Wat zijn verwijswoorden?

Suzanne Mooi

Je kind is op school bij de taallessen aan het oefenen met verwijswoorden en jij krijgt de vraag om te helpen. Maar hoe zat het ook alweer? Hoe help je je kind effectief met het leren over verwijswoorden? Op deze pagina vind je alles wat je moet weten om je kind als een speer op weg te helpen met het huiswerk!

Wat is een verwijswoord precies: een uitleg voor je kind!

Je kunt je kind op een eenvoudige manier uitleggen wat verwijswoorden zijn:

Verwijswoorden zijn woorden die terugwijzen naar iets anders in de zin of tekst, zodat je dat niet steeds hoeft te herhalen.

Gebruik bij je uitleg korte voorbeeldzinnen die aansluiten bij de belevingswereld van je kind.

Bijvoorbeeld:
Lisa heeft een fiets. Die is rood.
→ ‘Die’ verwijst naar de fiets.

Tom heeft een hond. Hij is lief.
→ ‘Hij’ = de hond

Speltip: ‘Wijs aan!’
Schrijf zinnen op kaartjes die aansluiten bij wat jullie zien in huis en laat je kind aanwijzen waar het verWIJSwoord naar verwijst.
Bijvoorbeeld:
• De jas is nat. Die moet drogen.
→ Vraag: ‘Wat is die?’ → Antwoord: ‘De jas!’

Waarom zijn verwijswoorden belangrijk?

Leg aan je kind uit wat het nut is van verwijswoorden in zinnen. Zo begrijp je kind waarom het handig kan zijn om hierover te leren en dit vergroot de motivatie om meer te oefenen met verwijswoorden. Als je een tekst schrijft of leest, is het belangrijk dat alles goed met elkaar verbonden is. Verwijswoorden spelen hierbij een grote rol, want ze zorgen ervoor dat je niet steeds dezelfde woorden hoeft te herhalen.

Verwijswoorden hebben dus twee functies:

  • Ze voorkomen herhaling van zelfstandige naamwoorden.
    Je hoeft niet steeds dezelfde woorden te herhalen, zoals namen of dingen. Denk hierbij aan hoe je praat. Niemand zegt graag 3x ‘de stoel’ achter elkaar. Dit voelt onnatuurlijk en onlogisch. Je zegt gewoon: ‘De stoel is kapot. Hij wiebelt steeds en hij kraakt.’
  • Ze maken zinnen duidelijker en vloeiender.
    Zonder verwijswoorden zouden teksten stroef en onhandig klinken. Ze helpen je om vlot te spreken. Met verwijswoorden is de tekst dus ook veel prettiger om te lezen!
    Bijvoorbeeld:
    Zonder verwijswoorden
    Anna heeft een kat. Anna speelt met de kat. Anna vindt de kat lief.
    Met verwijswoorden
    Anna heeft een kat. Ze speelt met hem. Ze vindt hem lief.

Soorten verwijswoorden

Er bestaan verschillende verwijswoorden, omdat ze allemaal hun eigen taak hebben in de taal. Ze zorgen voor structuur, duidelijkheid, variatie én kloppende grammatica. Verwijswoorden zorgen er ook voor dat we niet telkens dezelfde woorden hoeven te herhalen, maar ze doen méér dan dat. Er zijn verschillende soorten verwijswoorden, omdat ze allemaal een specifieke rol vervullen in de zin en omdat ze naar verschillende elementen kunnen verwijzen. Bekijk samen het overzicht en leer je kind meer over de verschillende soorten:

Voorbeelden Gebruik
Persoonlijke voornaamwoorden
Persoonlijke voornaamwoorden hij, zij, het, wij, hen, ons verwijzen naar personen of dingen
Bezittelijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden mijn, jouw, zijn, haar, ons geven aan van wie iets is
Aanwijzende voornaamwoorden
Aanwijzende voornaamwoorden deze, die, dit, dat leggen nadruk op iets specifieks
Betrekkelijke voornaamwoorden
Betrekkelijke voornaamwoorden die, dat, wie, wat verwijzen naar een eerder genoemd woord
Vragende voornaamwoorden
Vragende voornaamwoorden wie, wat, welke gebruikt in vragen

Voorbeelden per type:
• Persoonlijk: ‘Pieter is moe. Hij gaat naar bed.’
• Bezittelijk: ‘Dit is mijn boek.’
• Aanwijzend: ‘Die jongen woont hier niet meer.’
• Betrekkelijk: ‘Het boek dat ik lees, is spannend.’
• Vragend: ‘Welke film wil je zien?’

Hoe kies je het juiste verwijswoord?

Je ziet je kind denken; hoe kies ik nu het juiste verwijswoord? Hoe weet ik welke in de zin past? Met behulp van onderstaand stappenplan kiest jouw kind voortaan altijd het juiste verwijswoord!

Stap 1: Kijk of het woord waarnaar je verwijst mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is.
o Mannelijk/vrouwelijk: ‘De auto → hij is blauw.’
o Onzijdig: ‘Het boek → het is spannend.’

Stap 2: Let op enkelvoud of meervoud.
o ‘De kinderen → zij spelen buiten.’

Stap 3: Gebruik aanwijzende voornaamwoorden als je nadruk wilt leggen.
o ‘Wil je deze of die jas?’

Let op! Een paar veelgemaakte fouten:
X: ‘Het meisje die daar staat.’ → ✅ ‘Het meisje dat daar staat.’
X: ‘De hond wat daar loopt.’ → ✅ ‘De hond die daar loopt.’

Is je kind aan het leren over verwijswoorden, maar begrijpt ze nog niet alles? Oefen met Squla en leer spelenderwijs!

FAQ – Veelgestelde vragen

Verwijswoorden zijn woorden die verwijzen naar iets anders in een zin, zoals hij, zij, dit, dat, die, dat.

Kijk naar het geslacht (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig), enkelvoud/meervoud en de functie in de zin.

Ze voorkomen herhaling en zorgen voor duidelijke en begrijpelijke zinnen.

Ontvang nu tijdelijk hoge korting op Squla.