Kies je groep
Peuters
Groep 1
Groep 2
Groep 3
Groep 4
Groep 5
Groep 6
Groep 7
Groep 8
Alle vakken
Kies je groep
Nederland is verdeeld in 12 provincies. Elke provincie heeft een eigen hoofdstad en bijzondere kenmerken, zoals landschappen, dialecten, tradities of belangrijke steden. Op de basisschool krijgt je kind topografie-les. Je kind ontdekt wat de verschillen zijn tussen de provincies en welke steden er precies in welke provincie liggen. Maar waarom is het eigenlijk belangrijk dat je kind dit leert? Je kind vergroot zijn kennis over Nederland, leert richting en afstand beter inschatten en leert beter kaartlezen. Topografie leren helpt kinderen dus om sneller hun weg te vinden — op de kaart én in het echt!
Nederland heeft 12 provincies die allemaal unieke kenmerken hebben op het gebied van landschap en cultuur. Sommige mensen denken onterecht dat Nederland 11 provincies heeft. De relatief nieuwe provincie Flevoland – officieel een provincie sinds 1986 – wordt nog wel eens over het hoofd gezien. Dit bewijst maar weer dat het leren van topografie super nuttig is; je leert zo precíes hoe Nederland is ingedeeld!
De 12 provincies met hun unieke kenmerken:
Nederland telt twaalf provincies, verspreid over het noorden, midden en zuiden van het land.
In het noorden liggen Noord-Holland, Groningen, Friesland en Drenthe. Groningen grenst aan Duitsland, Friesland ligt ten westen daarvan aan de Waddenzee en Drenthe ligt ten zuiden van beide. Noord-Holland ligt in het westen en grenst aan de Noordzee.
In het midden van Nederland liggen Overijssel, Flevoland, Gelderland en Utrecht. Overijssel grenst aan Duitsland, Drenthe en Flevoland. Flevoland ligt centraal en is grotendeels drooggelegd. Gelderland is de grootste provincie, onder Overijssel en Flevoland. Utrecht ligt in het hart van het land, omringd door andere provincies.
In het zuiden liggen Zuid-Holland, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. Zuid-Holland ligt aan de kust met grote steden als Rotterdam en Den Haag. Zeeland ligt in het zuidwesten met veel water en eilanden. Noord-Brabant ligt oostelijk van Zeeland en Zuid-Holland, en grenst aan België. Limburg is de zuidelijkste provincie, smal en langgerekt, grenzend aan zowel België als Duitsland.
Alle provincies van Nederland hebben een hoofdstad. De hoofdstad van heel Nederland is Amsterdam.
💡De hoofdstad van Zuid-Holland is niet Rotterdam, maar Den Haag. De hoofdstad van Noord-Holland is niet Amsterdam, maar Haarlem.
De hoofdsteden per provincie:
Drenthe – Assen
Flevoland – Lelystad
Friesland – Leeuwarden
Gelderland – Arnhem
Groningen – Groningen
Limburg – Maastricht
Noord-Brabant – ’s-Hertogenbosch (Den Bosch)
Noord-Holland – Haarlem
Overijssel – Zwolle
Utrecht – Utrecht
Zeeland – Middelburg
Zuid-Holland – Den Haag (’s-Gravenhage)
De drie grootste provincies van Nederland qua oppervlakte (inclusief water) zijn:
Als je alleen naar het landoppervlak kijkt (dus zonder water), dan is Gelderland de grootste, gevolgd door Noord-Brabant en dan Friesland.
De provincie met de meeste inwoners is Zuid-Holland. Hier wonen ruim 3,8 miljoen mensen. Daarna volgt Noord-Holland met ongeveer 2,9 miljoen inwoners en op de derde plek staat Noord-Brabant. Hier wonen ongeveer 2,6 miljoen mensen. Deze aantallen kunnen iets variëren afhankelijk van de meest recente telling. Niet zo gek dat deze drie provincies de meeste inwoners tellen, want hier liggen grote steden als Rotterdam, Den Haag, Amsterdam, Haarlem, Eindhoven en Breda.
Is je kind er klaar voor om topografie te gaan oefenen? Squla helpt om in een mum van tijd een ster in topografie te worden. Een dagje uit naar Amsterdam? Een fietstocht door de Betuwe? Een lange wandeling door de heuvels van Limburg? Je kind wijst jou straks zelfverzekerd de weg!
De grootste provincie qua oppervlakte is Friesland als je water meetelt, maar Gelderland is het grootste als je alleen landoppervlak meet.
Nederland heeft officieel 12 provincies. Soms wordt gedacht dat Nederland maar 11 provincies heeft. Sommige mensen vergeten de toevoeging van Flevoland in 1986!
Is jouw kind soms een nieuwsgierig aagje of meer een vrolijke frans? Grote kans dat jij dat ook bent, want de appel valt vaak niet ver van de boom! Spreekwoorden en gezegden worden nog altijd regelmatig gebruikt, maar wat is nu ook alweer precies een spreekwoord en wat zijn de kenmerken van een gezegde? Squla geeft duidelijkheid! Lees verder, fris je kennis op en verrijk de gesprekken met je kind zo nu en dan eens met een spreekwoord en gezegde.
Gezegden en spreekwoorden worden vaak gebruikt om communicatie levendiger en beeldender te maken. Ze bieden de mogelijkheid om iets krachtig en treffend over te brengen. Bijvoorbeeld: het gebruik van een spreekwoord als ‘de koe bij de horens vatten’ maakt niet alleen duidelijk dat iemand actie moet ondernemen, maar roept ook een beeld op van iemand die moedig en krachtig is.
Spreekwoorden, gezegden en uitdrukkingen zijn allemaal vormen van figuurlijk taalgebruik. Bij figuurlijke taal neem je woorden niet letterlijk: ze hebben een andere, vaak beeldende betekenis. Bijvoorbeeld: ‘Het is een beer van een vent’. Het is niet letterlijk een beer, maar figuurlijk: een grote man (die bij wijze van spreken net zo’n grote verschijning als een beer lijkt te zijn).
💡Er zijn een aantal verschillen tussen uitdrukkingen, spreekwoorden en gezegden. Uitdrukkingen zijn het meest algemeen. Dit is een overkoepelend begrip voor alle vaste woordcombinaties met een figuurlijke betekenis. Een spreekwoord is een vaste combinatie van woorden in één zin en bevat meestal een algemene levenswijsheid. Een gezegde is ook altijd een vaste combinatie van woorden, maar deze bevat geen werkwoord en is dus op zichzelf geen volledige zin.
In onderstaand schema zie je overzichtelijk wat de exacte verschillen zijn tussen spreekwoorden, gezegden en uitdrukkingen:
Spreekwoorden | Gezegden | Uitdrukkingen |
---|---|---|
Ja, onveranderlijk | Nee, flexibel | Nee, flexibel |
Heeft een diepere wijsheid of les | Geeft een situatie of gevoel weer | Kan aangepast worden aan de zin |
‘Wie wind zaait, zal storm oogsten.’ | ‘Zo groen als gras.’ | ‘De knoop doorhakken.’ |
Sommige spreekwoorden en gezegden zijn populair en worden in het dagelijkse leven vaak gebruikt. Het beeld dat sommige gezegden en uitdrukkingen oproepen kan soms heel grappig zijn. Ook worden sommige spreekwoorden wel eens verhaspeld; ze worden verkeerd gebruikt en dit kan soms voor verwarrende of grappige situaties zorgen. Een aantal voorbeelden:
Bekende spreekwoorden:
Grappige gezegden en uitdrukkingen:
Vaak verkeerd gebruikte uitdrukkingen:
Nederlandse spreekwoorden en Nederlandse gezegden zijn essentieel voor een diepere taalontwikkeling, versterken de kwaliteit van communicatie en bieden waardevolle inzichten in de cultuur en geschiedenis:
Rijke taalontwikkeling:
Door het leren van de spreekwoorden, gezegden en uitdrukkingen krijg je de mogelijkheid om meer expressief en gevarieerd te communiceren. Beeldspraak maakt je taal levendiger en geeft je de mogelijkheid om abstracte of complexe ideeën op een begrijpelijke en vaak visueel aantrekkelijke manier uit te drukken.
Betere communicatie
Spreekwoorden en gezegden maken communicatie krachtiger en efficiënter. Door een bekend spreekwoord of gezegde te gebruiken, kun je een boodschap direct overbrengen, zonder dat je het in lange zinnen hoeft uit te leggen. Dit versterkt de impact van gesprekken en teksten, omdat het de boodschap helder maakt en je de boodschap goed onthoudt!
Kennis van cultuur:
Veel gezegden en spreekwoorden zijn doordrenkt van cultuur en geschiedenis. Ze linken vaak naar oude tradities, gewoonten of belangrijke gebeurtenissen uit het verleden. Het begrijpen van deze uitdrukkingen betekent niet alleen dat je de taal beter begrijpt, maar ook dat je een dieper inzicht krijgt in de cultuur van je land.
Wil je beter worden in Nederlandse spreekwoorden en gezegden? Oefen met Squla en leer spelenderwijs!
Spreekwoorden zijn vaste uitdrukkingen met een levensles, terwijl gezegden los in een zin gebruikt worden en flexibel zijn.
Spreekwoorden en gezegden zijn beeldende taalconstructies die een diepere betekenis hebben en vaak figuurlijk worden gebruikt.
Hoe zat het ook alweer? Tijd om de kennis even op te frissen. Meneer Van Dalen is niet de enige die Wacht op Antwoord. Jij ook! En het antwoord op jouw vraag gaat komen. Er is namelijk een nieuwe versie van dit bekende ezelsbruggetje, en die leggen we je hieronder uit. Squla zorgt ervoor dat je kennis weer snel paraat is, zodat jij je kind op de juiste manier kunt helpen.
Meneer Van Dalen Wacht Op Antwoord is een verouderd ezelsbruggetje om de volgorde van rekenbewerkingen te onthouden.
Wat betekenen de letters?
M = Machtsverheffen
V = Vermenigvuldigen
D = Delen
W = Worteltrekken
O = Optellen
A = Aftrekken
Waarom is de juiste rekenvolgorde belangrijk? Als je de bewerkingen in de verkeerde volgorde uitvoert, krijg je een ander, vaak onjuist antwoord. Het gebruik van een ezelsbruggetje met de juiste rekenvolgorde is een manier om kinderen eraan te herinneren om geduldig en zorgvuldig te werken volgens de juiste rekenregels.
• Stap 1: Werk eerst machten en wortels uit.
• Stap 2: Vermenigvuldig en deel van links naar rechts.
• Stap 3: Tel op en trek af van links naar rechts.
Voorbeeldsom:
Los de volgende som op met de juiste volgorde:
6 + 3 × 2² − 4
✔ Stap 1: 2² = 4
✔ Stap 2: 3 × 4 = 12
✔ Stap 3: 6 + 12 – 4 = 14
💡Jaren geleden bleek dat Nederland er andere rekenregels op na hield ten opzichte van de rest van de wereld. Om dit gelijk te trekken is er voor gekozen om de volgorde aan te passen. Toch wel zo handig als iedereen op de hele wereld dezelfde rekenvolgorde aanhoudt; het antwoord op elke som is zo exact gelijk, waar je je ook bevindt op onze aardbol!
Je kind moet een som oplossen waarin verschillende bewerkingen aan bod komen. Maar hoe schiet je te hulp anno 2025? In plaats van Meneer Van Dalen Wacht Op Antwoord is er al jaren een nieuw ezelsbruggetje: ‘Hoe Moeten Wij Van De Onvoldoendes Afkomen’. De eerste letter van ieder woord staat voor een bewerking:
Hoe = Haakjes.
Moeten = Machtsverheffen.
Wij = Worteltrekken.
Van = Vermenigvuldigen.
De = Delen.
Onvoldoendes = Optellen.
Afkomen = Aftrekken.
Je gebruikt de volgende volgorde:
Regel 1: Haakjes wegwerken.
Regel 2 (van links naar rechts in de som): Machtsverheffen en Worteltrekken.
Regel 3 (van links naar rechts in de som): Vermenigvuldigen en Delen.
Regel 4 (van links naar rechts in de som): Optellen en Aftrekken.
Bovenstaand ezelsbruggetje is gebaseerd op de moderne variant van de rekenvolgorde die overal ter wereld wordt gebruikt: Haakjes eerst, gevolgd door Exponenten, Vermenigvuldigen, Delen, Optellen en Aftrekken (H-E-V-D-O-A).
💡In sommige landen wordt de volgorde net weer anders aangeleerd, zoals met BODMAS (Brackets, Orders, Division/Multiplication, Addition/Subtraction) of PEMDAS (Parentheses, Exponents, Multiplication/Division, Addition/Subtraction).
In alle gevallen werk je van links naar rechts. Komt een bewerking niet voor in een som? Dan ga je gewoon verder met de volgende bewerking.
Oefening baart kunst. Volg de rekenregels met onderstaande oefensommen.
Doe nu de quiz en test jezelf! Welke bewerking moet eerst?
Wil je beter worden in rekenen met de nieuwe versie van Meneer Van Dalen Wacht Op Antwoord? Oefen met Squla en leer spelenderwijs!
Dit ezelsbruggetje helpt bij de volgorde van bewerkingen in een rekensom: Machten, Vermenigvuldigen, Delen, Worteltrekken, Optellen en Aftrekken.
Sommige methodes hanteren Haakjes Eerst (H-E-V-D-O-A) of de Engelse varianten BODMAS en PEMDAS.
Als je de volgorde verkeerd toepast, krijg je een fout antwoord. Dit ezelsbruggetje helpt je bij het correct uitvoeren van de stappen.
Gaat je kind op school aan de slag met het ontleden van zinnen? Dan komt de bijwoordelijke bepaling ook voorbij! Weet je kind nog niet precies wat de bijwoordelijke bepaling is en hoe je deze moet herkennen? Geen zorgen! Deze pagina geeft je alle informatie die je nodig hebt om je kind verder te helpen en Squla staat boordevol quizzen en games om uitgebreid te oefenen met zinsontleding.
Een bijwoordelijke bepaling geeft extra informatie over wanneer, waar, hoe of waarom iets gebeurt in een zin. Een bijwoordelijke bepaling is dus een onderdeel van een zin dat extra informatie geeft over de handeling in de zin.
Bijvoorbeeld:
‘Ik ga morgen naar school.’ (wanneer)
‘Hij rent snel weg.’ (hoe)
‘Zij ligt te zonnen in de tuin.’ (waar)
‘Hij draagt een regenjas om niet nat te worden.’ (waarom)
Verwarrend! Bijwoordelijk en bijvoeglijk. Je haalt deze twee woorden snel door elkaar. Je kind kan het misschien beter onthouden door te bedenken dat de bijwoordelijke bepaling een aantal extra woorden (‘bijwoorden’) zijn die je meer informatie geven over de handeling in de zin. De bijwoordelijke bepaling zegt iets over de handeling (werkwoord), terwijl de bijvoeglijke bepaling iets zegt over een zelfstandig naamwoord.
Er zijn een aantal manieren om je kind te helpen bij het leren vinden van de bijwoordelijke bepaling.
Bijvoorbeeld:
‘We eten om 18:00 uur.’
Wanneer eten we? (tijd)
‘De kinderen spelen op het schoolplein.’
‘Waar spelen de kinderen? (plaats)
‘Hij praat heel zachtjes.’
‘Hoe praat hij?’ (manier)
‘Hij bleef thuis vanwege de regen.’
‘Waarom bleef hij thuis?’ (reden)
Bijvoorbeeld:
‘We eten om 18:00 uur.’
Wordt zonder extra informatie > ‘We eten’.
De bijwoordelijk bepaling is dus ‘om 18:00 uur’.
Let op! In een zin kan meer dan één bijwoordelijke bepaling zitten. Bijvoorbeeld:
Na schooltijd ging hij met de bus naar huis.
• Wanneer? → na schooltijd → bijwoordelijke bepaling van tijd.
• Waarmee? → met de bus → bijwoordelijke bepaling van middel.
• Waar naartoe? → naar huis → bijwoordelijke bepaling van plaats.
Leg uit aan je kind dat de bijwoordelijke bepaling je extra informatie geeft over de handeling in de zin. Er zijn verschillende bijwoordelijke bepalingen, onder andere: bepalingen van tijd, bepalingen van plaats, bepalingen van wijze en bepalingen van reden. In onderstaand schema staan voorbeelden van bijwoordelijke bepalingen per categorie:
Voorbeelden |
---|
gisteren, morgen, over een uur, tijdens de vakantie |
op school, in de tuin, onder de tafel |
langzaam, met veel plezier, zonder twijfel |
door de regen, vanwege de file, uit angst |
Je kind moet een zin ontleden en de bijwoordelijke bepaling onderstrepen. Hoe ontdek je waar deze staat? Daar is een simpele truc voor! Het draait allemaal om het stellen van de juiste vragen. Stel je vraag op basis van de persoonsvorm, het onderwerp en de rest van het gezegde. Bijvoorbeeld: Wanneer gebeurt het? Hoe gebeurt het? Waar gebeurt het? Waarom gebeurt het?
Dit is het stappenplan dat je moet volgen:
Stap 1: Zoek het werkwoord in de zin.
Stap 2: Vraag ‘wanneer’, ‘waar’, ‘hoe’ of ‘waarom’.
Stap 3: De woorden die antwoord geven, zijn de bijwoordelijke bepalingen.
Ben je na het stellen van de vraag nog steeds niet helemaal zeker. Volg dan nog twee stappen!
Stap 4: Kun je het zinsdeel weglaten en blijft de zin dan grammaticaal correct?
Stap 5: Kun je het zinsdeel verplaatsen zonder dat de zin raar klinkt?
Grote kans dat je kind de bijwoordelijke bepaling nu gevonden heeft!
Nog even oefenen: welke woorden in de volgende zinnen zijn bijwoordelijke bepalingen? Gebruik de 5 stappen!
Opdracht 1
‘Jan fietst snel naar huis.’
Opdracht 2
‘We gaan morgen naar de bioscoop.’
Antwoorden
Opdracht 1:
Er zijn twee bijwoordelijke bepalingen in deze zin:
snel
→ Antwoord op de vraag: Hoe fietst Jan?
→ Bijwoordelijke bepaling van wijze
naar huis
→ Antwoord op de vraag: Waarheen fietst Jan?
→ Bijwoordelijke bepaling van plaats
Opdracht 2:
Er zitten twee bijwoordelijke bepalingen in deze zin:
morgen
→ Antwoord op de vraag: Wanneer gaan we?
→ Bijwoordelijke bepaling van tijd
naar de bioscoop
→ Antwoord op de vraag: Waarheen gaan we?
→ Bijwoordelijke bepaling van plaats
Lukt het nog niet? En wil je snel beter worden in grammatica? Oefen spelenderwijs met de bijwoordelijke bepaling op Squla!
Een bijwoordelijke bepaling geeft extra informatie over wanneer, waar, hoe of waarom iets gebeurt.
Door vragen te stellen als wanneer, waar, hoe en waarom bij de werkwoorden in de zin.
Een bijwoordelijke bepaling zegt iets over de handeling (werkwoord), terwijl een bijvoeglijke bepaling iets zegt over een zelfstandig naamwoord.
Ga nu aan de slag! Spreek jezelf toe in de gebiedende wijs en lees deze pagina snel door om je kind optimaal te kunnen ondersteunen bij het leren over de gebiedende wijs. Na het lezen van deze pagina weet je precies wat de kenmerken zijn en hoe jij (of je kind) deze werkwoordsvorm gebruikt.
De gebiedende wijs is een werkwoordsvorm die gebruikt wordt voor bevelen, opdrachten en adviezen. Je kind komt de gebiedende wijs op school tegen tijdens de lessen werkwoordspelling. Je gebruikt de gebiedende wijs meestal als je ergens op een directe en duidelijke manier aandacht voor wilt vragen.
Bijvoorbeeld:
‘Kom hier!’
‘Eet je bord leeg.’
‘Denk na, voordat je iets zegt.’
TIP! Geef je kind een voorbeeld middels een zin uit het dagelijkse leven die je op twee manieren zegt.
‘Je mag je kamer opruimen.’
‘Ruim je kamer op!’
Vraag na welke zin je kind het snelst aan de slag zal gaan met het opruimen van zijn kamer. Wat heeft de gebiedende wijs voor een effect? Praat er samen over!
De gebiedende wijs gebruik je als je:
• Iemand iets opdraagt (‘Doe dat nu!’).
• Een verzoek doet (‘Kom binnen.’).
• Een instructie geeft (‘Snijd de groenten klein.’).
Je gebruikt dan alleen de ik-vorm van het werkwoord, maar zonder het onderwerp (‘jij’ of ‘je’).
Bij het toepassen van de gebiedende wijs kan je kind een aantal vaste regels hanteren. Deze zorgen ervoor dat de boodschap in de zin zo optimaal mogelijk wordt overgebracht.
Regel 1: Gebruik de stam van het werkwoord bij enkelvoud en meervoud.
Bijvoorbeeld: ‘Loop sneller!’ (niet: ‘Loopt sneller!’)
Regel 2: De gebiedende wijs kan ook in een vriendelijke vorm gebruikt worden. Zinnen in de gebiedende wijs kunnen soms wat streng overkomen. Wil je de zin wat vriendelijker maken? Voeg dan het woord ‘maar’ toe.
Bijvoorbeeld: ‘Ga maar zitten.’
Regel 3: Soms wordt ‘u’ toegevoegd voor beleefdheid.
Bijvoorbeeld: ‘Gaat u maar zitten.’
Voorbeeld |
---|
‘Luister goed!’ |
‘Hij luistert goed.’ |
‘Hij luisterde goed.’ |
Veel mensen twijfelen bij werkwoorden zoals worden of vinden. Dit zal jouw kind vast en zeker ook wel eens overkomen. Je kunt je kind hierbij helpen door het aanleren van een duidelijke, vaste regel: gebruik altijd de stam zonder -t.
Bijvoorbeeld:
‘Word wakker!’ (niet: ‘Wordt wakker!’)
‘Vind snel een oplossing!’ (niet: ‘Vindt snel een oplossing!’)
Bij het gebruiken van deze werkwoordsvorm gaan dingen soms mis, vooral bij kinderen die net hierover aan het leren zijn. Dat komt omdat het niet altijd meteen duidelijk is hoe je een bevel of opdracht moet formuleren. Kinderen weten ook vaak nog niet precies wat een bevel is.
Fout 1: Verkeerd gebruik van de stam. Een veelvoorkomende fout is dat mensen de verkeerde vorm van de stam gebruiken. Ze schrijven bijvoorbeeld “Rijdt voorzichtig!”, terwijl de juiste gebiedende wijs “Rij voorzichtig!” is. Dit komt doordat ze de stam verwarren met de tweede persoon enkelvoud (jij rijdt), terwijl je in de gebiedende wijs altijd de ik-vorm zonder uitgang -t gebruikt. Hetzelfde gebeurt bij “Wordt rustig!”, terwijl het juist moet zijn: “Word rustig!”. De fout ontstaat omdat mensen de gebiedende wijs verwarren met gewone zinnen waarin “jij” als onderwerp staat, zoals “Jij wordt rustig.”
Bijvoorbeeld:
X ‘Rijdt voorzichtig!’ → ✅ ‘Rij voorzichtig!’
X ‘Wordt rustig!’ → ✅ ‘Word rustig!’
Fout 2: Toevoegen van een onderwerp. Een van de meest voorkomende fouten is dat mensen het onderwerp ‘jij’ of ‘je’ laten staan. In een gebiedende wijs hoort dat er juist niet bij. In plaats van ‘Jij loopt naar huis’ moet je zeggen: ‘Loop naar huis!’. Het is dus belangrijk dat je de ik-vorm van het werkwoord gebruikt, maar zonder het onderwerp.
Bijvoorbeeld:
X ‘Jij kom hier!’→ ✅ ‘Kom hier!’
Fout 3: Gebiedende wijs verkeerd combineren met beleefdheidsvormen. Een andere veelgemaakte fout is het combineren van de gebiedende wijs met beleefdheidsvormen, zoals in ‘Luistert u goed!’. Dit klinkt beleefd, maar grammaticaal klopt het niet. In plaats daarvan moet je zeggen: ‘Luister goed!’. De gebiedende wijs is al een directe vorm. Als je beleefd wilt zijn tegen iemand, gebruik je liever een andere zin, zoals ‘Wilt u goed luisteren, alstublieft?’. In de gebiedende wijs hoort geen persoonsvorm met -t en ook geen onderwerp als ‘u’. Door beleefdheidstaal en gebiedende wijs te mengen, ontstaan er foutieve zinnen.
Bijvoorbeeld:
X ‘Luistert u goed!’ → ✅ ‘Luister goed!’
Wil je de gebiedende wijs beter begrijpen? Oefen met Squla en leer spelenderwijs!
De gebiedende wijs is een werkwoordsvorm die gebruikt wordt voor bevelen, opdrachten en adviezen.
Gebruik de stam van het werkwoord zonder onderwerp. Bijvoorbeeld: ‘Let op!’ of ‘Doe rustig aan.’
De gebiedende wijs richt zich altijd direct tot de luisteraar, waardoor het onderwerp (jij/jullie) niet nodig is.
Gebruik de stam zonder -t. Dus: ‘Word wakker!’ en ‘Vind een oplossing!’
Je kind is op school bij de taallessen aan het oefenen met verwijswoorden en jij krijgt de vraag om te helpen. Maar hoe zat het ook alweer? Hoe help je je kind effectief met het leren over verwijswoorden? Op deze pagina vind je alles wat je moet weten om je kind als een speer op weg te helpen met het huiswerk!
Je kunt je kind op een eenvoudige manier uitleggen wat verwijswoorden zijn:
Verwijswoorden zijn woorden die terugwijzen naar iets anders in de zin of tekst, zodat je dat niet steeds hoeft te herhalen.
Gebruik bij je uitleg korte voorbeeldzinnen die aansluiten bij de belevingswereld van je kind.
Bijvoorbeeld:
Lisa heeft een fiets. Die is rood.
→ ‘Die’ verwijst naar de fiets.
Tom heeft een hond. Hij is lief.
→ ‘Hij’ = de hond
Speltip: ‘Wijs aan!’
Schrijf zinnen op kaartjes die aansluiten bij wat jullie zien in huis en laat je kind aanwijzen waar het verWIJSwoord naar verwijst.
Bijvoorbeeld:
• De jas is nat. Die moet drogen.
→ Vraag: ‘Wat is die?’ → Antwoord: ‘De jas!’
Leg aan je kind uit wat het nut is van verwijswoorden in zinnen. Zo begrijp je kind waarom het handig kan zijn om hierover te leren en dit vergroot de motivatie om meer te oefenen met verwijswoorden. Als je een tekst schrijft of leest, is het belangrijk dat alles goed met elkaar verbonden is. Verwijswoorden spelen hierbij een grote rol, want ze zorgen ervoor dat je niet steeds dezelfde woorden hoeft te herhalen.
Verwijswoorden hebben dus twee functies:
Er bestaan verschillende verwijswoorden, omdat ze allemaal hun eigen taak hebben in de taal. Ze zorgen voor structuur, duidelijkheid, variatie én kloppende grammatica. Verwijswoorden zorgen er ook voor dat we niet telkens dezelfde woorden hoeven te herhalen, maar ze doen méér dan dat. Er zijn verschillende soorten verwijswoorden, omdat ze allemaal een specifieke rol vervullen in de zin en omdat ze naar verschillende elementen kunnen verwijzen. Bekijk samen het overzicht en leer je kind meer over de verschillende soorten:
Voorbeelden | Gebruik |
---|---|
hij, zij, het, wij, hen, ons | verwijzen naar personen of dingen |
mijn, jouw, zijn, haar, ons | geven aan van wie iets is |
deze, die, dit, dat | leggen nadruk op iets specifieks |
die, dat, wie, wat | verwijzen naar een eerder genoemd woord |
wie, wat, welke | gebruikt in vragen |
Voorbeelden per type:
• Persoonlijk: ‘Pieter is moe. Hij gaat naar bed.’
• Bezittelijk: ‘Dit is mijn boek.’
• Aanwijzend: ‘Die jongen woont hier niet meer.’
• Betrekkelijk: ‘Het boek dat ik lees, is spannend.’
• Vragend: ‘Welke film wil je zien?’
Je ziet je kind denken; hoe kies ik nu het juiste verwijswoord? Hoe weet ik welke in de zin past? Met behulp van onderstaand stappenplan kiest jouw kind voortaan altijd het juiste verwijswoord!
Stap 1: Kijk of het woord waarnaar je verwijst mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is.
o Mannelijk/vrouwelijk: ‘De auto → hij is blauw.’
o Onzijdig: ‘Het boek → het is spannend.’
Stap 2: Let op enkelvoud of meervoud.
o ‘De kinderen → zij spelen buiten.’
Stap 3: Gebruik aanwijzende voornaamwoorden als je nadruk wilt leggen.
o ‘Wil je deze of die jas?’
Let op! Een paar veelgemaakte fouten:
X: ‘Het meisje die daar staat.’ → ✅ ‘Het meisje dat daar staat.’
X: ‘De hond wat daar loopt.’ → ✅ ‘De hond die daar loopt.’
Is je kind aan het leren over verwijswoorden, maar begrijpt ze nog niet alles? Oefen met Squla en leer spelenderwijs!
Verwijswoorden zijn woorden die verwijzen naar iets anders in een zin, zoals hij, zij, dit, dat, die, dat.
Kijk naar het geslacht (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig), enkelvoud/meervoud en de functie in de zin.
Ze voorkomen herhaling en zorgen voor duidelijke en begrijpelijke zinnen.
Voor sommige kinderen gaat het leren niet vanzelf. Dit kan een behoorlijke tegenslag zijn voor je kind én voor jou als ouder. Hoe ga je op een positieve manier om met een leerprobleem of leerstoornis? En hoe geef je jouw kind de allerbeste ondersteuning? Squla kan perfect als laagdrempelig hulpmiddel ingezet worden bij diverse leerproblemen en leerstoornissen. Maar hoe werkt dat precies? Lees verder en ontdek hoe het oefenen op Squla een steentje bijdraagt aan jouw doel: een kind dat straalt van zelfvertrouwen. Squla maakt het leren ook voor jouw kind (weer) leuk!
De geestelijke gezondheidszorg (GGZ) definieert leerstoornissen als hardnekkige en specifieke problemen bij lezen, spellen en rekenen. Deze stoornissen zijn niet het gevolg van een gebrek aan intelligentie, motivatie of onderwijs, maar van een verschil in hersenwerking. Het ordenen van informatie in het brein loopt anders dan bij mensen die geen leerstoornis hebben. Een officiële diagnose wordt meestal gesteld door een orthopedagoog of psycholoog op basis van een intelligentietest, een didactisch onderzoek en observatie. De informatie van ouders en school met betrekking tot de leerprestaties en de ontwikkeling van het kind worden hierbij meegenomen.
Er bestaan in Nederland drie typen leerstoornissen die officieel worden gediagnosticeerd:
Wat valt níet onder leerstoornissen (maar kan wel invloed hebben op leren)?
• ADHD / ADD → aandachtsstoornis
• ASS (autismespectrumstoornis) → ontwikkelingsstoornis
• TOS (taalontwikkelingsstoornis)
In de praktijk worden bovenstaande stoornissen nog wel eens bestempeld als leerstoornis. Dit klopt niet! Deze (neurodiverse én psychische) stoornissen kunnen naast een leerstoornis bestaan, maar zijn géén leerstoornis op zich.
Als je kind gediagnosticeerd is met dyslexie dan betekent dit dat je kind problemen ervaart bij het leren lezen en spellen. Naast de ondersteuning van bijvoorbeeld een remedial teacher op school kun jij je kind zelf ook helpen. Squla is hierbij jouw perfecte partner! Squla biedt namelijk TaalExtra. Deze online oefenmethode is ontstaan uit een unieke samenwerking tussen Squla en dyslexiebehandelaren. Orthopedagogen die gespecialiseerd zijn in dyslexie werkten hiervoor nauw samen met game-ontwerpers. Hierdoor is de methode gebaseerd op gespecialiseerde kennis uit dyslexiepraktijken én daarnaast ook leuk voor je kind door de quizzen en games van Squla. De methode is ontwikkeld voor de tweede helft van groep 3 t/m groep 8.
TaalExtra begint met een instaptoets, waarbij het startpunt wordt bepaald. Daarna volgt je kind een persoonlijke leerroute, waarbij in elke missie een andere spellingcategorie aan bod komt. Aan het einde van elke missie is er een tussentoets waarbij wordt bepaald waar extra oefening nodig is. Zo gaat je kind stap voor stap vooruit!
Er is sprake van een leerprobleem als het leren op school relatief moeizaam verloopt, maar niet direct veroorzaakt wordt door een leerstoornis. Leerproblemen kunnen tijdelijk zijn en hangen vaak samen met omgevingsfactoren zoals onvoldoende instructie of een gebrek aan stimulans. Is er sprake van een verhuizing, een scheiding of een sterfgeval? Persoonlijke omstandigheden kunnen ook een oorzaak zijn van een (tijdelijk) leerprobleem. Bij een leerprobleem heeft een kind moeite met het automatiseren van handelingen. Het gevolg hiervan is dat een kind een aantal vaardigheden niet vlot beheerst, zoals rekenen, spellen en/of lezen.
Er bestaan diverse soorten leerproblemen en het is belangrijk om je kind -samen met school- goed te blijven monitoren. Hoe beter jullie de ontwikkeling van je kind samen in kaart hebben, hoe beter jullie in kunnen schatten welke ondersteuning je kind nodig heeft om het probleem te overwinnen. Heb je het idee dat je kind ergens bij vastloopt op school? Deel je zorgen altijd met de leerkracht, zodat jullie er samen kunnen zijn voor je kind als dat nodig is!
Een aantal veelvoorkomende leerproblemen zijn:
Moeite met lezen
• Bijvoorbeeld langzaam lezen, woorden overslaan of niet goed begrijpen wat er gelezen wordt. Dit kan ontstaan door weinig leeservaring, motivatieproblemen of taalachterstand.
Moeite met schrijven
• Slordig handschrift, moeite met zinsbouw of spelling. Dit kan ontstaan door weinig oefening of motorische achterstand.
Moeite met rekenen
• Problemen met tafels, klokkijken, breuken of inzicht in verhaalsommen. Dit ontstaat soms doordat de instructie niet goed begrepen is, of door angst voor cijfers (rekenangst).
Concentratieproblemen
• Snel afgeleid, moeite met plannen of het afronden van taken. Dit kan te maken hebben met prikkels in de omgeving, slaapproblemen of verveling.
Taalproblemen
• Moeilijkheden met het begrijpen of gebruiken van taal (bijvoorbeeld bij kinderen die thuis een andere taal spreken). Dit kan effect hebben op vakken als begrijpend lezen, spelling of woordenschat.
Motivatie- of faalangstproblemen
• Onzekerheid of geen zin in schoolwerk kan het leerproces belemmeren. Kinderen kunnen ‘niet willen’ terwijl het eigenlijk gaat om ‘niet durven’ of ‘niet weten hoe’.
Leerproblemen ontstaan vaak door omstandigheden, zoals een moeilijke thuissituatie, te weinig oefening, ziekte, of een verandering van school. Ze zijn tijdelijk van aard en meestal (deels) oplosbaar met extra ondersteuning.
Leerstoornissen zijn aangeboren of neurologisch bepaald. Het kind heeft een andere manier van informatieverwerking in de hersenen. Deze stoornissen zijn blijvend van aard, ook als er goede instructie of extra oefening en ondersteuning wordt aangeboden. Kinderen kun wél leren om er goed mee om te gaan.
Het is nog niet bij iedereen bekend, maar ook kinderen met een relatief hoog IQ kunnen leerproblemen ervaren op school. Kinderen met kenmerken van hoogbegaafdheid hebben vaak een grote behoefte aan autonomie: ze leren het beste als ze grip hebben op hun eigen leerproces, bijvoorbeeld door de mogelijkheid om eigen keuzes te maken. Ervaren ze geen enkele vrijheid in het leerproces? En voelen ze zich niet voldoende gezien en gehoord in de klas? Grote kans dat er motivatieproblemen ontstaan.
Gelukkig zijn leerproblemen vaak tijdelijk van aard! Vaak verdwijnt het probleem, zodra er passende aanpassingen in de klas worden gedaan. Maar je hoeft gelukkig niet af te wachten tot op school weer alles op rolletjes loopt; thuis kun jij ook al in actie komen! Voor kinderen van groep 1 tot en met groep 5 biedt Squla de uitgelezen mogelijkheid om voor even helemaal zelf te bepalen wat zíj willen leren. Jouw kind zit aan de knoppen en kan genieten van de vrijheid die de online leeromgeving te bieden heeft. Squla maakt leren (weer) leuk en laat de motivatie weer opbloeien!
Na een gezellig weekend vol vrolijke activiteiten blijkt er thuis nog iets te liggen wachten… Het huiswerk! Je kind heeft er niet altijd zin in. Hoog tijd voor een motiverend gesprek en wat positieve vibes. Maak huiswerk maken leuk en leg het nut uit van huiswerk. Hoe meer je oefent, hoe beter je wordt én hoe trotser je kunt zijn op jezelf! ‘Hard work pays off’. Dit geldt niet alleen voor je schoolwerk, maar dit is ook een super nuttig inzicht voor de rest van het leven. Dus hup, zoek een fijne plek op, grijp een lekkere snack uit de kast en laat het huiswerk maar komen!
Ineens ligt daar dan het eerste huiswerk op de keukentafel! Maar hoe ga je hiermee om? Wordt er ook iets van jou verwacht? Het eerste huiswerk biedt jou de uitgelezen kans om je kind te stimuleren om het beste uit zichzelf te halen. De manier waarop jij naar huiswerk kijkt kan van grote invloed zijn op hoe je kind nu en later naar huiswerk kijkt. Goed voorbeeld doet goed volgen! Laat je kind duidelijk merken dat je in hem of haar gelooft en dat je er altijd zult zijn als er hulp nodig is bij het huiswerk.
Op sommige basisscholen beginnen ze in groep 3 of 4 al met huiswerk. De hoeveelheid wordt meestal langzaam opgebouwd richting de bovenbouw. In de onderbouw wordt huiswerk regelmatig ingezet bij onderdelen die het kind graag op eigen tempo oefent, zoals bijvoorbeeld de tafels. In de bovenbouw is het huiswerk steeds meer gericht op het opbouwen van executieve vaardigheden. Executieve vaardigheden helpen je kind om dingen te doen, te plannen en om problemen op te lossen. Bij het maken van huiswerk oefent je kind met het ontwikkelen van vele verschillende executieve vaardigheden. De ontwikkeling van deze vaardigheden wordt vaak ‘leren leren’ genoemd. Een aantal voorbeelden:
Taakinitiatie
→ Zelf aan iets beginnen zonder dit eindeloos uit te stellen.
Bij huiswerk: leren starten, ook als je er niet direct zin in hebt.
‘Ik heb er geen zin in, maar ik ga toch beginnen.‘
Planning en organisatie
→ Inzicht krijgen in wat er moet gebeuren en in hoe je dat aanpakt.
‘Welke opdracht eerst?’, ‘Wanneer moet het af zijn?‘
Tijdsbesef en timemanagement
→ Inschatten hoeveel tijd iets kost en je daaraan houden.
‘Hoe lang ga ik huiswerk maken?’, ‘Wanneer neem ik pauze?’
Doelgericht doorzettingsvermogen
→ Doorgaan met een taak, ook als het lastig of saai is.
‘Ik snap het nog niet helemaal, dus ik probeer het nog een keer, want ik wil mijn doel halen.’
Emotieregulatie
→Omgaan met frustratie of stress tijdens het leren.
‘Ik word heel boos van deze sommen. Ik wil mijn schrift eigenlijk weggooien, maar het is beter als ik hulp ga vragen!’
En dan nu…aan de slag! Laat je kind zien dat het maken van huiswerk geen geploeter heeft te zijn. Maak het leuk! En dat gaat je ongetwijfeld lukken met deze huiswerktips:
IDEE! Maak samen op papier een vast ritueel voor het huiswerk! Download hier het Squla-huiswerkritueel. Gebruik dit invulblad als voorbeeld of neem het over als het bij jullie past. Hang het centraal op, bijvoorbeeld bij de plek waar je kind graag huiswerk maakt. Vergeet niet om alle mooie complimenten erbij te schrijven. Dat is motiverend om terug te lezen!
Loopt je kind vast met het huiswerk? Of raakt je kind gestrest? Meld dit altijd even bij de leerkracht. Op school kan de leerkracht dan samen met je kind bespreken wat de beste ondersteuning is. Richting het einde van de bovenbouw kan het ook fijn zijn om je licht al eens op te steken bij een huiswerkinstituut. Hier werken mensen die alle expertise, tijd en aandacht hebben om je kind effectief te begeleiden bij het maken van hun huiswerk.
Vergeet vooral ook niet dat Squla altijd paraat staat voor je kind. Op Squla kan je kind eindeloos oefenen met de onderdelen van het huiswerk. Je kind heeft niet eens door dat hij hard aan het oefenen is en na een paar dagen vult hij het huiswerk al fluitend vlekkeloos in!
Elk jaar ligt het meestal zo’n twee keer op de keukentafel: het rapport van je kind! Laat dat rapportmoment nou de perfecte gelegenheid zijn om eens grondig in te checken bij de schoolloopbaan van je kind. Je bent er zelf niet de hele dag bij op school; ook al zou je misschien wel eens stiekem mee willen kijken. Goed contact met de school van je kind is daarom heel belangrijk! Word je kind écht goed gezien en gehoord en is er de juiste ondersteuning? Lees verder en bereid je voor op het rapportgesprek met deze handige tips!
Het eerste rapportgesprek is nieuw! Je weet nog niet zo goed wat je kunt verwachten. Maar naarmate je kind de verschillende leerjaren doorloopt zul jij ook steeds meer je draai gaan vinden tijdens het rapportgesprek. Tijdens de eerste jaren leer je ook steeds beter wat er van jou als ouder wordt verwacht.
TIP! Het delen van belangrijke informatie kan voor de leerkracht – en dus ook voor je kind – heel behulpzaam zijn:
Elk goed gesprek vraagt om een beetje voorbereiding! Bereid je dus goed voor. Een hechte band tussen beide ouders en school komt de ontwikkeling van een kind altijd ten goede. Probeer daarom allebei mee te werken aan de voorbereiding van het rapportgesprek. Welke vragen schieten je allemaal te binnen als je denkt aan de ontwikkeling van je kind? Schrijf al je vragen op papier. Kies vervolgens (samen) de drie belangrijkste eruit. Een rapportgesprek duurt vaak maar 10 of 15 minuten. Hoe graag je ook over jouw kind praat, de leerkracht moet vaak nog zo’n 25 andere kinderen bespreken. Probeer rekening te houden met de beperkte tijd en focus op de belangrijkste punten.
TIP! Doe je huiswerk en vul op je allerbest de Squla-rapporttool in. Klaar? Print het uit en neem het mee naar het rapportgesprek. De leerkracht zal je dankbaar zijn voor dit overzicht en je kind uiteindelijk ook.
Duik samen met je kind in het rapport en bekijk de resultaten. Waar blinkt je kind in uit? Waar kan hij of zij nog wat extra hulp gebruiken? Merk je dat de resultaten afwijken van wat jij thuis ziet? Dat kan een goed aanknopingspunt zijn voor het gesprek met de leerkracht. Jouw input als ouder kan namelijk erg helpend zijn bij het signaleren van (kleine of grote) problemen.
Zitten er ook toetsresultaten bij het rapport en weet je niet hoe je deze moet lezen? Kijk er zelf niet te lang naar, maar vraag de leerkracht om je een beknopte uitleg te geven over hoe je de resultaten moet interpreteren.
TIP! Betrek je kind ook bij de voorbereiding van het gesprek. Geef je kind een compliment en vraag waar je kind zelf trots op is. Probeer te peilen wat nog moeilijk is op school. Kinderen – van welke leeftijd dan ook- praten graag mee. Zo voelen ze zich gezien en gehoord door jou!
Zou het niet mooi zijn als er op elk rapport een cijfer stond voor de ‘glans in de ogen’ van je kind? ✨
Kinderen die zich veilig en gesteund voelen, leren beter en met meer plezier. Merk je dat je kind niet lekker in zijn of haar vel zit? Bespreek dit met de leerkracht. Hoe ervaren zij dit op school en wat kunnen jullie samen doen om dit te verbeteren?
TIP! Check de emotiemeter op de Squla-rapporttool. Dit helpt om gevoelens bespreekbaar te maken. Deel (kort) veranderingen in het leven van je kind, zodat de leerkracht hier rekening mee kan houden.
Een beoordeling op een rapport is (los van de toets-resultaten) subjectief. Het is ‘slechts’ opgeschreven vanuit de blik van één leerkracht. Dit is goed om in het achterhoofd te houden als je ergens je twijfels bij hebt. Het is belangrijk om deze twijfels op een constructieve wijze te delen met de leerkracht. Blijf vriendelijk en onthoud dat jij en de leerkracht hetzelfde doel hebben: een kind dat het beste uit zichzelf haalt én daarbij de juiste ondersteuning verdient!
TIP! De ene leerkracht voelt je kind soms net wat beter aan dan de andere. Zijn er verder geen grote problemen? Probeer je er niet te veel aan te storen, maar bedenk juist dat je kind overal van kan leren. Later zal je kind ook verschillende mensen tegenkomen. Maak van de gelegenheid gebruik en maak er in de loop van de jaren een mooie les van voor je kind: de een begrijpt je beter dan de ander! Als je kind dit al jong leert, dan zal dat bijdragen aan de veerkracht van je kind.
Weet je al op voorhand dat tien minuten niet voldoende zijn om al je zorgen en vragen te bespreken? Aarzel niet en neem direct contact op met de leerkracht. Het is in dat geval waarschijnlijk beter om een andere afspraak in te plannen. Het is belangrijk om de zorgen over je kind in alle rust te kunnen delen. Probeer van tevoren al kort aan te geven waar je het over zou willen hebben. Zo kan de leerkracht inschatten of het nodig is om ook de intern begeleider in te schakelen. De intern begeleider kan meeluisteren en adviseren welke mogelijke (extra) ondersteuning je kind kan helpen bij zijn of haar ontwikkeling.
TIP! Schrijf voor het gesprek met de leerkracht en intern begeleider je belangrijkste zorgen en vragen op. In het moment zelf kun je namelijk iets belangrijks vergeten. Leg je lijstje zichtbaar op tafel en geef aan dat je dit als leidraad wilt gebruiken voor het gesprek. Zo ben je er zeker van dat alles wat jij belangrijk vindt ook écht aan bod komt!
Heb je na het rapportgesprek helder op welke onderdelen je kind nog wel een steuntje in de rug kan gebruiken? Zoek samen op Squla naar de juiste oefeningen en spelletjes en laat je kind groeien!
Als ouder wil je niets liever dan dat je kind elke dag gelukkig is. Maar wat als dat opeens niet zo is? Wat als je kind ineens stiller is dan normaal, klaagt over buikpijn zonder duidelijke reden en niet meer naar school wil? Pesten kan een grote impact hebben op het zelfvertrouwen en het geluk van je kind. Gelukkig sta je er niet alleen voor! In deze blog lees je hoe je pesten herkent en wat je kunt doen om je kind te helpen. Lees de tips en werk samen aan meer zelfvertrouwen en veerkracht!
Je ziet dat je kind niet lekker in zijn of haar vel zit, maar je kunt niet goed achterhalen wat er aan de hand is. Is het iets fysieks, een bepaalde angst of een leerprobleem? Of gaat het hier om pesten? Er kunnen talloze oorzaken zijn. Je hebt dus meer informatie nodig. En waar haal je deze informatie als eerste op? Bij je kind zelf! Probeer op een laagdrempelige manier in gesprek te gaan met je kind. Veel kinderen praten makkelijker tijdens een spelletje, een autorit of een wandeling. Stel veel open vragen en neem de tijd. Toon begrip voor mogelijke emoties die loskomen en vertel dat je er altijd bent voor je kind.
Het kan soms moeilijk zijn om te signaleren of je kind gepest wordt, omdat kinderen er niet altijd over willen praten. Geen nood. Er zijn meerdere manieren om te achterhalen of je kind gepest wordt. Er zijn verschillende signalen waar je op kunt letten:
TIP! Heb je een vermoeden dat je kind gepest wordt, maar laat je kind zelf weinig los hierover? Probeer informatie op te halen uit de directe omgeving van je kind, bijvoorbeeld bij de leerkracht van je kind of (ouders van) vrienden/vriendinnen. Deel je vermoedens en spreek je zorgen uit.
Pesten komt helaas in verschillende soorten en maten. Je kind kan gepest worden op de sportclub of op het schoolplein. En daarnaast is cyberpesten een vorm van pesten die almaar groeit. Het online pesten is relatief ‘makkelijk’, want het gebeurt vanachter een beeldscherm en vaak ook anoniem. Je kind kan gepest worden door een ander kind, maar ook door een grote groep kinderen. Denk bijvoorbeeld aan een sportteam of een groep klasgenoten. Een gebrek aan toezicht thuis, op school of online kan pesten verergeren. In omgevingen waar pestgedrag wordt genegeerd of getolereerd blijft het probleem bestaan. Cyberpesten is nog moeilijker te stoppen, omdat het 24/7 doorgaat en vaak moeilijk te achterhalen is wie erachter zit.
Weet je inmiddels zeker dat je kind gepest wordt? Geef je eigen gevoelens eerst alle aandacht. Je kunt je erg boos, machteloos en verdrietig voelen. Je zult je ook afvragen waarom je kind gepest wordt. Waarom juist jouw kind? En wat is de oorzaak van het pestgedrag? Sommige kinderen pesten uit onzekerheid of om aandacht te krijgen. Anderen doen het uit jaloezie of omdat ze opgroeien in een omgeving met negatieve rolmodellen.
Ook groepsdruk speelt een grote rol. Kinderen sluiten zich soms aan bij pestgedrag om erbij te horen of uit angst zelf slachtoffer te worden. Kinderen die opvallen, verlegen zijn of sociaal minder sterk zijn lopen een groter risico om gepest te worden. Het kind dat andere kinderen pest is zelf vaak ongelukkig. Vanuit frustratie, boosheid en/of verdriet denkt het kind zich beter te gaan voelen door het pestgedrag.
TIP! Probeer aan je kind uit te leggen dat het kind dat het pestgedrag laat zien zelf vaak problemen heeft. Leg uit dat de meeste kinderen niet zomaar een ander gaan pesten. Vertel dat ze dit vaak doen, omdat ze zich om een of andere reden niet gelukkig voelen. Dit inzicht kan verzachtend werken en je kind kracht geven (‘Ik ben dus niet zelf het probleem, maar ‘de pester’ heeft problemen.’).
Pestgedrag kan diepe indruk maken op kinderen. Dit geldt zowel voor het slachtoffer als voor de pester. Kinderen die gepest worden kunnen zich onzeker gaan voelen en in hun schulp kruipen. Vanuit angst voor een nieuwe afwijzing kan het zijn dat ze minder contact durven te zoeken met leeftijdsgenoten. Als je gepest wordt kan dat ook leiden tot een laag zelfbeeld. Kinderen kunnen het gevoel ontwikkelen ‘niets waard te zijn’. Dit kan leiden tot problemen thuis en op school. Kinderen die anderen pesten ervaren hier zelf ook de impact van. Hoewel ze tijdelijk macht of populariteit kunnen ervaren, lopen ze een verhoogd risico om later in het leven problemen te ontwikkelen. Het is daarom ontzettend belangrijk om pesten op tijd te signaleren. Alle kinderen verdienen een omgeving die veilig en liefdevol is!
Is je kind gepest? Empower je kind! Laat je kind zo vaak mogelijk weten dat je er bent voor hem. Geef knuffels, praat of teken erover en zorg voor positieve afleiding! Zet je kind weer in zijn kracht:
Toe aan ontspanning en een lach op het gezicht van je kind? Speel samen een game of quiz op Squla en vergeet voor even jullie zorgen. En bedenk: na regen komt altijd zonneschijn!