Kies je groep
Peuters
Groep 1
Groep 2
Groep 3
Groep 4
Groep 5
Groep 6
Groep 7
Groep 8
Alle vakken
Kies je groep
De vakantie is al een paar weken voorbij, je kind is zo’n 2-3 weken in de nieuwe groep gestart en ineens merk je dat zijn of haar gedrag verandert. Je kind is sneller boos, lijkt dwars te doen of barst thuis ineens uit in tranen of een driftbui. Herkenbaar? Je bent zeker niet de enige.
In dit blog leg ik uit waar dit gedrag vandaan komt én hoe je er als ouder of leerkracht mee om kunt gaan.
Stel je voor dat jij bij een nieuwe baan begint: alles is anders, je moet wennen aan je nieuwe baas, waar alle spullen liggen en aan de werksfeer en hoe iedereen met elkaar omgaat. De eerste periode is vaak erg intensief. Dit is exact wat jouw kind ook ervaart!
De start van een schooljaar (en zeker voor kinderen die starten in groep 0 of 1) zit vaak vol nieuwe prikkels. Een ander lokaal, een nieuwe juf of meester, een ander dagritme en soms hogere verwachtingen. Allemaal nieuwe prikkels. En wat is daar vaak een reactie op? Boos worden, tegendraads doen of jezelf terugtrekken (het emmertje is na zo’n schooldag met prikkels gewoon sneller vol). López et al. (2025) beschrijven dat juist de overgang naar school (groep 0/1 of kleutergroep) veel spanning oproept, waardoor tijdelijk meer emotionele uitbarstingen of terugvalgedrag zichtbaar kan zijn.
De dagen in de vakantie waren hoe dan ook anders, dagen waarop je kind veel meer autonomie had. Op school is het ritme veel strakker: op tijd opstaan, regels volgen, meegaan in de activiteiten van de klas. Die vaste structuur op school geeft enerzijds ‘veiligheid’, maar vraagt ook veel aanpassingsvermogen. Je ziet vaak dat kinderen op school keurig meegaan in de groepsactiviteiten, maar thuis ineens in de weerstand gaan. In de veilige omgeving van thuis hebben ze weer autonomie (wat eigenlijk heel gezond is). Maar daardoor hoor je dus thuis ineens ‘ik wil dit niet’, ‘waarom moet dit zo?’. Eigenlijk een ultieme poging van je kind om even weer zelf de controle te hebben.
Een schooldag vraagt enorm veel energie (ook spelen in de zandbak als kleuter… denk maar eens aan conflictjes zoals wie de schep als eerste mag). Kinderen moeten zich concentreren, luisteren, samenwerken en leren. Wanneer ze thuiskomen, is hun batterij vaak helemaal leeg. Juist bij hun eigen ouders voelen ze zich veilig genoeg om spanning los te laten. Dat verklaart waarom een kind dat op school heel rustig was, thuis ineens ontploft. Opstandig gedrag is dus eigenlijk een compliment voor jou, dat je kind zich veilig genoeg voelt bij jou om zichzelf te zijn en zich te laten gaan. (ik weet het, dit klinkt gek… maar weinig kinderen laten zich in een groep klasgenoten helemaal ontladen… en thuis is het veilig en vertrouwd om dit wel te doen).
Recente onderzoeken laten zien dat het gedrag van kinderen in de eerste schoolweken nauw samenhangt met hun vermogen om emoties en gedrag te reguleren. Zo benadrukt Adynski et al. (2024) dat kinderen die beter kunnen omgaan met hun emoties, minder vaak boos of dwars gedrag laten zien wanneer ze starten op school. Ook zelfregulatie het vermogen om impulsen te beheersen en aandacht vast te houden blijkt volgens Gys et al. (2024) een belangrijke voorspeller van hoe goed kinderen zich aanpassen in de klas. Emotieregulatie is precies iets wat kleuters nog moeten leren, wat vaak vooral op jonge leeftijd voor dit opstandige gedrag zorgt.
Daarnaast spelen sociale vaardigheden een grote rol. Uit onderzoek van Ünlüer et al. (2024) blijkt dat kinderen die beter begrijpen wat anderen denken en voelen (de theory of mind), makkelijker vriendjes maken en minder vaak grensoverschrijdend gedrag laten zien.
Kortom: boos of dwars gedrag is vaak geen “onwil”, maar een teken dat kinderen nog bezig zijn om hun emoties, zelfbeheersing en sociale vaardigheden in te zetten in een nieuwe, spannende omgeving of deze nog volop aan het ontwikkelen zijn omdat ze nog jong zijn.
Voor veel kinderen is het leren van sociale vaardigheden minstens zo moeilijk en soms zelfs moeilijker dan het leren van rekenen of taal. Waar je sommen en letters stap voor stap kunt oefenen, zijn emoties en omgangsvormen complexer én zeker in een grote klas! Hoe weet je wanneer je moet wachten op je beurt? Hoe leer je zeggen dat je iets niet fijn vindt, zonder boos te worden? Dat zijn grote, complexe stappen, vooral voor een kleuter. Je kunt je kind hierbij helpen door sociale situaties hardop te verwoorden (“Kijk, je vriendje wil ook met de bal spelen, zullen we het samen doen?”), door samen te oefenen met rollenspellen, of door boekjes te lezen over vriendschap en gevoelens. Benoem vooral positief gedrag dat je ziet: “Wat fijn dat je even wachtte tot je aan de beurt was.” .
Probeer je in te leven in de spanningen van je kind. Een nieuw schooljaar roept veel vragen en onzekerheden op, zelfs nog in groep 3 t/m 8. Dingen die voor ons volwassenen inmiddels klein lijken zijn voor je kind vaak groots (misschien herinner je ze zelf ook nog van je basisschooltijd). En juist de kinderen met de stoerste grote mond, hebben echt het kleinste hartje. Ieder kind heeft zijn onzekerheden.
Kan ik dit wel?
Wie zijn mijn vriendjes?
Hoor ik erbij?
Wat verwacht de juf of meester van mij?
Doe ik het goed?
Met name in de eerste 6 weken van het schooljaar is bij veel kinderen in het gedrag merkbaar dat ze het pittig hebben. Dit heeft ook alles te maken met de ‘gouden weken’, de eerste weken van het schooljaar waarin de groep zich vormt in verschillende fases. Lees hier meer over in mijn blog over de gouden weken.
Naast boze buien kan het zijn dat kinderen in de eerste schoolweken thuis ineens woorden gebruiken waarvan je schrikt: scheldwoorden, brutaal taalgebruik of uitdrukkingen die je niet van ze gewend bent. Dit komt vaak doordat kinderen op school in aanraking komen met een veel bredere woordenschat dan in de veilige omgeving thuis.
Volgens de sociaal-cognitieve leertheorie van Albert Bandura leren kinderen namelijk ook door modelleren: ze nemen gedrag en taal van anderen over door observatie en imitatie. Horen ze klasgenoten bepaalde woorden gebruiken, dan zullen ze die uitproberen, vaak zonder volledig te begrijpen wat het betekent. Daarbij speelt ook de behoefte aan sociale aansluiting een rol: door hetzelfde taalgebruik te hanteren, willen kinderen erbij horen. Het is een soort van ‘norm’ waarmee ze nu te maken hebben.
Belangrijk is om dit gedrag niet meteen af te doen als ‘slecht’, maar het te zien als onderdeel van hun sociale leerproces. Het is wél waardevol om samen te bespreken wat woorden betekenen, waarom sommige woorden kwetsend zijn en welke taal wél prettig is om te gebruiken. Zo leren kinderen hun woordenschat uitbreiden, maar ook verantwoordelijkheid nemen voor de effecten van hun taal.
1. Blijf rustig en reageer neutraal
Kinderen proberen vaak gewoon uit wat ze gehoord hebben. Als jij heel heftig reageert, kan dat het juist aantrekkelijker maken. Zeg rustig: “Dat is een woord dat wij thuis niet gebruiken.”
2. Benoem het effect van woorden
Leg uit waarom bepaalde woorden kwetsend of onaardig zijn. Bijvoorbeeld: “Als je dat zegt, kan iemand zich verdrietig voelen.” Zo leer je je kind om taal te verbinden aan gevoelens en gevolgen.
3. Bied alternatieven
Geef je kind andere woorden of manieren om zich te uiten. Bijvoorbeeld: “In plaats van dat woord kun je zeggen dat je boos bent, of dat je het stom vindt.”
4. Kies je strijd
Niet elk woord hoeft een groot probleem te zijn. Soms is het genoeg om het te negeren, vooral als je merkt dat je kind het juist zegt om aandacht uit te lokken. Kies bewust wanneer je corrigeert en wanneer je het beter even kunt laten gaan.
5. Geef zelf het goede voorbeeld
Kinderen leren vooral door te horen en zien. Gebruik zelf vriendelijk en respectvol taalgebruik, ook als je boos bent. Zo laat je zien dat er andere manieren zijn om emoties te uiten.
Deze blog is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht, intern begeleider en gedragsspecialist in het basisonderwijs. Na het afronden van de PABO verdiepte ze zich in gedrag en begeleiding met de Master SEN (Special Educational Needs). Vanuit haar ervaring in de klas én als moeder van Fayenn (6) en Mace (3), schrijft ze onder de naam ‘Juf Shelby‘ over opvoeding, onderwijs en gedrag.
Geraadpleegde bronnen:
Adynski, H., Mares, A., Lyddon, M., & Daneri, M. (2024). The role of emotional regulation on early child school behaviour across settings and informants. Early Childhood Research Quarterly, 72, 251–265.
Bandura, A. (1986). Social foundations of thought and action: A social cognitive theory. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall.
López, B. A., Villar, P., & Lafuente, E. (2025). Challenges in the transition to kindergarten and children’s psychological adjustment. Early Childhood Research Quarterly, 73, 15–27