maar duidelijk aangeven wat bij ons de afspraak is. Bijvoorbeeld: “Dat kan, iedere mama heeft haar eigen regels. Bij ons springen we niet op de bank maar wel buiten op de trampoline.” Of: “Wij eten eerst fruit en daarna mag je nog een snoepje.” Zo toon je respect voor de thuissituatie van het andere kind, maar houd je tegelijkertijd vast aan je eigen kaders. Dat geeft duidelijkheid en rust (én je bent echt niet meteen een stomme strenge ouder door duidelijk te zijn).
Do’s en don’ts van speelafspraakjes
- Bereid je kind voor: vertel dat het ene keer bij jullie is en de andere keer bij de ander.
- Leg samen wat passend speelgoed klaar dat uitnodigt tot samenwerken.
- Bied iets kleins te drinken en eten aan, check bij eerste speeldate of er geen allergieën zijn.
- Houd het speelafspraakje in het begin kort, beter op het ‘hoogtepunt’ stoppen, dan te lang spelen en er vanuit vermoeidheid of overprikkeling conflict ontstaat. Voor een eerste speelafspraak kan 1 tot 1,5 uur al lang genoeg zijn!
- Spreek met de andere ouder af hoe laat het kind wordt opgehaald en wissel contactgegevens uit. (Haal je zelf op, probeer je ook aan de ophaaltijd te houden).
- Verwachten dat alles vanzelf soepel verloopt; jonge kinderen hebben soms even sturing nodig of een ouder die ze helpt in sociale situaties.
- Te veel speelafspraakjes plannen, zit je kind nog maar enkele maanden op school of is het net weer gestart in een nieuwe groep, bouw het aantal keer spelen rustig op of kies vaste dagen waarop je kind mag afspreken, dit voorkomt ook discussies aan het schoolhek.
- Regels laten varen omdat je bang bent streng te lijken; duidelijkheid geeft juist veiligheid.
- Het speelafspraakje te lang maken: beter kort en gezellig dan te lang en eindigen met tranen.
Wat als ze niet weten wat ze willen spelen?
Het kan natuurlijk gebeuren dat kinderen even niet weten wat ze willen spelen of allebei iets anders willen. Dan helpt het om een paar opties te laten zien en ze te laten kiezen tussen twee opties: “Willen jullie eerst even met de lego bouwen of buiten een spelletje doen?” Soms kun je afspreken dat ze eerst het idee van het ene kind doen en daarna het idee van de ander. Zo leren ze rekening houden met elkaars wensen.
Ruzie
Ruzies horen bij peuters en kleuters: ze oefenen nog volop in delen, beurt nemen en woorden geven aan hun gevoelens. Probeer als volwassene niet te snel de regie over te nemen, maar ondersteun hun eigen oplossingsvermogen. Je kunt bijvoorbeeld samenvatten wat je hoort: “Ik hoor dat jij boos bent. Wat vind je niet leuk?” Zo voelen kinderen zich gezien en geholpen om woorden te geven aan hun emoties. Vanuit daar kunnen ze vaak zelf al een oplossing bedenken of leren rekening te houden met de ander.
Ruzie tijdens het spelen is helemaal niet erg: juist in die kleine botsingen leren kinderen belangrijke sociale vaardigheden. In plaats van meteen in te grijpen, kun je eerst vragen: “Hoe zouden jullie dit zelf kunnen oplossen?” Vertel eens om de beurt aan elkaar wat je wilt of waar je boos over bent’. Vaak komen ze zelf al met verrassend goede ideeën. Blijf wel in de buurt om te ondersteunen als het nodig is.
Zelf ontdekken wie er bij je past
Soms merk je als ouder dat een bepaald speelafspraakje telkens in ruzie eindigt of dat je liever ziet dat je kind niet te vaak met een bepaald vriendje of vriendinnetje speelt. In plaats van dat meteen te sturen, helpt het om je kind zelf te laten ontdekken wat wel of niet bij hem of haar past. Vraag na afloop eens: “Hoe vond je het? Was het gezellig, of wat ging juist lastig?” Kinderen leren zo zelf aanvoelen of iemand hun type is. Dat proces is belangrijk: het helpt ze later om eigen keuzes te maken in vriendschappen en te vertrouwen op hun gevoel.
“Ik heb niemand om mee te spelen”
Soms komt je kind verdrietig uit school met de woorden: “Niemand wilde met mij spelen.” Dat raakt je als ouder, want het kan ook je eigen pijn van afwijzing oproepen. Toch helpt het om niet direct in die emotie mee te gaan en ook niet te compenseren met opmerkingen als: “Nou, dan gaan wij het samen éxtra gezellig maken” of “Dan krijg je van mij wat lekkers.” Daarmee neem je het gevoel weg, terwijl je kind juist mag leren dat teleurstelling er ook gewoon mag zijn. (en soms voel je vooral je eigen pijn, en gaat je kind er eigenlijk na enkele minuten luchtig mee om).
Blijf nieuwsgierig en stel open vragen als: “Hoe ging dat precies?” of “Wat had je graag gewild?” Zo geef je je kind ruimte om woorden te geven aan zijn ervaring en om stap voor stap te ontdekken hoe je hiermee om kunt gaan. Het gaat er niet om het gevoel van je kind meteen op te moeten lossen, maar om te laten zien: ik hoor je, ik zie je, en jij kunt hiermee leren omgaan.
Durf los te laten, daar groeit je kind van
Het eerste speelafspraakje voelt voor ouders vaak spannender dan voor kinderen zelf. Jij wil dat alles goed gaat, dat je kind zich veilig voelt en dat het andere kindje het naar zijn zin heeft. Maar uiteindelijk is een speelafspraakje vooral een oefenmoment in zelfstandigheid, vriendschap en sociale vaardigheden. Soms gaat dat vanzelf, soms met een beetje sturing, en soms met een traan of wat ruzie tussendoor. Zo leert je kind met anderen om te gaan, prachtig toch?
Deze blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht, intern begeleider en gedragsspecialist in het basisonderwijs. Na het afronden van de PABO verdiepte ze zich in gedrag en begeleiding met de Master SEN (Special Educational Needs). Vanuit haar ervaring in de klas én als moeder van Fayenn (6) en Mace (3), schrijft ze onder de naam ‘Juf Shelby‘ over opvoeding, onderwijs en gedrag.
Waarom is ‘zelf doen’ zo belangrijk?
Uit recent onderzoek blijkt dat autonomie een van de belangrijkste pijlers is voor een gezonde ontwikkeling van kinderen (Deci & Ryan, zelfdeterminatietheorie). Wanneer kinderen het gevoel krijgen dat ze zélf invloed hebben, groeit hun motivatie en zelfvertrouwen.
Ook in het boekje Lastige kinderen? Heb jij even haast, van Berthold Gunster wordt benadrukt dat loslaten en ruimte geven vaak meer oplevert dan sturen en corrigeren. Het idee: als je niet steeds de oplossing aandraagt, geef je je kind de kans om zelf te ervaren, fouten te maken én trots te zijn op wat lukt.
Praktisch voorbeeld: jas en schoenen aandoen
In de praktijk betekent dit dat jij als ouder een stapje terug moet doen. Natuurlijk gaat het veel sneller als jij even de jas dichtdoet en de schoenen aantrekt. Maar elke keer dat jij het overneemt, mist je peuter een oefenkans. Het voelt misschien als tijdverlies, maar zie het als een investering: geef je kind een week lang de ruimte om zelf te oefenen, dan zal het daarna ineens zélf de jas dicht kunnen doen. En geloof me, die trotse blik van “Kijk, ik kan het zelf!” is goud waard.
Minder uitleggen, meer ontdekken
Niet alleen in praktische vaardigheden, maar ook bij nieuwsgierige vragen werkt dit principe. Peuters hebben vaak veel vragen: “Waarom zijn er vogels?” Of “Hoe komt de regen uit de lucht?” Vanuit onze rol als ouder zijn we vaak geneigd een hele les biologie of aardrijkskunde te geven. Veel leerzamer is het om je kind terug te vragen: “Wat denk je zelf?” Of samen op onderzoek te gaan: “Hoe kunnen we daarachter komen?” Zo stimuleer je niet alleen een onderzoekende houding, maar versterk je vooral het gevoel van competentie. Je kind ervaart: ik kan zelf dingen ontdekken! En dát gevoel legt de basis voor zelfvertrouwen en nieuwsgierigheid, ook later op school.
“Soms is minder doen juist meer helpen. Het vraagt van ons als ouder geduld en vertrouwen, maar het geeft kinderen het gevoel dat ze zélf de wereld aankunnen. Het is prachtig als je dat al als peuter leert” – Shelby Vos
Is onze rol als ouder een ‘gids’ of een ‘sherpa’?
Vaak proberen we als ouder een ‘gids‘ te zijn voor onze kinderen. Alles uitleggen, ze leren wat wij weten en behoeden voor fouten (vooral de fouten die je zelf gemaakt hebt). Maar werkt dat eigenlijk wel zo?
Ik raakte als juf en mama enorm geïnspireerd door een theatervoorstelling van Berthold Gunster (Omdenken) over je rol als ‘Sherpa‘ in plaats van ‘gids’. (Sherpa’s zijn een bergvolk en hun belangrijkste taak is het dragen van de last van bergbeklimmers en dat is super zwaar werk. De Sherpa bepaalt niet zoals een gids de eindbestemming, maar is de ‘pakezel’ voor de tocht).
De Sherpa is weliswaar een ‘ondersteuner’ met kennis over het landschap, ervaring en deskundigheid; hij zal waarschuwen als dat nodig is… Maar de Sherpa weet dat het niet zijn tocht is, maar de tocht van de ander. Dat is naar mijn idee ook het doel van ouderschap. Onze kinderen zijn er niet voor ons, maar wij zijn er voor onze kinderen.
We geven onvoorwaardelijke liefde, aandacht, tijd en energie aan onze kinderen en dat is prachtig! Maar bij het grootbrengen van onze kinderen moeten we niet als een gids een eindbestemming opleggen die wij voor ogen hebben. Het is de eigen tocht van je kind. Je ondersteunt waar nodig, maar geeft je kind ook de eigen ruimte en zelfstandigheid waar nodig.
Op je handen zitten als ouder
Een mooi principe dat ik als gedragsspecialist leerde vanuit de theorie over oplossingsgericht werken (OGW) is het geven van ruimte aan het kind om zelf met oplossingen te komen. De term “op je handen zitten” is daarbij een mooie metafoor: het betekent dat je als volwassene je drang om in te grijpen, te adviseren of de regie over te nemen even onderdrukt.
Letterlijk op je handen zitten voorkomt dat je automatisch in de actie-modus schiet. En dat is vaak moeilijk: als ouder zie je hoe snel je kind geholpen is als jij het even overneemt. Maar juist door die drang te onderdrukken, geef je je kind de kans om zélf te ontdekken en te oefenen. Het is een oefening in vertrouwen: je laat merken dat je gelooft in de eigen kracht en creativiteit van je kind. Zoals oplossingsgericht werken benadrukt: geef pas advies als erom gevraagd wordt, stel open vragen en laat ruimte voor stilte. Want in die ruimte groeit zelfstandigheid en trots.
Durf los te laten want daarin groeit je kind
Loslaten is soms het moeilijkste wat er is. Het vraagt van jou als ouder vertrouwen, geduld en de moed om niet altijd in te grijpen of je kennis ongevraagd te delen. Maar juist in dat loslaten schuilt de kracht: je kind ontdekt dat het zelf stappen kan zetten, fouten mag maken én oplossingen kan vinden. Dat geeft niet alleen vaardigheden voor nu, maar ook een stevig fundament voor zelfvertrouwen voor in de toekomst.
Deze blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht, intern begeleider en gedragsspecialist in het basisonderwijs. Na het afronden van de PABO verdiepte ze zich in gedrag en begeleiding met de Master SEN (Special Educational Needs). Vanuit haar ervaring in de klas én als moeder van Fayenn (6) en Mace (3), schrijft ze onder de naam ‘Juf Shelby‘ over opvoeding, onderwijs en gedrag.
Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The “what” and “why” of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological Inquiry, 11(4), 227–268.
Gunster, B. (2011). Lastige kinderen? Heb jij even geluk. Omdenken BV.
Positieve Focus. (z.d.). 10 tips om (nog meer) oplossingsgericht te werken. Geraadpleegd op 22 september 2025, van https://www.positievefocus.nl/post/10-tips-om-nog-meer-oplossingsgericht-te-werken
Waarom verbondenheid, empathie en samenwerking zo belangrijk zijn
‘Uit onderzoek blijkt dat kinderen die zich verbonden voelen met hun klas en school minder vaak gepest worden en zich gelukkiger voelen’ (NJI, 2024).
Het ontwikkelen van empathie (je kunnen inleven in een ander) helpt kinderen om begripvol en respectvol met elkaar om te gaan. Ook samenwerken speelt een grote rol: als kinderen leren samen doelen te bereiken, ervaren ze dat ieder kind iets waardevols bijdraagt (Doolaard & Veenstra, Rijksuniversiteit Groningen, 2023). Deze drie vaardigheden vormen samen de basis voor een positief klassenklimaat, waarin kinderen zich veilig voelen en beter kunnen leren.
Empathie en verbinding leren begint thuis
Empathie en verbondenheid groeien niet vanzelf; kinderen leren dit vooral in de dagelijkse kleine momenten van jou (jij bent het rolmodel). Als ouder kun je je kind helpen door bewust samen stil te staan bij gevoelens, zowel die van je kind als van anderen. Vraag bijvoorbeeld: “Hoe denk je dat je vriendje zich voelde toen dat gebeurde?” of “Wat zou jij fijn vinden in zijn plaats?” Zulke vragen helpen kinderen zich in te leven en verbinding te ervaren.
Verbinding ervaar je thuis
Het gaat niet alleen om woorden, maar ook om hoe je als gezin met elkaar omgaat: de sfeer aan tafel, hoe je elkaar steunt en hoe je samenwerkt bij kleine taken. Kinderen leren empathie door te ervaren hoe het is om gezien en gehoord te worden en nemen dat mee naar school. Door liefdevolle aandacht, open gesprekken en gezamenlijke rituelen geef je je kind dus niet alleen praktische vaardigheden mee, leer je je kind ook om in verbinding te blijven met anderen.
Een paar eenvoudige rituelen:
- Complimentenrondje (bijvoorbeeld voor het slapengaan): ieder gezinslid zegt iets positiefs over de ander.
- De dag delen aan tafel: iedereen vertelt iets dat leuk was en iets dat lastig was vandaag.
- Samen helpen: laat je kind een taakje samen met jou of een broertje/zusje doen, en benoem daarna hoe fijn samenwerking voelt.
- Luisterminuutje: één gezinslid mag even vertellen wat hem of haar bezighoudt, de anderen luisteren zonder te onderbreken.
Door zulke kleine gewoontes mee te nemen in de dag, voelt je kind dat verbinding en empathie geen losse lessen zijn, maar een manier van samenleven.
Zo sluit je thuis aan bij wat school doet in de Week Tegen Pesten 2025
Tijdens de Week Tegen Pesten 2025 besteden veel scholen extra aandacht aan het thema van dit jaar: “Kijk ’s door een andere bril, en zie: je klas is een team.” Leerkrachten gebruiken lessen, filmpjes en gesprekken om kinderen te laten ervaren hoe belangrijk samenwerking en respect voor elkaar zijn. Soms werken klassen aan gezamenlijke projecten, maken ze teamafspraken of doen ze spelletjes die de groepsband versterken. Het doel is steeds hetzelfde: kinderen laten voelen dat ze er allemaal bij horen.
Als ouder kun je hier mooi bij aansluiten door thuis ook kleine activiteiten te doen. Zo versterk je samen met school het gevoel van verbondenheid.
- De “andere bril”-oefening: knutsel samen een grote papieren bril en doe alsof je door de ogen van een klasgenoot of iemand anders uit je gezin kijkt. Wat zie of voel je dan?
- Talentenposter maken: laat je kind tekenen of opschrijven waar hij of zij goed in is en wat klasgenoten of andere gezinsleden goed kunnen. Zo leert je kind dat ieder kind iets waardevols bijdraagt.
- Samenwerkingsspelletjes: bouw een toren, maak een puzzel of organiseer een mini-estafette in de tuin. Bespreek daarna hoe fijn het was om samen een doel te bereiken.
- Complimentenkaartjes: schrijf positieve eigenschappen op kaartjes en geef die aan elkaar. Zo oefent je kind om met waardering naar anderen te kijken.
Ook voor slachtoffers leerzaam: kijken door een andere bril
Misschien lees je dit blog en denk je: “Leuk die activiteiten, maar mijn kind zit nu midden in een pestsituatie.” Als je kind gepest wordt, is het logisch dat je vooral de pijn en het onrecht ziet. Dat mag er zijn. Tegelijkertijd kan het waardevol zijn om je kind voorzichtig te helpen ook “door een andere bril” te kijken. Niet om het pesten goed te praten, maar om te leren begrijpen hoe situaties ontstaan en wat je eigen kracht kan zijn.
Je kunt samen onderzoeken:
- “Wat zou een reden kunnen zijn dat die ander zo doet” (Bijvoorbeeld onzekerheid, erbij willen horen, niet weten hoe anders om te gaan met gevoelens.)
- “Hoe voelde jij je toen dit gebeurde, en wat zou je de volgende keer kunnen doen?”
- “Welke kwaliteiten van jou helpen jou in zulke situaties?”
- “Wie kan jou steunen als dit gebeurt?”
Zo leert je kind dat het niet machteloos is, maar invloed kan uitoefenen op hoe het met de situatie omgaat. Empathie betekent ook dat je breder kunt kijken dan alleen je eigen rol. Dat vergroot veerkracht en helpt kinderen sterker in een groep te staan.
Belangrijk om te onthouden: jij kunt het pesten als ouder niet oplossen met goedbedoelde adviezen. Het meest helpende wat je kunt doen, is er voor je kind zijn. Luister, geef ruimte voor emoties en laat merken dat je je kind gelooft en steunt.
Wil je meer weten?
De Week Tegen Pesten 2025 is een waardevolle kans om samen met school en thuis aandacht te geven aan verbondenheid, empathie en samenwerking. Kleine activiteiten thuis maken al een groot verschil in hoe kinderen zich voelen en hoe ze leren kijken door een andere bril.
👉 Wil je meer weten over de Week Tegen Pesten of inspiratie opdoen voor activiteiten op school? Kijk dan op www.weektegenpesten.nl
Deze blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht, intern begeleider en gedragsspecialist in het basisonderwijs. Na het afronden van de PABO verdiepte ze zich in gedrag en begeleiding met de Master SEN (Special Educational Needs). Vanuit haar ervaring in de klas én als moeder van Fayenn (6) en Mace (3), schrijft ze onder de naam ‘Juf Shelby‘ over opvoeding, onderwijs en gedrag.
Geraadpleegde bronnen:
Nederlands Jeugdinstituut. (2024). Pesten en de rol van school en ouders. Utrecht: NJi.
Doolaard, S., & Veenstra, R. (2023). Samen leren en sociale veiligheid in de klas. Rijksuniversiteit Groningen.
Stichting School & Veiligheid. (2025). Thema Week Tegen Pesten 2025: Kijk ’s door een andere bril, en zie: je klas is een team. Geraadpleegd via https://www.weektegenpesten.nl
Basispoort veilig en eenvoudig
Nadat de ICT-coördinator Squla heeft toegevoegd aan Basispoort wordt er automatisch een leerkracht account aangemaakt. Hierna kun je als leerkracht eenvoudig je klas toegang geven tot Squla. Voortaan kunnen de kinderen uit je klas zonder wachtwoord eenvoudig en veilig inloggen op Basispoort. Daarnaast heb je de mogelijkheid om zelf doelen aan te maken. Omdat leerkrachten samen gekoppeld kunnen worden kan dit ook door je duo-collega gedaan worden.
Automatische koppeling en AVG-proof!
De koppeling met Basispoort biedt nog meer voordelen voor jou als leerkracht. Omdat leerlingen automatisch vanuit het leerlingvolgsysteem gekoppeld kunnen worden, scheelt dit veel tijd met het handmatig aanmaken van accounts. Bovendien is de koppeling AVG-proof: er worden geen onnodige leerlinggegevens gedeeld met Squla, waardoor je als school zeker weet dat de privacy van je leerlingen goed beschermd is.
Ook handig: leerlingen hoeven maar één keer in te loggen voor alle gekoppelde applicaties, waardoor de drempel om Squla daadwerkelijk in te zetten lager wordt.
Squla inzetten in de klas
Squla is heel eenvoudig in te zetten in de klas. Denk aan:
- Startopdracht bij het binnenkomen om 08:30 uur.
- Klaaropdracht op de weektaak of na een les.
- Extra uitdaging: bijvoorbeeld opdrachten met vreemde talen of voor natuur en techniek.
- Remediering: extra oefenen met het rekenlesdoel van de week op Squla.
- NT2: met taal en woordenschat oefeningen kunnen NT2 leerlingen extra taal oefenen.
- Voorbereiden op toetsen: wennen aan de vraagstelling van Cito, IEP en Route8.
Gratis en de ideale zelfstandige klaaropdracht
Als leerkracht kun je zelf doelen instellen per leerling. Hierdoor kun je Squla handig inzetten als gerichte extra oefening voor bepaalde vakken, lesdoelen die niet behaald zijn, of als klaaropdracht op de weektaak. Het mooie is dat Squla via Basispoort gratis beschikbaar is voor scholen. Omdat leerlingen zelfstandig met Squla aan de slag kunnen, is het ook een fijne oefening om in te zetten tijdens het zelfstandig werken.
Squla voor NT2-leerlingen
Persoonlijk vond ik als juf Squla ook heel handig om in te zetten bij nieuwe NT2-leerlingen die nog geen Nederlands spraken. Met woordenschatspelletjes konden ze al snel zelfstandig aan de slag op momenten waarop ik even niet 1 op 1 kon ondersteunen.
Voorbereiden op toetsen met Squla
Met Squla kun je je klas spelenderwijs laten kennismaken met de vraagstelling die op toetsen gebruikt wordt. Zo raken kinderen vertrouwd met meerkeuzevragen en het maken van digitale toetsen. Voor vakken zoals rekenen, begrijpend lezen en taalverzorging zijn er voorbereidende oefeningen op Squla om te wennen aan de vraagstelling. Ideaal om klassikaal te behandelen of de kinderen ter voorbereiding aan te laten wennen tijdens zelfstandig werk.
Ook ter voorbereiding op de doorstroomtoets maken kinderen in groep 8 alvast kennis met de vraagstelling van drie belangrijke toetsaanbieders: Cito, Route 8 en IEP.
Squla als voorbereiding op de brugklas in groep 8
- Met de onderdelen als redactiesommen basis, redactiesommen oefenen en redactiesommen gevorderd kun je heel gericht je klas laten oefenen met redactiesommen.
- Met het onderdeel toetsen kun je de klas spelenderwijs voorbereiden op de doorstroomtoets.
Squla inzetten als adaptieve oefening in de klas
Heb je leerlingen die een eigen leerlijn hebben, of bepaalde basisdoelen van rekenen nog niet goed beheersen? Dan is Squla handig om deze doelen extra en zelfstandig te laten herhalen. Doordat je als leerkracht de regie hebt over welke doelen en onderdelen je instelt, kun je eenvoudig oefeningen voor leerlingen op adaptieve wijze klaar zetten. Nog even de automatisering tot 100 herhalen, of extra tafels oefenen wordt zo makkelijk voor jou als leerkracht én leuk en speels voor de kinderen!
Bespaar tijd
Met de koppeling via Basispoort is Squla toegankelijker dan ooit. Je bespaart tijd, werkt veilig en biedt je leerlingen op een speelse manier extra oefening en uitdaging. Of je nu inzet op herhaling, verrijking of voorbereiding op toetsen: Squla past moeiteloos in je les!
Deze blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht, intern begeleider en gedragsspecialist in het basisonderwijs. Na het afronden van de PABO verdiepte ze zich in gedrag en begeleiding met de Master SEN (Special Educational Needs). Vanuit haar ervaring in de klas én als moeder van Fayenn (6) en Mace (3), schrijft ze onder de naam ‘Juf Shelby‘ over opvoeding, onderwijs en gedrag.
Overprikkeling: te veel nieuwe indrukken
Stel je voor dat jij bij een nieuwe baan begint: alles is anders, je moet wennen aan je nieuwe baas, waar alle spullen liggen en aan de werksfeer en hoe iedereen met elkaar omgaat. De eerste periode is vaak erg intensief. Dit is exact wat jouw kind ook ervaart!
De start van een schooljaar (en zeker voor kinderen die starten in groep 0 of 1) zit vaak vol nieuwe prikkels. Een ander lokaal, een nieuwe juf of meester, een ander dagritme en soms hogere verwachtingen. Allemaal nieuwe prikkels. En wat is daar vaak een reactie op? Boos worden, tegendraads doen of jezelf terugtrekken (het emmertje is na zo’n schooldag met prikkels gewoon sneller vol). López et al. (2025) beschrijven dat juist de overgang naar school (groep 0/1 of kleutergroep) veel spanning oproept, waardoor tijdelijk meer emotionele uitbarstingen of terugvalgedrag zichtbaar kan zijn.
Wennen aan ‘volgzaam’ zijn
De dagen in de vakantie waren hoe dan ook anders, dagen waarop je kind veel meer autonomie had. Op school is het ritme veel strakker: op tijd opstaan, regels volgen, meegaan in de activiteiten van de klas. Die vaste structuur op school geeft enerzijds ‘veiligheid’, maar vraagt ook veel aanpassingsvermogen. Je ziet vaak dat kinderen op school keurig meegaan in de groepsactiviteiten, maar thuis ineens in de weerstand gaan. In de veilige omgeving van thuis hebben ze weer autonomie (wat eigenlijk heel gezond is). Maar daardoor hoor je dus thuis ineens ‘ik wil dit niet’, ‘waarom moet dit zo?’. Eigenlijk een ultieme poging van je kind om even weer zelf de controle te hebben.
Opstandig gedrag is een compliment voor jou
Een schooldag vraagt enorm veel energie (ook spelen in de zandbak als kleuter… denk maar eens aan conflictjes zoals wie de schep als eerste mag). Kinderen moeten zich concentreren, luisteren, samenwerken en leren. Wanneer ze thuiskomen, is hun batterij vaak helemaal leeg. Juist bij hun eigen ouders voelen ze zich veilig genoeg om spanning los te laten. Dat verklaart waarom een kind dat op school heel rustig was, thuis ineens ontploft. Opstandig gedrag is dus eigenlijk een compliment voor jou, dat je kind zich veilig genoeg voelt bij jou om zichzelf te zijn en zich te laten gaan. (ik weet het, dit klinkt gek… maar weinig kinderen laten zich in een groep klasgenoten helemaal ontladen… en thuis is het veilig en vertrouwd om dit wel te doen).
Recente onderzoeken laten zien dat het gedrag van kinderen in de eerste schoolweken nauw samenhangt met hun vermogen om emoties en gedrag te reguleren. Zo benadrukt Adynski et al. (2024) dat kinderen die beter kunnen omgaan met hun emoties, minder vaak boos of dwars gedrag laten zien wanneer ze starten op school. Ook zelfregulatie het vermogen om impulsen te beheersen en aandacht vast te houden blijkt volgens Gys et al. (2024) een belangrijke voorspeller van hoe goed kinderen zich aanpassen in de klas. Emotieregulatie is precies iets wat kleuters nog moeten leren, wat vaak vooral op jonge leeftijd voor dit opstandige gedrag zorgt.
Daarnaast spelen sociale vaardigheden een grote rol. Uit onderzoek van Ünlüer et al. (2024) blijkt dat kinderen die beter begrijpen wat anderen denken en voelen (de theory of mind), makkelijker vriendjes maken en minder vaak grensoverschrijdend gedrag laten zien.
Kortom: boos of dwars gedrag is vaak geen “onwil”, maar een teken dat kinderen nog bezig zijn om hun emoties, zelfbeheersing en sociale vaardigheden in te zetten in een nieuwe, spannende omgeving of deze nog volop aan het ontwikkelen zijn omdat ze nog jong zijn.
“Een boze bui is vaak een uitlaadklep en geen onwil.” – Juf Shelby
Sociale vaardigheden: soms lastiger dan rekenen of taal
Voor veel kinderen is het leren van sociale vaardigheden minstens zo moeilijk en soms zelfs moeilijker dan het leren van rekenen of taal. Waar je sommen en letters stap voor stap kunt oefenen, zijn emoties en omgangsvormen complexer én zeker in een grote klas! Hoe weet je wanneer je moet wachten op je beurt? Hoe leer je zeggen dat je iets niet fijn vindt, zonder boos te worden? Dat zijn grote, complexe stappen, vooral voor een kleuter. Je kunt je kind hierbij helpen door sociale situaties hardop te verwoorden (“Kijk, je vriendje wil ook met de bal spelen, zullen we het samen doen?”), door samen te oefenen met rollenspellen, of door boekjes te lezen over vriendschap en gevoelens. Benoem vooral positief gedrag dat je ziet: “Wat fijn dat je even wachtte tot je aan de beurt was.” .
Emotionele spanning en onzekerheid
Probeer je in te leven in de spanningen van je kind. Een nieuw schooljaar roept veel vragen en onzekerheden op, zelfs nog in groep 3 t/m 8. Dingen die voor ons volwassenen inmiddels klein lijken zijn voor je kind vaak groots (misschien herinner je ze zelf ook nog van je basisschooltijd). En juist de kinderen met de stoerste grote mond, hebben echt het kleinste hartje. Ieder kind heeft zijn onzekerheden.
Kan ik dit wel?
Wie zijn mijn vriendjes?
Hoor ik erbij?
Wat verwacht de juf of meester van mij?
Doe ik het goed?
Groepsvorming in de gouden weken
Met name in de eerste 6 weken van het schooljaar is bij veel kinderen in het gedrag merkbaar dat ze het pittig hebben. Dit heeft ook alles te maken met de ‘gouden weken’, de eerste weken van het schooljaar waarin de groep zich vormt in verschillende fases. Lees hier meer over in mijn blog over de gouden weken.
Handige tips tijdens die dwarse eerste schoolweken
- Begrip en verbinding: door te lezen wat de onderliggende oorzaak is van het gedrag krijg je meer begrip en zachtheid voor deze buien. Laat je kind voelen dat je er voor hem bent, ook als hij boos of verdrietig is. Juist die verbinding maakt dat ze sneller weer in balans komen.
- Nabijheid: meer nabijheid van papa en mama, samen iets doen en 1 op 1 tijd.
- Blijf voorspelbaar: duidelijke afspraken over bedtijd en schermtijd bieden houvast.
- Geef ruimte voor een stapje terug (terugvalgedrag): soms zie je dat kinderen die ineens veel nieuwe dingen te verwerken hebben graag weer een stapje terug doen: ineens met speelgoed spelen waar ze al ‘groot’ voor zijn of zich kinderlijker gedragen. Dit voelt veilig. Geef ruimte voor het stapje terug en vermijd opmerkingen zoals ‘nu zit je op de grote school en ben je groot genoeg om…‘ Dit geeft namelijk onbewust druk.
- Autonomie: zorg voor veel momenten waarop je kind weer zelf de autonomie mag pakken. Laat je kind eigen kleine keuzes maken: wil je eerst spelen of even uitrusten? Werk je dit sommenblad nu of straks af? Zo voelen ze zich gehoord en houden ze regie.
- Stel niet te veel vragen: een simpel ‘Hé fijn om je te zien! aan het einde van een schooldag werkt soms beter dan meteen een kruisverhoor met: wat heb je gedaan, hoe was het… etc. Veel kinderen willen pas op een later moment vertellen bijvoorbeeld in bed. Hierdoor hebben ze even wat verwerkingstijd gehad.
- Geef je kind tijd om te ontladen. Plan niet te veel activiteiten, soms juist lekker even thuis rommelen, een filmmiddagje of iets thuis doen waar je kind graag mee speelt is veel relaxter dan allerlei spectaculaire uitjes.
Als je kind ineens ‘stoute woorden’ gebruikt
Naast boze buien kan het zijn dat kinderen in de eerste schoolweken thuis ineens woorden gebruiken waarvan je schrikt: scheldwoorden, brutaal taalgebruik of uitdrukkingen die je niet van ze gewend bent. Dit komt vaak doordat kinderen op school in aanraking komen met een veel bredere woordenschat dan in de veilige omgeving thuis.
Volgens de sociaal-cognitieve leertheorie van Albert Bandura leren kinderen namelijk ook door modelleren: ze nemen gedrag en taal van anderen over door observatie en imitatie. Horen ze klasgenoten bepaalde woorden gebruiken, dan zullen ze die uitproberen, vaak zonder volledig te begrijpen wat het betekent. Daarbij speelt ook de behoefte aan sociale aansluiting een rol: door hetzelfde taalgebruik te hanteren, willen kinderen erbij horen. Het is een soort van ‘norm’ waarmee ze nu te maken hebben.
Belangrijk is om dit gedrag niet meteen af te doen als ‘slecht’, maar het te zien als onderdeel van hun sociale leerproces. Het is wél waardevol om samen te bespreken wat woorden betekenen, waarom sommige woorden kwetsend zijn en welke taal wél prettig is om te gebruiken. Zo leren kinderen hun woordenschat uitbreiden, maar ook verantwoordelijkheid nemen voor de effecten van hun taal.
Tips voor ouders bij scheldwoorden en brutaal taalgebruik
1. Blijf rustig en reageer neutraal
Kinderen proberen vaak gewoon uit wat ze gehoord hebben. Als jij heel heftig reageert, kan dat het juist aantrekkelijker maken. Zeg rustig: “Dat is een woord dat wij thuis niet gebruiken.”
2. Benoem het effect van woorden
Leg uit waarom bepaalde woorden kwetsend of onaardig zijn. Bijvoorbeeld: “Als je dat zegt, kan iemand zich verdrietig voelen.” Zo leer je je kind om taal te verbinden aan gevoelens en gevolgen.
3. Bied alternatieven
Geef je kind andere woorden of manieren om zich te uiten. Bijvoorbeeld: “In plaats van dat woord kun je zeggen dat je boos bent, of dat je het stom vindt.”
4. Kies je strijd
Niet elk woord hoeft een groot probleem te zijn. Soms is het genoeg om het te negeren, vooral als je merkt dat je kind het juist zegt om aandacht uit te lokken. Kies bewust wanneer je corrigeert en wanneer je het beter even kunt laten gaan.
5. Geef zelf het goede voorbeeld
Kinderen leren vooral door te horen en zien. Gebruik zelf vriendelijk en respectvol taalgebruik, ook als je boos bent. Zo laat je zien dat er andere manieren zijn om emoties te uiten.
“Dit gedrag is meestal tijdelijk, na een paar weken vinden kinderen hun draai en neemt de spanning af. Gun ze die tijd, en vertrouw erop dat jouw geduld, begrip, aanwezigheid en voorspelbaarheid hun grootste houvast zijn.” – Juf Shelby
Deze blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht, intern begeleider en gedragsspecialist in het basisonderwijs. Na het afronden van de PABO verdiepte ze zich in gedrag en begeleiding met de Master SEN (Special Educational Needs). Vanuit haar ervaring in de klas én als moeder van Fayenn (6) en Mace (3), schrijft ze onder de naam ‘Juf Shelby‘ over opvoeding, onderwijs en gedrag.
Adynski, H., Mares, A., Lyddon, M., & Daneri, M. (2024). The role of emotional regulation on early child school behaviour across settings and informants. Early Childhood Research Quarterly, 72, 251–265.
Bandura, A. (1986). Social foundations of thought and action: A social cognitive theory. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall.
López, B. A., Villar, P., & Lafuente, E. (2025). Challenges in the transition to kindergarten and children’s psychological adjustment. Early Childhood Research Quarterly, 73, 15–27