Leenwoorden

Woorden die oorspronkelijk uit een andere taal komen, worden leenwoorden genoemd. Door de jaren heen zijn talloze leenwoorden onderdeel uit gaan maken van de Nederlandse taal. Sommige van deze woorden zijn inmiddels vernederlandst, waardoor de Nederlandse spellingsregels hierop van toepassing zijn. Toch gelden deze regels lang niet voor ieder woord. Er zijn zelfs leenwoorden waarvoor helemaal geen regels gelden. Deze woorden worden ook wel weetwoorden genoemd. Om ervoor te zorgen dat je kind leenwoorden op de juiste manier spelt, lees je er op deze pagina alles over. Er wordt onder meer aandacht besteed aan Engelse, Franse en Duitse leenwoorden. Verder lees je in welke groepen je kind in aanraking komt met leenwoorden en kan je kind oefenen met leenwoorden.

Het gebruik van leenwoorden

Bij het spellen van leenwoorden lopen veel kinderen tegen problemen aan. Sommige van deze woorden worden namelijk op dezelfde manier geschreven als in de oorspronkelijke taal, terwijl andere leenwoorden helemaal niet meer op hun voorgangers lijken. Dit maakt dat het spellen van deze woorden een uitdaging kan zijn voor je kind.

Als je kind leenwoorden vaak verkeerd schrijft, wil je hem hier mogelijk een handje bij helpen. In dat geval zoek je waarschijnlijk naar ezelsbruggetjes voor leenwoorden. Voor de spelling van sommige leenwoorden kun je een dergelijk trucje gebruiken, maar dit is lang niet altijd het geval. Leenwoorden worden namelijk tot de weetwoorden gerekend. Voor het spellen van deze woorden gelden geen specifieke regels. Het is  een kwestie van weten als je kind ze op de juiste manier wil schrijven.

Wil jij je kind een handje helpen bij het leren van leenwoorden? Oefen hier dan regelmatig mee. Dit kan bijvoorbeeld door te stampen en te herhalen, maar ook door de woorden op te schrijven, de woorden hardop uit te spreken of de betekenis van de woorden op te zoeken. Door regelmatig samen met je kind te oefenen met leenwoorden, onthoudt hij langzaam maar zeker wat de juiste spelling van deze woorden is. Hierdoor weet hij na verloop van tijd precies hoe hij leenwoorden juist opschrijft.

Engelse leenwoorden

Je kind komt op de basisschool vaak in aanraking met Engelse leenwoorden. Dit komt vooral doordat Engels een verplicht vak is op de basisschool. Bovendien zijn er ook in de Nederlandse taal behoorlijk wat Engelse woorden terug te vinden. Waarom hier een Engels woord voor gebruikt wordt? Omdat er destijds nog geen Nederlands woord voor was. In veel gevallen is het Engelse woord inmiddels ingeburgerd, waardoor dit leenwoord onderdeel is geworden van de Nederlandse taal.

Omdat we in Nederland inmiddels talloze Engelse leenwoorden gebruiken, is het geen doen om ze allemaal op een rijtje te zetten. Daarom lees je hier  een aantal voorbeelden van leenwoorden die uit deze taal zijn overgenomen.

  • goal
  • container
  • dealer
  • scooter
  • interview
  • hockey
  • volleybal
  • cake
  • game
  • coach

Franse leenwoorden

Je kind komt op de basisschool niet alleen in aanraking met Engelse, maar ook met Franse leenwoorden. Er wordt namelijk ook aandacht besteed aan leenwoorden uit het Frans. Je kind krijgt weliswaar geen Franse les op de basisschool, maar de Nederlandse taal bevat genoeg leenwoorden die uit het Frans afkomstig zijn. Voor  de spelling van deze woorden gelden soms regels, maar dit is lang niet altijd het geval. Wanneer je kind wil weten hoe hij Franse leenwoorden schrijft, is het vaak een kwestie van oefenen en onthouden.

Veel leenwoorden uit het Frans zijn inmiddels zo vernederlandst dat veel mensen ze als Nederlandse woorden zien. Toch komen ze van origine uit het Frans. Hieronder volgen een aantal voorbeelden van Franse leenwoorden.

  • douche
  • caissière
  • cadeau
  • etalage
  • fauteuil
  • auto
  • chocolade
  • diner
  • privé
  • atelier

Duitse leenwoorden

Omdat Nederland naast Duitsland ligt, verbaast het je vast niet dat we in het dagelijks leven ook leenwoorden uit het Duits gebruiken. Net als voor Engelse en Franse leenwoorden geldt ook voor Duitse leenwoorden dat je kind hier al op de basisschool mee in aanraking komt. Op een groot aantal woorden dat is overgewaaid uit Duitsland wordt de Nederlandse spelling toegepast. Zo worden zelfstandig naamwoorden in het Nederlands met een kleine letter geschreven, terwijl je ze in het Duits met een hoofdletter schrijft. Voor sommige van Duitse leenwoorden gelden specifieke regels, maar dit is lang niet altijd het geval. Bij het merendeel van de Duitse leenwoorden is het namelijk een kwestie van oefenen en onthouden.

In vergelijking met Franse en Engelse leenwoorden komen we in het Nederlands minder Duitse leenwoorden tegen. Toch kan je kind nog behoorlijk wat woorden tegenkomen die we uit het Duits hebben overgenomen. Hieronder volgen een aantal voorbeelden van Duitse leenwoorden.

  • schnitzel
  • schwalbe
  • zeppelin
  • überhaupt 
  • föhn
  • rottweiler 
  • ober
  • sowieso
  • ordner
  • spieken

Kennis over leenwoorden wordt uitgebreid in groep 7 en 8

Omdat spelling een belangrijk vak is op de basisschool, wordt hier al vroeg een begin mee gemaakt. Hierdoor duurt het niet lang voordat je kind voor het eerst in aanraking komt met leenwoorden. In de lagere groepen blijft het vaak beperkt tot het leren herkennen van dit soort woorden. Mogelijk gaat je kind al wel aan de slag met het schrijven van eenvoudige leenwoorden, maar dit hangt af van de onderwijsmethode.

In groep 7 en 8 wordt er meer aandacht besteed aan leenwoorden. Je kind kent de basis van deze woorden, waardoor het allemaal wat moeilijker gemaakt wordt. In tegenstelling tot in de lagere groepen ligt de nadruk hier niet meer op de makkelijke leenwoorden, maar worden juist de moeilijke leenwoorden behandeld. Zo gaat je kind bijvoorbeeld aan de slag met leenwoorden met meerdere lettergrepen. Woorden die meerdere lettergrepen bevatten, zijn over het algemeen lastiger te spellen. Hierdoor wordt je kind uitgedaagd.

Je kind gaat in groep 7 en 8 vooral zelf aan de slag met het oefenen van leenwoorden. Veel van deze woorden zijn immers weetwoorden. De juiste schrijfwijze van deze woorden leert je kind alleen door er veelvuldig mee te oefenen. Op deze manier leert je kind leenwoorden herkennen en onthouden. Hierdoor weet hij na verloop van tijd precies hoe hij leenwoorden schrijft wanneer hij ze hoort.

Oefenen met Engelse en Franse leenwoorden

In de quizzen op Squla kan je kind oefenen met woorden die oorspronkelijk uit een andere taal komen. Het correct spellen van deze zogenoemde leenwoorden is een kwestie van onthouden. Squla helpt je kind om op een leuke manier te oefenen met woorden als trainen, souvenir en massage. Zoek het woord bij het plaatje. Op welke foto is make-up afgebeeld? Hoe spreek je het woord ‘caissière’ uit? En weet jij uit welke taal we deze woorden geleend hebben? Squla maakt het leren spellen van leenwoorden leuk!

FAQ – Leenwoorden

Een leenwoord is een woord dat oorspronkelijk uit een andere taal komt. In de Nederlandse taal komen we vandaag de dag een groot aantal leenwoorden uit het Engels, Frans, en Duits tegen. Een groot deel van de leenwoorden wordt hetzelfde gespeld als in de taal waaruit ze afkomstig zijn.

In het Nederlands gebruiken we talloze leenwoorden. Je kind leert op de basisschool onder meer Engelse, Franse en Duitse leenwoorden. Voorbeelden van leenwoorden zijn: container, game, scooter (Engels), douche, caissière, chocolade (Frans), schnitzel, ober en föhn (Duits).

Je kind kan leenwoorden herkennen aan de schrijfwijze. Woorden die beginnen met ‘al’ zijn bijvoorbeeld vaak afkomstig uit het Arabisch. Daarnaast hebben veel leenwoorden een voor- of achtervoegsel uit het Grieks of Latijn. Zo is ‘-loog’ een voorbeeld van een achtervoegsel uit deze talen, terwijl ‘anti-’ een voorvoegsel uit het Grieks en Latijn is.

Leenwoorden zijn in onze taal terechtgekomen doordat er op dat moment nog geen Nederlands woord voor was. Door het woord één op één over te nemen, was het niet nodig om er halsoverkop een nieuw woord voor te verzinnen. Veel woorden zijn hierdoor blijven hangen en in de loop van de tijd vernederlandst.

Voor sommige leenwoorden gelden regels, maar dit geldt lang niet voor ieder leenwoord. Vandaar dat leenwoorden  bij de weetwoorden horen. Bij deze woorden kan je kind niet leren hoe hij ze schrijft, maar is het een kwestie van onthouden. Oefenen met leenwoorden is daarom van belang.

Je kind leert leenwoorden door er vaak mee te oefenen. Dit kan door ouderwets stampen en herhalen, de woorden op te schrijven of de woorden hardop uit te spreken. Daarnaast kan je kind ook online oefenen met leenwoorden. Online oefent je kind op een leuke manier, waardoor hij vaak sneller leert hoe hij leenwoorden schrijft.