Hoofdzinnen en bijzinnen

Zinsontleding is een belangrijk onderdeel van de lessen taal op de basisschool. Als je kind zinnen op een goede manier wil ontleden, moet hij weten dat er onderscheid wordt gemaakt tussen hoofdzinnen en bijzinnen. Omdat dit verschil lang niet altijd duidelijk is, staat deze pagina volledig in het teken van hoofdzinnen en bijzinnen. Over beide zinnen wordt uitleg gegeven. Daarnaast wordt het verschil tussen nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden duidelijk gemaakt. Verder krijg je uitleg over de beknopte bijzin en wordt er aandacht besteed aan hoofd- en bijzinnen in samengestelde zinnen. Je kind kan hier bovendien oefenen met hoofdzinnen en bijzinnen.

Hoofdzin

Een hoofdzin is altijd een zelfstandige zin. Dit betekent dat hij niet afhankelijk is van een andere zin, waardoor hij ook alleen voor kan komen in een tekst. Er zijn overigens nog meer manieren waarop je kind een hoofdzin kan herkennen. Zo staat de persoonsvorm van een hoofdzin vaak vooraan in de zin, als eerste of als tweede zinsdeel. Meestal staan het onderwerp en de persoonsvorm van de zin naast elkaar.

Voorbeeld: 
Sanne plukt appels van een boom. De persoonsvorm is ‘plukt’. Het onderwerp van de zin is ‘Sanne’.

Nevenschikkende voegwoorden

Het kan zijn dat er twee zinnen met elkaar verbonden worden. Sommige mensen denken dat één van de twee zinnen dan de hoofdzin is en de andere de bijzin, maar dat hoeft niet. Er kan namelijk ook sprake zijn van twee hoofdzinnen. Als dit het geval is, worden beide zinnen vaak met elkaar verbonden door middel van een nevenschikkend voegwoord. Wordt er een komma gebruikt om de twee hoofdzinnen van elkaar te scheiden? Dan staat het voegwoord vaak direct na de komma. Hieronder staan de nevenschikkende voegwoorden op een rijtje:

  • maar
  • want, dus
  • en, of 
  • dan (wel)

Voorbeeld:
Ik wil gaan wandelen, maar het regent.
Eerste hoofdzin: Ik wil gaan wandelen. 
Tweede hoofdzin: Het regent.

Bijzin

Waar een hoofdzin een zelfstandige zin is, geldt dit voor een bijzin niet. Bijzinnen zijn namelijk afhankelijke zinnen die niet kunnen bestaan zonder hoofdzin. Ze komen dan ook alleen voor in samengestelde zinnen. Je kind kan een hoofdzin en bijzin van elkaar onderscheiden door naar de plaats van de persoonsvorm te kijken. In een hoofdzin staat deze namelijk altijd (bijna) vooraan, terwijl hij in een bijzin meestal verder naar achteren staat.

Voorbeeld:
Sanne plukt appels van een boom, omdat ze een appeltaart wil bakken.
Hoofdzin: Sanne plukt appels van een boom.
Bijzin: ze een appeltaart wil bakken.
Persoonsvorm bijzin: wil

Onderschikkende voegwoorden

Omdat een bijzin niet zelfstandig gebruikt kan worden, komt deze altijd voor in samengestelde zinnen, gecombineerd met een hoofdzin. Om deze twee zinnen met elkaar te verbinden, worden onderschikkende voegwoorden gebruikt. Als er een komma gebruikt wordt om een hoofdzin en bijzin van elkaar te scheiden, staat het onderschikkende voegwoord vaak direct achter de komma. Het is niet zo dat er altijd een komma tussen een hoofdzin en bijzin staat. Een voegwoord kan namelijk ook direct tussen de twee zinnen geplaatst worden, zonder tussenkomst van een leesteken. Er zijn heel veel onderschikkende voegwoorden. Voorbeelden van onderschikkende voegwoorden zijn:

  • dat, of (kan ook nevenschikkend gebruikt worden)
  • omdat, doordat, zodat 
  • voordat, nadat, terwijl, zodra
  • hoewel, tenzij

Voorbeeld:
Alex traint veel, zodat hij later profvoetballer kan worden. 
Hoofdzin: Alex traint veel. 
Bijzin: hij later profvoetballer kan worden.

De hoofdzin kan niet vervangen worden door één woord, de bijzin wel.
Voorbeeld: Alex traint veel, altijd.

Beknopte bijzin

Wie denkt dat een bijzin altijd hetzelfde is, heeft het mis. Er zijn namelijk verschillende soorten bijzinnen, zoals de beknopte bijzin. Dit type bijzin bevat geen onderwerp en heeft ook geen persoonsvorm.

Voorbeeld:
Bibberend van de zenuwen begon Jasmina aan haar toets.

De hoofdzin kun je niet vervangen door één woord, de bijzin wel:
Zenuwachtig begon Jasmina aan haar toets.

Hoofd- en bijzinnen in samengestelde zinnen

Wanneer een zin minimaal twee persoonsvormen bevat, is er sprake van een samengestelde zin. Een samengestelde zin kan uit twee hoofdzinnen bestaan, maar ook uit een hoofdzin en één of meerdere bijzinnen. Vindt je kind het lastig om de verschillende soorten zinnen uit elkaar te houden? Neem dan de onderstaande tabel samen met hem door. Hierin wordt per samengestelde zin een voorbeeld genoemd, zodat je je kind het verschil uit kunt leggen.

Soort samengestelde zin

Voorbeeld

Hoofdzin-hoofdzin

Rick eet geen fastfood meer, want anders komt hij snel aan. 

Hoofdzin-bijzin

Abigail heeft al een paar dagen koorts, maar voelt zich prima.

Bijzin-hoofdzin

Hoewel ik het hem drie keer gevraagd had, was hij het alsnog vergeten. 

Oefenen met hoofdzinnen en bijzinnen

Doordat hoofdzinnen en bijzinnen relatief veel op elkaar lijken, weet je kind mogelijk niet wanneer een zin een hoofdzin is en wanneer een bijzin. Omdat dit belangrijk is om zinnen op de juist manier te kunnen ontleden, is oefenen met hoofdzinnen en bijzinnen aan te raden. Squla biedt je kind de mogelijkheid om hier online mee te oefenen in de vorm van leuke quizzen. Je kind beantwoordt vragen als ‘welk deel is de bijzin?, kleurt het voegwoord in een samengestelde zin geel en sleept het juiste voegwoord naar de bijzin. Op Squla oefent je kind geheel op zijn eigen niveau en tempo, waardoor hoofdzinnen en bijzinnen oefenen altijd een uitdaging is.

Veelgestelde vragen over hoofdzinnen en bijzinnen

Een hoofdzin is een zin die niet afhankelijk is van een andere zin, waardoor hij zelfstandig voor kan komen in een tekst. ‘Jan gaat naar huis.’ is een voorbeeld van een hoofdzin.

Je kind kan een hoofdzin herkennen door naar de persoonsvorm te kijken. In hoofdzinnen staat de persoonsvorm namelijk vaak helemaal vooraan of direct na het eerste zinsdeel.

Een bijzin is een zin die niet kan bestaan zonder een hoofdzin en komt daarom alleen voor in samengestelde zinnen. De persoonsvorm staat hier – in tegenstelling tot bij een hoofdzin – vaak pas later in een zin.

Een beknopte bijzin is een zin zonder onderwerp. In een beknopte bijzin staat ook geen persoonsvorm.

Hoofdzinnen en bijzinnen verschillen op een aantal punten van elkaar. Zo staat de persoonsvorm in een hoofdzin vaak (bijna) helemaal vooraan, terwijl deze in een bijzin pas later in de zin staat. Daarbij komt dat een hoofdzin zelfstandig kan bestaan, terwijl een bijzin alleen samen met een hoofdzin voorkomt in samengestelde zinnen. Wanneer je een bijzin vervangt door één woord, blijft de hele samengestelde zin kloppend.

Een samengestelde zin kan uit verschillende soorten zinnen bestaan. Een hoofdzin kan gecombineerd worden met een hoofdzin, maar ook met een bijzin. Wanneer er twee hoofdzinnen met elkaar gecombineerd worden, is er sprake van een nevengeschikte zin. Een combinatie van een hoofdzin en bijzin wordt ook wel een ondergeschikte zin genoemd.