Bijwoorden

Wanneer je kind aan de slag gaat met het ontleden van zinnen, krijgt hij te maken met bijwoorden. Dit zijn woorden die iets over een ander woord zeggen. Omdat een bijvoeglijk naamwoord dit ook doet, kan je kind deze woordsoorten met elkaar verwarren. Als dit gebeurt, wordt een zin mogelijk op de verkeerde manier ontleed. Reden genoeg om samen extra aandacht te besteden aan bijwoorden. Op deze pagina lees je wat bijwoorden zijn, maar worden ook de regels omtrent deze woordsoort behandeld.

Een bijwoord zegt iets over een ander woord

Een bijwoord zegt altijd iets over een ander woord. Deze woordsoort kan meer informatie geven over een werkwoord, een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord en een plaats of tijd. Hieronder krijg je uitleg over de verschillende woorden waarover een bijwoord iets kan zeggen. Bij iedere woordsoort staat een voorbeeld, zodat je direct ervaart hoe dit er in de praktijk uitziet.

  • Werkwoord
    Een bijwoord kan allereerst iets zeggen over een werkwoord in een zin. Neem het woord ‘zacht’ in de onderstaande voorbeeldzin. Dit woord zegt iets over het werkwoord ‘snurkt’, waardoor het meer informatie geeft over een werkwoord.
    Voorbeeld: Piet snurkt zacht.
  • Ander bijwoord
    Wie denkt dat er slechts één bijwoord voor kan komen in een zin, heeft het mis. Een bijwoord kan namelijk ook iets over een ander bijwoord zeggen. In het onderstaande voorbeeld zegt het bijwoord ‘ontzettend’ iets over het bijwoord ‘hard’. Het bijwoord ‘hard’ zegt op zijn beurt weer iets over de val.
    Voorbeeld: Hij viel ontzettend hard.
  • Bijvoeglijk naamwoord
    Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord, maar een bijwoord kan iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord. Kijk maar eens naar de onderstaande zin. ‘Aardig’ is een bijvoeglijk naamwoord en zegt iets over ‘de man’. Het bijwoord ‘super’ zegt op zijn beurt weer iets over het bijvoeglijk naamwoord ‘aardig’.
    Voorbeeld: De man was super aardig voor ons.
  • Plaats of tijd
    Tot slot kan een bijwoord ook iets zeggen over een plaats of tijd. In de onderstaande zin zegt ‘hiernaast’ iets over de plaats van het huis dat Wilma gehuurd heeft. Het bijwoord zegt in dit geval dus iets over een plaats.
    Voorbeeld: Wilma heeft het huis hiernaast gehuurd.

Voorbeelden van bijwoorden

Bijwoorden kunnen naar verschillende woorden verwijzen. Hier blijft het niet bij, want er wordt namelijk ook onderscheid gemaakt in de soorten bijwoorden. In het onderstaande lijstje zie je welke bijwoorden er allemaal zijn. Per soort worden een aantal woorden aangehaald die ertoe behoren en er volgt een voorbeeld om het nog wat duidelijker te maken.

  • Bijwoorden van graad: hartstikke, heel, erg, zeer, enorm, nogal. 
    Voorbeeld: Ik vind het erg jammer.
  • Bijwoorden van plaats: daar, hier, opzij, ginds, links, rechts,, elders.
    Voorbeeld: Omdat het zo druk was, besloten we elders heen te gaan. 
  • Bijwoorden van tijd: gisteren, vandaag, nu, later, binnenkort. 
    Voorbeeld: Binnenkort verhuizen we naar een andere plaats.
  • Aanwijzende bijwoorden: hier, daar.
    Voorbeeld: Waarom ben jij daar?
  • Onbepaalde bijwoorden: nooit, nergens, ergens, altijd.
    Voorbeeld: Ik ga helemaal nergens heen!
  • Vragende bijwoorden: hoe, waarom, waarheen, wanneer.
    Wanneer vertrekken we?
  • Voegwoordelijke bijwoorden: echter, dus, bovendien.
    Thymen kan goed zingen en is bovendien een fantastische gitarist.
  • Voornaamwoordelijke bijwoorden: daarmee, daarom, erbij, hierdoor, waaraan. 
    Voorbeeld: Hans deed hem daarmee een erg groot plezier.
  • Voorzetselbijwoorden: achter, aan, bij, op, over. Let op: er is alleen sprake van een voorzetselbijwoord als het woord geen voorzetsel is.
    Voorbeeld: Hoe laat komt de trein aan?

De regels op een rijtje

Zoals je hierboven kon lezen, zijn bijwoorden onder te verdelen in verschillende soorten. Om te bepalen met wat voor soort bijwoord je kind te maken heeft, is het handig om eerst te leren welke bijwoorden tot welke categorie gerekend worden. Zodra je kind dit eenmaal weet, wordt het namelijk een stuk makkelijker om te bepalen om wat voor soort bijwoord het gaat. Houdt je kind een woord over bij het ontleden van een zin en weet hij niet tot welke woordsoort deze behoort? Dan is het vaak een bijwoord.

Oefenen met bijwoorden

Weet je kind niet precies wanneer een woord een bijwoord is? Dan kan hij hier extra mee oefenen op Squla. Je kind oefent hier in verschillende quizzen en games met zinnen waarin één of meerdere bijwoord staan. Wat is het bijwoord in de zin ‘Hoe kom ik bij de uitgang?’. Klik het juiste antwoord aan. Verder gaat je kind bijwoorden in een zin markeren en wordt gevraagd het bijwoord zelf in te typen. Doordat je kind op een afwisselende manier oefent, blijft leren leuk. De moeilijkheidsgraad van de vragen past zich overigens automatisch aan het niveau van je kind aan. Hierdoor oefent je kind nooit onder of boven zijn niveau. 

Veelgestelde vragen over bijwoorden

Een bijwoord is een woord dat bijna altijd iets zegt over een ander woord. Bijwoorden kunnen extra informatie geven over een werkwoord, maar ook over een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord en een plaats of tijd. 

Een voornaamwoordelijk bijwoord wordt gevormd door een bijwoord en één of meerdere voorzetselbijwoorden. Je kind herkent deze bijwoorden aan het feit dat hij ze kan vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en naamwoord. Voorbeeld: ‘Hij zit erop’ – ‘Hij zit op de stoel’. 

Net als een bijwoord zegt ook een zelfstandig naamwoord iets over een ander woord. Het belangrijkste verschil tussen deze twee woordsoorten is dat een bijvoeglijk naamwoord alleen iets over een zelfstandig naamwoord zegt. Een bijwoord zegt juist iets over een werkwoord, ander bijwoord of bijvoeglijk naamwoord.

Voor bijwoorden gelden niet bijzonder veel regels. Je kind hoeft in principe alleen te weten welke soorten bijwoorden er zijn om een zin op de juiste manier te kunnen ontleden. Als er bij het ontleden een woord overblijft en je kind niet weet tot welke woordsoort deze behoort, gaat het vaak om een bijwoord. 

Je kind kan met behulp van een boek of werkbladen oefenen met bijwoorden, maar ook online. Op het internet kan hij quizzen en games spelen die in het teken staan van deze woordsoort, waardoor hij spelenderwijs leert.