Groep 3
Wat wordt er getoetst in groep 3?
Voor veel leerlingen in groep 8 en hun ouders is het een spannende tijd: de overstap naar de middelbare school. De Cito-toets of eindtoets van groep 8 heet tegenwoordig de Doorstroomtoets, een nieuwe landelijke toets die een belangrijke rol speelt in het bepalen van het meest passende voortgezet onderwijsniveau.
In 2025 wordt de doorstroomtoets afgenomen tussen 5 en 16 februari. Dit is eerder dan de oude eindtoets. Door deze vroege toetsdatum hebben leerlingen en scholen meer tijd om het toetsadvies mee te nemen in het definitieve schooladvies. Het advies dat de leerkracht geeft, blijft leidend, maar de resultaten van de toets kunnen ondersteunen bij het bevestigen of naar boven bijstellen van dit advies. Houd de volgende data in de gaten:
De school kiest zelf of de toets op papier of digitaal wordt afgenomen. Op sommige scholen mogen kinderen zelf kiezen, of wordt een combinatie gebruikt. De doorstroomtoets kan ook als adaptieve toets ingezet worden. Bij adaptief toetsen past de toets zich aan het niveau van je kind aan, dit zorgt voor een toets op maat. Adaptieve toetsen zijn altijd digitaal. Adaptieve toetsen werken als volgt:
De school kiest een doorstroomtoets die is goedgekeurd door het College van Toetsen en Examens (CvTE). De medezeggenschapsraad praat meestal mee over deze keuze.
Niet alle kinderen van groep 8 maken de doorstroomtoets. De volgende uitzonderingen zijn er:
Voor kinderen met specifieke ondersteuningsbehoeften (bijv. dyslexie) zijn aangepaste versies beschikbaar. De leerkracht kijkt welke opties er zijn en welke toets past bij jouw kind. Neem bij vragen contact op met de school om te bespreken wat het beste werkt voor jouw kind.
De doorstroomtoets test vaardigheden in rekenen, taal, en begrijpend lezen. Het doel is niet alleen om de huidige kennis van een leerling in kaart te brengen, maar ook om te kijken naar het potentieel. Dit helpt scholen en ouders om samen een goed beeld te krijgen van de onderwijsbehoeften van elk kind. Er zullen dus ook altijd vragen getoetst worden die moeilijker zijn dan het niveau groep 8.
De doorstroomtoets meet wat je kind in acht jaar basisschool heeft geleerd op het gebied van lezen, taal en rekenen. De uitslag van de doorstroomtoets geeft een onafhankelijk advies over welk brugklastype het beste past bij de talenten en mogelijkheden van je kind. Zo geeft de doorstroomtoets een onafhankelijke bevestiging van het schooladvies van de leerkracht.
Doelgericht oefenen met Squla.
Twijfel je? 14 dagen geldteruggarantie!
Hoewel het belangrijk is om de spanning voor de toets te beperken, kan een goede voorbereiding bijdragen aan zelfvertrouwen. Als ouder kun je je kind ondersteunen door te zorgen voor:
De uitslag van de doorstroomtoets is een momentopname. Het belangrijkste is dat je als ouder blijft benadrukken dat het advies en de doorstroomtoets en de overgang naar de middelbare school een stap zijn in een proces, niet een eindstation. Door samen te werken met de school en vertrouwen te hebben in je kind, zet je een stevige basis voor een succesvolle schoolcarrière.
Krijgt je kind een hoger advies op de doorstroomtoets dan het voorlopige advies in januari? Dan moet de school het advies naar boven aanpassen, ook bij een halve schoolsoort. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken, mits de school dit goed onderbouwd. Het advies mag niet naar beneden worden aangepast.
De doorstroomtoets is slechts een momentopname en een hulpmiddel bij het bepalen van het schooladvies. Samen met de school en je kind werk je aan een mooie passende start in het voortgezet onderwijs!
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel (juf Shelby) | Bachelor of Education PABO | Master SEN (MSEN) intern begeleider en gedragsspecialist in het basisonderwijs.
Als je iets leuk vindt, dan leer je het gemakkelijker… het klinkt zo logisch. En toch is motivatie één van de lastigste dingen in de klas; want hoe motiveer je (alle) kinderen? In dit blog deel ik 10 manieren die leerkrachten gebruiken om leerlingen te motiveren.
‘Kinderen zijn van nature nieuwsgierig, gemotiveerd om de wereld te ontdekken en nieuwe dingen te leren‘ (Hornstra et al., 2016). Echter op school is niet ieder kind in de klas even gemotiveerd. Vooral de dingen die ‘moeten’, worden vaak gedaan omdat het van de juf ‘moet’ maar niet omdat het kind er zelf voor gemotiveerd is. Gemotiveerde leerlingen leren makkelijker, met meer plezier én onthouden beter wat ze geleerd hebben. Geen wonder dat er veel aandacht besteed wordt aan de motivatie in de klas.
Om intrinsiek (dus vanuit je eigen belang) gemotiveerd te kunnen zijn hebben kinderen volgens Hornstra et al. (2016) behoefte aan autonomie, dat betekent dat ze zelf mee kunnen sturen en zelfstandig keuzes kunnen maken vanuit hun eigen interesse. Daarnaast hebben kinderen het nodig om zich competent te voelen (Yes, ik kan het!). Vanuit dit perspectief krijg je de beste motivatie. Daarom is het belangrijk om te streven naar intrinsieke motivatie.
Leerkrachten gebruiken verschillende trucjes in de klas om kinderen te motiveren.
Door aan te sluiten bij thema’s en onderwerpen die kinderen bezig houden, zijn ze gemakkelijker te motiveren voor een opdracht. Een opdracht die gaat over bouwen in ‘Minecraft’ is een stuk leuker dan een opdracht in het rekenboek over bouwen. Het doel van ‘ruimtelijk inzicht aanleren’ blijft hetzelfde, maar doordat het kinderen aanspreekt gaan ze er met veel meer goede zin mee van start. Door juist in verhalen of een opdracht zoeken naar onderwerpen die kinderen aanspreken, ontwikkelen ze meer motivatie. Ook werkt het vaak goed om met ‘echte’ materialen te werken; dus echte proefjes doen of blokken bouwen in plaats van alles uit het boek. Dit doe je door bijvoorbeeld:
Door bij de ene opdracht in tweetallen en bij een andere opdracht in groepjes te werken wordt een opdracht afwisselender. Samen leren is vaak leuker dan alleen. Ook zetten leerkrachten deze zogenaamde coöperatieve werkvormen in bij stukjes van de les, zoals bij de introductie van een nieuw onderwerp kinderen eerst in tweetallen laten praten over wat ze al van een onderwerp weten. Andere werkvormen zijn bijvoorbeeld:
De manier waarop een opdracht gemaakt wordt, kan ook afgewisseld worden. Het hoeft niet altijd het lesje opschrijven te zijn. Het kunnen ook werkvormen zijn zoals presenteren op een poster wat je geleerd hebt, of een stripverhaal maken over de Romeinen bij geschiedenis. Daarnaast worden er door afwisselende verwerkingsvormen ook andere talenten van kinderen ingezet. Kinderen die muzikaal zijn maken bijvoorbeeld een rap over het onderwerp en kinderen die creatief aangelegd zijn een werkstuk. Deze manier van werken wordt steeds vaker ingezet bij de zaakvakken zoals aardrijkskunde en geschiedenis.
Uit onderzoek blijkt dat de inbreng van kinderen zelf een positieve invloed heeft op de motivatie. Hierbij krijgen kinderen de mogelijkheid om zelf te kiezen (ook wel autonomie genoemd). Welke opdracht willen ze uitvoeren, met wie en in welke volgorde? Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het werken met een weektaak.
Als je weet waarom iets belangrijk is om te leren, dan motiveert dat ook meer om er mee aan de slag te gaan. Aan het begin van de les vertellen leerkrachten dan ook vaak wat er in die les geleerd wordt. Ook zie je de doelen steeds vaker in de lesboeken staan bij het begin van de les. Leerlingen willen graag weten dat wat ze doen de moeite waard is en waarom het nuttig is om te leren. Hierdoor zijn ze meer gemotiveerd als ze begrijpen dat de stof zinvol is en als ze een link kunnen leggen naar hun eigen leefwereld.
De feedback die kinderen krijgen is ook van invloed op het welbevinden en dus ook de motivatie. Feedback kan prestatie- of inzetgericht zijn. Prestatiegerichte feedback is gebaseerd op het cijfer dat leerlingen gehaald hebben (Een acht, hartstikke goed). Inzetgerichte feedback gaat over hoe het kind zich heeft ingespannen (Ik kan zien dat je hard gewerkt hebt, hartstikke goed). Daarnaast kun je in de feedback aandacht besteden aan het proces (Je hebt het volgens mij beter begrepen dan vorige keer, volgens mij heb je erg je best gedaan). Doelgerichte en persoonlijke complimenten laten kinderen stralen, en werkt motiverend!
Op school worden diverse manieren van belonen gebruikt. Meestal geen ‘materiële’ zaken zoals cadeautjes, maar bijvoorbeeld wel in de vorm van een momentje vrij tekenen, langer buiten spelen of een spel mogen kiezen bij de gymles. Ook werken sommige leerkrachten met een beloningssysteem waar bijvoorbeeld door middel van punten of stickers gespaard wordt voor een beloning. Vaak zijn kinderen hier erg gemotiveerd voor. Als je bijvoorbeeld met de klas samen werkt aan hetzelfde doel ‘je vinger opsteken als je iets wilt vragen’ geeft dit ook een goed groepsgevoel om dit met elkaar te doen. En de beloning is ook met zijn allen!
Soms wordt ook wel eens gekozen om een individueel beloningssysteem in te zetten voor een persoonlijk leerdoel van een kind. Een veelgebruikte methode hiervoor is bijvoorbeeld ‘Kids Skills’. Hierbij werken kinderen aan een eigen vaardigheid en mogen ze aan het einde als beloning kiezen hoe ze dit gaan vieren als het doel bereikt is. Beloningen in de klas zijn bijvoorbeeld:
Elk kind heeft de behoefte om ergens bij te horen en zich gewaardeerd, gerespecteerd en verbonden te voelen. Zowel met klasgenoten als met de leraar. Wanneer de leerkracht luistert naar de wensen, meningen en gevoelens van kinderen is er meer wederzijds begrip. Hierbij erkent de leerkracht weerstanden en probeert hij/zij zich in te leven in de wereld van de kinderen.
Veel leerkrachten betrekken de kinderen door bijvoorbeeld een schema te maken wie welke klusjes mogen doen. Sommige leerkrachten hebben takenborden of takenlijstjes waarop taakjes staan die kinderen mogen doen. Kinderen voelen zich vaak heel belangrijk als ze een taak mogen doen op school. Ook een positieve sfeer in de klas draagt bij aan de verbondenheid. Kinderen moeten zich vrij voelen om vragen te stellen en niet bang zijn om fouten te maken.
Het is belangrijk dat de leerkracht persoonlijke aandacht biedt, belangstelling toont en dat kinderen gestimuleerd en bevestigd worden in positief gedrag. Veel leerkrachten gebruiken het trucje van de positiviteit.
Deze 10 voorbeelden zijn manieren die veel leerkrachten toepassen. Natuurlijk heeft iedere leerkracht zijn eigen stijl, maar ik denk dat alle leerkrachten hun kinderen graag zien leren in de klas. De leerkrachten die ik gesproken heb gaven vaak aan dat ze vooral de ‘relatie’ met een kind als belangrijkste eerste stap vonden om vervolgens tot leren te komen. Als je lekker in je vel zit, je goed voelt in de klas dan is dat een grote meerwaarde om met plezier te leren.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider in het basisonderwijs. Na het afronden van de PABO heeft ze zich gespecialiseerd in gedrag met de Master SEN- gedragsspecialist.
Geraadpleegde bronnen:
Naast gesprekken met leerkrachten, begeleiders en collega’s heb ik de volgende bronnen geraadpleegd:
– Hornstra, L., Weijers, D., van der Veen, I., & Peetsma, T. (2016). Motiverend lesgeven handleiding voor docenten [Website]. https://www.leraar24.nl/app/uploads/motiverend_lesgeven_handleiding.pdf
– Inzichten uit onderzoek over motivatie. (2019, 18 maart). Leerling 2020. https://leerling2020.nl/inzichten-uit-onderzoek-over-motivatie/
– Kerpel, A. (2019, 6 mei). Coöperatieve werkvormen. wij-leren.nl. https://wij-leren.nl/cooperatieve-werkvormen-artikel.php
In de laatste groepen van de basisschool krijgen kinderen voor het eerst te maken met toetsmomenten. Denk aan een topografie-toets, het verkeersexamen in groep 7 of de doorstroomtoets in groep 8. Momenten waarop kinderen best een beetje spanning kunnen ervaren. Hieronder staan een aantal tips voor kinderen in groep 7 en 8, zodat ze met zelfvertrouwen toetsen tegemoet kunnen gaan.
Heb je de toetsweek al op de schoolkalender gespot? Het is weer zover! Veel basisscholen hebben aan het begin van het nieuwe jaar de LVS-toets weer in de planning staan. Hieronder vind je per groep wat je kind kan verwachten.
In groep 3 heeft je kind in korte tijd veel geleerd, zowel voor lezen als voor rekenen. Om de ontwikkeling van je kind te volgen worden er toetsen afgenomen. In dit blog lees je wat er zoal getoetst wordt en waarom. Elke basisschool is verplicht om te werken met goedgekeurde leerlingvolgtoetsen voor taal en rekenen. Er zijn meerdere aanbieders van leerlingvolgsystemen (LVS), maar de leerlingvolgtoetsen van het Boom LVS en het Cito LVS voldoen aan alle wettelijke verplichtingen. (meer…)
Een nieuw schooljaar is voor de meeste kinderen spannend. Het is fijn als je kind met een relaxed gevoel kan starten. Met de juiste mindset wordt dit een stuk makkelijker! In deze blog leg ik je uit met welke mindset jouw kind dit jaar kan groeien.
Een nieuw schooljaar voelt vaak als een ‘nieuw begin’. Een nieuw jaar waarin je nieuwe dingen leert. Kinderen hebben vaak zelf een soort van ‘goede voornemens’ om het schooljaar te beginnen en starten dan ook meestal met een positieve intentie het nieuwe schooljaar.
Ieder kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo, maar is met de juiste begeleiding en inzet in staat zich te ontwikkelen. Deze groei gedachte noem je ook wel een ‘Growth mindset‘. Niet alleen je vaardigheden en talenten zorgen voor succes, maar ook een mindset die gericht is op ‘groei’. Eigenlijk ga je er bij een growth mindset vanuit dat je jouw kwaliteiten kunt ontwikkelen door er je best voor te doen. Dit maakt dat je blij bent om uitdagingen aan te gaan en niet opgeeft bij tegenslagen. Kinderen met een groeimindset weten dat je ergens beter in kunt worden als je er je best voor doet. Ze houden van uitdagingen.
Een fixed mindset ontstaat op latere leeftijd waarbij je gaat geloven dat persoonlijke groei afhankelijk is van je talent. Je gelooft dat je iets niet kunt en doet het daarom ook niet. Hoe vaak hoor je iemand roepen ‘ik ben niet muzikaal’ of ‘ik kan niet tekenen’. Natuurlijk klopt het soms, maar in veel gevallen hebben mensen zichzelf iets aangepraat en zich op dat gebied niet ontwikkeld.
Als je iets leert hoort fouten maken erbij, juist in een nieuw schooljaar heeft je kind nog van alles te leren en is het logisch dat nog niet alles meteen lukt. Dus fouten maken betekent eigenlijk dat je meer moet oefenen om zo het beste uit jezelf te halen. Zo leert je kind om te gaan met kritiek en feedback. Een growth (groei) mindset heeft een positief effect op kinderen, het zorgt ervoor dat ze kritisch denken, samenwerken en zo makkelijker herstellen van het halen van een laag cijfer (Grant and Dweck, 2003).
Het is belangrijk dat kinderen begrijpen dat ze in staat zijn om zichzelf te ontwikkelen. Dit lijkt logisch, maar het komt vaak voor dat leerlingen roepen ‘dat kan ik niet‘ of ‘daar ben ik nooit goed in‘. Dit kan een blokkade vormen om tot leren te komen (Masters, 2013). Iedereen is verschillend qua talent, interesse en temperament. Maar als je open staat voor veranderen door te leren en ervaringen op te doen kun je je basiskwaliteiten verder ontwikkelen door er moeite voor te doen. Met de mindset dat je rekenen dus nog wat meer moet oefenen start jouw kind heel anders het schooljaar dan met de gedachte ‘ik kan niet rekenen’.
Ondanks dat kinderen in de kleutergroep nog geen ‘cijfers’ krijgen voor hun prestaties gaan kinderen zichzelf dan al vergelijken met hun klasgenootjes. Belangrijk dus om ook al in de kleuterklas én thuis te starten met de juiste mindset.
Kleuters laten vaak vol trots zien wat ze geknutseld hebben. Je zegt dan al snel ‘mooi hoor’ of ‘goed gedaan’ of ‘wat knap van jou’. Maar probeer ook eens procesgerichte complimenten te geven. ‘Wat heb je dat handig aangepakt’, ‘Hoe heb je dit zo voor elkaar gekregen?’ Je hebt iets nieuws geprobeerd, wat fijn’. Kinderen die geprezen worden om hun werkhouding, doorzettingsvermogen of moeite gaan graag een tweede uitdaging aan.
Kinderen met een op groei gerichte mindset hebben de overtuiging dat je alles kunt leren, als je maar oefent. ‘Van proberen kun je leren‘ is dan ook een mooie eenvoudige mindset voor kleuters.
Soms kan één woord een heel groot verschil maken in mindset. Kijk maar eens naar de kracht die het woordje ‘NOG’ geeft in je mindset:
Ik kan het niet -> Ik kan het NOG niet.
Het is moeilijk -> Het is NOG moeilijk.
Het lukt niet -> Het lukt NOG niet.
Uiteindelijk zijn wij als ouders en leerkrachten de rolmodellen voor je kind. Dus spiegel ook jouw groei mindset naar je kind en het wordt een start van een jaar waarin je kind alleen maar kan groeien.
Ik hoop dat deze tips een fijne, zelfstandige start van het schooljaar geven voor je kind. Een fijn schooljaar gewenst waarin je kind mag groeien in alles wat hij NOG niet kan!
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en Intern Begeleider in het basisonderwijs.
https://www.charlottelabee.com/wat-is-het-verschil-tussen-growth-mindset-en-fixed-mindset/
https://www.vernieuwenderwijs.nl/growth-mindset-wat-waarom-en-hoe/
https://jufanke.nl/mindset.html#:~:text=Kinderen%20met%20een%20op%20groei,van%20proberen%20kun%20je%20leren’
Waren er in de vorige groep twijfels of je kind moest blijven zitten? In dit blog vertel ik je alles over hoe leerkrachten omgaan met kinderen met leerachterstanden of die met twijfel over zijn gegaan naar de volgende groep.
Heeft de leerkracht van de vorige groep besproken dat er twijfel was om te doubleren? Dan wordt deze informatie meestal ook in de overdracht naar de nieuwe leerkracht doorgegeven. Had je je voorgenomen om in de zomervakantie keihard te gaan oefenen met je kind, maar is dit bij nader inzien niet gelukt? Geen paniek! Vakantie is ook bedoeld voor ontspanning en uitrusten is belangrijk om weer fris in het nieuwe jaar te kunnen starten. Misschien is juist nu wel het ideale moment om thuis wat leerstof te herhalen of te pre-teachen. Het is zeker nog niet te laat om je kind een beetje extra te helpen thuis.
De leerkracht gebruikt de eerste 4 tot 6 weken van het schooljaar om alle kinderen goed in beeld te krijgen. Ondanks dat er een overdracht plaatsvindt van het vorige schooljaar, is het voor de leerkracht toch altijd even aftasten hoe de kinderen zijn, welke aanpak goed werkt en welke kinderen extra instructie nodig hebben. Zowel de leerkracht als de leerlingen moeten hun draai weer vinden.
Sommige leerkrachten vinden het zelfs fijn om ‘blanco’ te starten en pas na een week de mondelinge overdracht met de vorige collega te bespreken. Hierdoor kijk je als leerkracht zonder ‘vooroordeel’ naar een kind. Soms kan het juist wel wel handig zijn om vooraf te weten wat wel/niet werkt bij een kind. Iedere leerkracht kiest zelf welke aanpak bij zijn werkwijze past. Bovendien kan een bepaalde aanpak bij de ene leerkracht wel werken en bij de volgende niet.
Sta niet meteen in de eerste schoolweek bij de leerkracht op te stoep om uitleg te geven over de beste aanpak voor jouw kind. Heb er vertrouwen in dat een leerkracht niet meteen in de eerste week alle 25 kinderen exact kent, maar dat dit echt wel goed komt. Mits er geen medische noodzaak is die de leerkracht beslist moet weten, kun je beter afwachten totdat het schooljaar een paar weken gestart is. Doordat de nieuwe juf of meester je kind dan al wat beter kent; kun je ook samen concreter bespreken wat wel/niet werkt voor je kind. Daarnaast kan de juf of meester dan ook al wat meer vertellen over hoe je kind het in de groep doet. Sommige scholen doen daarom na een paar weken speciale kennismakingsgesprekken.
TIP: komt je kind in de eerste schoolweek thuis met verhalen over dingen die hij/zij niet fijn vindt? Dat is heel normaal. Neem je kind wel serieus, luister (relativeer waar nodig) en schrijf deze dingen op zodat je ze later kunt bespreken. Echter ook jouw kind heeft tijd nodig om te wennen, dus wellicht is hij/zij na 2-3 weken hieraan gewend en is het helemaal niet meer aan de orde.
Meestal maakt de leerkracht na enkele weken een plan van aanpak of een groepsplan waarin staat welke kinderen extra instructie of juist extra uitdaging krijgen. Meestal worden hier de adviezen van de vorige leerkracht en de LVS/CITO toetsresultaten van het vorige leerjaar in meegenomen. Halverwege het schooljaar worden deze plannen weer geëvalueerd en bijgesteld. Kinderen die moeite hebben met de leerstof krijgen na de klassikale uitleg nog een verlengde instructie in een klein groepje bij de leerkracht. De meeste lesmethodes voor bijvoorbeeld taal of rekenen werken met opdrachten die op 3 niveaus aangepast zijn.
Niveau 1* (eenvoudige, korte opdrachten voor kinderen die moeite hebben met de lesstof).
Niveau 2** (de basisstof die alle kinderen aangeboden krijgen).
Niveau 3*** (extra uitdagende lesstof).
Dit is een mooie manier van adaptief onderwijs waarbij kinderen een passend lesaanbod krijgen. Echter soms stellen kinderen zichzelf het doel dat ze ook de 3*** opdrachten willen maken, terwijl dit echt niet voor ieder kind geschikt is, maar ook zeker niet het doel is. Vaak merk ik als juf dat in de midden- en bovenbouw kinderen aan de start van het jaar hopen een ster-niveau hoger te kunnen starten. Echter de ‘gemiddelde’ leerling zal vaak in hetzelfde ** niveau verder gaan als vorig jaar (en dat is prima). Dus mocht je kind teleurgesteld thuis komen, leg dan uit dat ieder niveau voor iemand anders geschikt is en dat het prima is als je 1* opdrachten maakt. De juf of meester kijkt vooral hoe de opdrachten gemaakt worden en daarbij is het prettig als de opdracht past bij het niveau of werktempo van het kind.
TIP: Maak je niet druk als je kind vorig jaar in 2** niveau zat en nu ’terug’ gaat naar 1*, soms deelt de leerkracht kinderen aan het begin van het jaar nog wat ‘voorzichtig’ in zodat je de kinderen nog wat vaker ziet en volgt bij de extra instructie. Als blijkt dat het niet meer nodig is worden kinderen weer aan de 2** opdrachten gezet. Liever eerst wat extra hulp, dan later zien dat bepaalde basisstof gemist is.
Soms kan het kinderen extra zelfvertrouwen geven als ze al een beetje bekend zijn met wat er komt. Voor vakken zoals begrijpend lezen of taal kan het daarom zinvol zijn om de lessen te ‘pre-teachen’. Je leest vooraf thuis samen de teksten door. Het maken van de opdrachten, de uitleg en het het nogmaals lezen gebeurt op school. Hierdoor is je kind al een beetje bekend met de tekst en wordt de verwerking van de opdrachten eenvoudiger en geeft het je kind zelfvertrouwen. Soms verzorgt een onderwijsassistent extra pre-teach momenten in een klas, dit verschilt per school.
TIP: Overleg wel met de leerkracht welk vak zinvol kan zijn om te pre-teachen. Probeer dit voor een korte periode uit en bespreek of dit prettig is voor je kind.
Bijna alle kinderen vinden de start van het nieuwe jaar spannend. Ieder leerjaar heeft wel iets wat voor kinderen extra spanning meebrengt. Een nieuwe meester, nieuwe vakken zoals geschiedenis of aardrijkskunde, een lokaal waarvoor je de trap op moet (dus nu écht bovenbouw zijn!) enzovoorts… Daarnaast zijn er altijd dingen ‘anders’ dan vorig jaar. Iedere leerkracht is een ander persoon en pakt dingen anders aan. Ook kleine routines zoals ‘waar lever je je schrift in?’ of ‘wanneer mag je naar de wc?’ zijn anders. Veel kinderen zijn hier bewust en onbewust mee bezig. Dingen die in onze volwassen ogen soms heel klein lijken, kunnen voor een kind groots zijn.
Vooral in de eerste schoolweken moet je kind weer wennen en is extra slaap heel belangrijk. Die ouderwetse uitspraak van ‘rust, reinheid en regelmaat’ geldt dus zeker voor deze tijd! Plan de weekenden en avonden niet te vol met allerlei uitjes of sportactiviteiten. Juist nu is soms even ‘niets doen’ nodig om alle dingen te verwerken. Misschien weet je nog uit de peuterfase dat je je kind over de babyfoon allerlei dingen van de dag hoorde herhalen voor het slapen gaan. Ook in de basisschoolleeftijd hebben de hersenen van je kind verwerking van de indrukken nodig.
Als er vorig jaar twijfel was over doubleren, vraag je je wellicht af of je kind in deze groep wel mee kan komen. Dit soort vragen zijn in de eerste schoolweken nog niet goed te beantwoorden. In de loop van het jaar kan de leerkracht hier meer over zeggen. Tijdens rapportgesprekken en meestal pas bij het tweede rapport is de ontwikkeling van je kind beter in beeld. De leerontwikkeling verloopt flexibel soms kan juist een andere aanpak en een goede klik met een nieuwe leerkracht ervoor zorgen dat je kind een sprongetje maakt en zijn achterstand inloopt. Bij sommige kinderen ‘valt het kwartje wat later’ en kunnen gedurende het schooljaar gewoon weer goed meekomen met de groep.
Merk je gedurende het schooljaar dat je kind veel moeite heeft in de groep en bijvoorbeeld snel geprikkeld of emotioneel is? Bespreek dit dan met de leerkracht. Wellicht is er sprake van overvraging en kan er mogelijk wat in de lesstof aangepast worden. Of wellicht wordt duidelijk dat je kind zich zorgen maakt omdat hij vorig jaar ‘bijna’ is blijven zitten. Bespreken is hoe dan ook altijd de eerste stap voor een oplossing.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en Intern begeleider bovenbouw van het basisonderwijs.
Eén van de onderdelen van een dyslexietraining die kinderen na een diagnose krijgen is psycho-educatie. Dit betekent dat er uitleg gegeven wordt over wat dyslexie is. Waarschijnlijk weet je kind al wel dat het een leesprobleem is. Moeilijke dingen bespreken gaat vaak beter als je dit spelenderwijs doet, door er bijvoorbeeld samen over te lezen. Leuke en leerzame boeken (ook voor jou als ouder) over dyslexie zijn:
Onze hele maatschappij, op het internet, de televisie en op school draait het grotendeels om geschreven taal. En dat is voor veel dyslectische kinderen dus vaak een confrontatie met de moeilijkheden die ze daarmee hebben. Besteed extra aandacht aan de dingen waar je kind wél goed in is en bespreek dat er veel meer kwaliteiten zijn dan alleen goed kunnen lezen. Bijvoorbeeld creatief zijn, goed kunnen presenteren, mondeling jezelf goed verwoorden etc. Geef gerichte en gemeende complimenten over de dingen waar jouw kind in uitblinkt. Dus niet alleen ‘goed gedaan’, maar ‘jij kunt hele originele knutselideeën bedenken!’ Doordat jij met die positieve bril naar je kind kijkt, breng je de kwaliteiten in beeld en vergroot je de eigenwaarde van je kind.
Omdat je kind vaak al wat ouder is wanneer de diagnose dyslexie gesteld is, geeft dit ook kansen om kinderen zelf mee te laten denken in wat helpt. Geef je kind bijvoorbeeld zelf ook instemming voor het oefenen, laat je kind meedenken welk moment van de dag hiervoor het fijnste is en wanneer er even niet geoefend hoeft te worden. Maak zo samen een plan, en noteer dit bijvoorbeeld in een schema. Dan is het meteen een vaste afspraak en wordt het een routine zonder al te veel weerstand.
Kinderen met dyslexie kunnen soms het gevoel hebben dat ze ‘anders’ of ‘dom’ zijn, en daardoor minder kunnen bereiken dan hun klasgenootjes. Zeker vanaf groep 5 gaan kinderen hun prestaties meer vergelijken met andere kinderen. Kijk dan eens samen naar lijstjes van beroemde mensen met dyslexie op internet. Bijvoorbeeld Leonardo DaVinci, Albert Einstein, Steven Spielberg en Robbie Williams. Allemaal beroemdheden die heel veel bereikt hebben met hun talent!
Als je kind naar de volgende groep gaat, is er meestal een overdracht geweest van de ene naar de andere leerkracht. Hierdoor weet de juf of meester vaak al wel wat de aanpak was in het vorige schooljaar. Toch is het altijd handig om tussentijds wat dingen af te stemmen. Niet alle teksten uit het lesprogramma zijn geschikt voor dyslecten. Zo heb ik weleens ouders gehad van een leerling die meehielpen om teksten om te zetten naar de voorleessoftware. Ook is het handig dat de leerkracht weet waar je kind tijdens de dyslexiebehandeling mee bezig is. Je kunt bijvoorbeeld toestemming geven dat de behandelaar overlegt met de meester of juf om bijvoorbeeld de spellingregels of elkaar af te stemmen.
Dyslexie is niet te genezen, maar er zijn wel heel veel hulpmiddelen op de markt die je kind kunnen helpen. Bekijk ze samen en laat je kind meedenken in wat voor hem/haar kan helpen. In het dyslexie-onderzoeksverslag staan vaak aan het einde diverse tips en hulpmiddelen die geadviseerd worden. Voorbeelden van hulpmiddelen zijn:
Waarschijnlijk krijgt je kind vanuit de dyslexietraining huiswerk voor begrijpend lezen of spelling. Soms kan het prettig zijn om het ’teksten lezen’ eens af te wisselen met leesspelletjes. Gekke stemmetjes lezen, om de beurt lezen, zingend lezen of kies eens een ander genre zoals een moppenboek.
Op sommige scholen bestaat de mogelijkheid om de dyslexiebegeleiding op school te laten plaatsvinden. Hierdoor hoeft je kind niet op een vrije middag óók nog naar dyslexietraining. Zorg dus voor een goede afstemming tussen school en thuis. Ook zie ik dat leerkrachten kinderen met dyslexie soms veel extra leeswerk meegeven. Natuurlijk is oefenen goed, maar blijf waakzaam dat je kind niet overvraagd wordt. Soms wordt er dan gekozen om luisterboeken in te zetten voor een ontspannen leesmomentje en leesplezier.
Er zijn diverse leuke kinderboeken rond het thema dyslexie. Hierdoor herkennen kinderen zichzelf in een boek. Bijvoorbeeld:
Veel kinderen met dyslexie hebben ook problemen met automatiseren. Dit zie je bijvoorbeeld terug in het rekenen. Het automatiseren van sommen onder de 20 of het automatiseren van de tafels kan extra lastig zijn. Sommige kinderen mogen daarom na verloopt van tijd gebruik maken van een tafelkaart. Maar ook topografie met moeilijke plaatsnamen en bijbehorende schrijfwijze kan een flink struikelblok zijn. Soms helpt het om met de leerkracht af te spreken dat topografie mondeling getoetst wordt.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en intern begeleider groep 5-8 in het basisonderwijs. Als intern begeleider is ze verantwoordelijk voor het opstellen van dyslexiedossiers voor de aanvraag van EED dyslexieonderzoeken.
Spelling is een vak waar je kind vanaf groep 3 mee in aanraking komt. Voor veel kinderen is spelling erg moeilijk en onlogisch. Waar jij als ouder niet snapt dat de b en de d door elkaar worden gehaald, ziet een kind soms écht geen verschil tussen de twee letters. Welke spellingfouten worden veel gemaakt? En over welke woorden wordt er vaak getwijfeld door kinderen? Je leest het in deze blog.
De Nederlandse taal kent veel logische en onlogische spellingregels. Sommige regels zijn eenvoudig, maar anderen zorgen voor veel verwarring voor je kind. Vanaf groep 4 wordt er vaak voor het eerst expliciet aandacht besteed aan ‘regels’ hoe je iets schrijft. En leert je kind dat er ook bepaalde ‘weetwoorden’ zijn waarvan je niet kunt horen hoe je ze schrijft. Dit zijn veel voorkomende fouten:
Woorden en regels waar veel kinderen over twijfelen zijn bijvoorbeeld:
Spelling wordt als het ware opgebouwd op de basisschool. In de onderbouw begint het eerst nog bij het woord opsplitsen in klanken of klankgroepen en letterlijk op schrijven wat je hoort. Overigens is dit een hele belangrijke voorwaarde om goed te kunnen spellen!
Bij het goed schrijven van woorden zijn er verschillende manieren om te werk te gaan. De manieren die mogelijk zijn om tot de juiste schrijfwijze te komen, noem je spellingstrategieën.
Deze spellingstrategieën leren kinderen op school (Huizenga, 2016).
De directe spellingstrategie: Het woord is vaak genoeg geschreven en er hoeft niet meer over de regel nagedacht te worden. Dit is als de spelling echt goed beheerst wordt. Dit is dus eigenlijk het eindpunt van spellingonderwijs. En er zijn vijf indirecte spellingstrategieën die kinderen op school leren.
Benieuwd welke foutjes jouw kind nog maakt? Doe de spellingtest!
Geraadpleegde bronnen:
Huizenga, 2016, Taal & didactiek – Spelling, Noordhoff uitgevers
Malmberg, 2019, Taal Actief 4 – Malmberg Uitgeverij
Praktijkvoorbeelden uit de klas en van een dyslexiebehandelaar ontvangen.
Dit blog is geschreven door Shelby Vos, intern begeleider en leerkracht in het basisonderwijs.
Groep 8, de laatste groep van de basisschool! Een jaar vol groei, vol herinneringen om te koesteren en ook vol afscheid nemen. Tussen al die emotionele zaken door wordt er ook nog aardig wat geleerd! Alles ter voorbereiding van de volgende stap in de schoolcarrière: het voortgezet onderwijs.
Taal in groep 8 gaat naast zinsontleding, woordenschat en woordbegrip nu ook om hoe je die taal precies inzet. Je kind leert het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik, het verschil tussen iets letterlijk en figuurlijk uitdrukken, en leert nog meer spreekwoorden en gezegden. Vaak leren de kinderen in de klas ook met elkaar discussiëren. Kijk dus niet vreemd op als je kind met argumenten aan komt zetten. Tip: je kind is nu goed in staat zichzelf uit te drukken. Hanteer het taalgebruik dat je ook met volwassenen hanteert. Hier leert je kind extra veel van.
Breuken, procenten, verhoudingen, komma-getallen. Je kind kende ze allemaal al van de rekenlessen in groep 7, alleen worden de opgaven steeds iets moeilijker. En tellen tot 1.000.000.000? Moet geen probleem meer zijn. De stof wordt uitgediept en moeilijker gemaakt. Ook gaat het tempo omhoog: je kind krijgt minder tijd om sommen te maken. Echt klaarstomen voor het tempo van de middelbare school.
Zoek je zelf nog maar even op hoe het ook alweer precies zat met die landen in het Midden-Oosten, want je kind weet het binnenkort ook. De hele wereld gaat misschien niet lukken, maar de belangrijkste topografie komt aan de orde. Voor topo oefenen met Squla betekent dat niet alleen de landen aanwijzen op de kaart, maar per goed antwoord krijgt je kind een extra leuk weetje over het land of de stad.
Je kind is vast al bekend met huiswerk, maar in groep 8 wordt het huiswerk opgeschroefd, om de overgang met de middelbare school te verkleinen. Plan dus tijd in voor je kind om het huiswerk te maken, en voor jezelf om de stof te overhoren. Samen schoolwerk maken werkt stimulerend! Daarnaast is huiswerk maken en plannen hiervan echt nog iets wat je kind op deze leeftijd moet leren, het is dus helemaal niet gek als je kind hier nog jouw hulp bij nodig heeft.
Zonder afscheidsmusical of iets wat daar op lijkt, mag je kind de school eigenlijk niet verlaten. Al speelt je kind een boom of een koe, het gevoel om samen op dat podium te staan is een kroon op acht jaar schooltijd. Voor de laatste keer samen met de kinderen met wie je kind al die tijd in de klas zat – een mooi ritueel. Neem je zakdoek mee, zelfs de stoerste vader houdt het niet droog. Het is dan toch echt wel een momentje dat je kind de vertrouwde basisschool gaat verlaten.
Daar is hij dan: de doorstroomtoets. Zorg ervoor dat je kind niet te veel stress ervaart. Dat zal nooit leiden tot een beter resultaat! Wees er voor je kind, zorg dat hij of zij op tijd naar bed gaat, en begeleid je kind met het schoolwerk. Meer kun je niet doen, behalve oefenen samen met je kind. Richting het einde van groep 8 krijgt je kind het schooladvies van de leerkracht en moet je je kind aanmelden bij de middelbare school.
Nu is je kind de oudste van de hele school – dat geeft een goed gevoel! Daarom is het straks extra wennen op die grote, nieuwe, middelbare school. Met al die pubers en rugtassen en verschillende lokalen… Laat je kind dus vooral genieten van dit laatste, bijzondere jaar van de basisschool. Vaak mogen ze klusjes doen voor de school zoals spullen klaar zetten voor een optreden of helpen bij de kleuters. Deze verantwoordelijkheid vinden kinderen in groep 8 vaak erg leuk.
Samen oefenen is voor je kind heel waardevol. Dat kan met Squla, maar dat kan ook onder het eten, in de auto, tijdens het ontbijt, wanneer je maar wilt. Komt er een groot getal voorbij? Maak daar een leuke rekensom van. Zie je een moeilijk woord, vraag aan je kind wat het betekent en of hij of zij nog synoniemen kent. Maak cryptogrammen om het taalinzicht van je kind te vergroten – allemaal leuke trucs om de nieuwsgierigheid en hersenen van je kind te prikkelen! En niet te vergeten je éigen kennis en inzicht natuurlijk. Straks als de echte puberteit komt zal je kind zich meer onafhankelijk willen maken en zijn jouw tips ‘onzin’. Nu kun je je kind nog goed helpen bij het plannen en organiseren van dingen, want ondanks dat ze de oudste op school zijn; zijn ze soms ook nog heel klein.