- VakkenKies je groepKies je groep
-
Rekenen
-
Taal
-
Begrijpend lezen
-
Engels
-
Toetsen
-
Vreemde talen
-
De wereld
-
Verkeer
-
Tekenen
-
Adaptief rekenen
-
Rekenen
-
Taal
-
Spelling
-
Begrijpend lezen
-
Engels
-
Aardrijkskunde
-
Topografie
-
Geschiedenis
-
Natuur en techniek
-
Toetsen
-
Vreemde talen
-
Muziek
-
Verkeer
-
Tekenen
-
Adaptief rekenen
-
- Groepen
- Toetsen
- Leerkracht
Onderwerp
Bijna alle zinnen bevatten een onderwerp. Dit zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet in een zin. Het onderwerp hangt altijd samen met de persoonsvorm.
In de zin “Piet eet een appel” is “Piet” het onderwerp, hij is immers degene die de appel eet. Vaak is het onderwerp een persoon, maar het kan ook een dier, ding of begrip zijn. Wil je je kind helpen het onderwerp beter te begrijpen? Op deze pagina lees je wat het onderwerp precies is, hoe je het kunt herkennen én hoe je kind kan oefenen met het vinden van het onderwerp in een zin.
Waarom is het belangrijk om het onderwerp te leren herkennen?
Het herkennen van het onderwerp helpt kinderen niet alleen bij grammatica, maar ook bij begrijpend lezen en goede zinsopbouw. Wanneer je kind begrijpt wie of wat iets doet in een zin, wordt het makkelijker om langere teksten te begrijpen en om zelf goede zinnen te schrijven.
Voorbeeld:
- In de zin “De hond rent achter de bal aan” begrijpt je kind dat de hond iets doet.
Dat inzicht helpt ook bij spelling (“rent” hoort bij “de hond”) en bij het logisch opbouwen van zinnen.
Kortom: het onderwerp vormt de basis van taalbegrip, iets dat kinderen bij bijna elk vak op school nodig hebben.
- Eva fietst naar huis.
- Jaap en Irene bakken een taart.
- Om half 6 stond hij op.
- De oma van mijn vriend komt uit Suriname.
- Mijn band is lek.
Wat is het onderwerp in een zin?
Het onderwerp vertelt wie of wat iets doet, overkomt of is. Het onderwerp heeft altijd een directe link met de persoonsvorm.
Voorbeeld:
- Piet loopt over straat.
→ “Piet” is het onderwerp, want hij is degene die loopt.
Een zin heeft altijd één onderwerp, behalve bij samengestelde zinnen. Daarin zitten twee of meer zinnen aan elkaar, die ieder een eigen onderwerp hebben.
Soorten onderwerpen
Een onderwerp is niet altijd één los woord. Soms bestaat het uit meerdere woorden of een groepje woorden die samen iets of iemand aanduiden.
| Type onderwerp | Uitleg | Voorbeeld |
| Enkelvoudig onderwerp | Eén persoon, dier of ding. | Sara leest een boek. |
| Meervoudig onderwerp | Twee of meer personen of dingen. | Tom en Noor spelen buiten. |
| Samengesteld onderwerp | Onderwerp met een bijvoeglijk naamwoord of uitbreiding. | De vrolijke jongen speelt op straat. |
| Woordgroep als onderwerp | Een hele woordgroep vormt het onderwerp. | Het goed verzorgen van dieren is belangrijk. |
Door deze variatie te laten zien, leert je kind dat het onderwerp soms meer woorden kan bevatten dan gedacht.
Het onderwerp zoeken in een zin
Het onderwerp van een korte zin is vaak makkelijk te vinden. Bij lange zinnen is dat lastiger, omdat er meer zinsdelen in staan. Bovendien bestaat een onderwerp niet altijd uit één woord – soms uit meerdere woorden.
Voorbeelden van zinnen met het onderwerp:
- Eva fietst naar huis.
- Jaap en Irene bakken een taart.
- Om half 6 stond hij op.
- De oma van mijn vriend komt uit Suriname.
- Mijn band is lek.
In al deze zinnen geeft het onderwerp aan wie of wat iets doet.
Stappenplan om het onderwerp te vinden
Je kind kan het onderwerp van een zin stap voor stap vinden. Hieronder lees je een eenvoudig stappenplan met uitleg en voorbeelden.
1. Zoek eerst de persoonsvorm
De persoonsvorm is de sleutel tot het onderwerp. Om de persoonsvorm te vinden, kan je kind de zin vragend maken of in een andere tijd zetten.
Voorbeelden:
- Klaas roept zijn vriend. → Roept Klaas zijn vriend?
→ De persoonsvorm is roept. - Klaas roept zijn vriend. → Klaas riep zijn vriend.
→ De persoonsvorm verandert, dus het is inderdaad roept.
Tip: De persoonsvorm is het werkwoord dat verandert als je de tijd verandert.
2. Stel de vraag: “Wie of wat + persoonsvorm?”
Nu je kind weet wat de persoonsvorm is, kan hij of zij het onderwerp vinden door te vragen:
“Wie of wat + persoonsvorm?”
Voorbeeld:
- Klaas roept zijn vriend.
→ Persoonsvorm = roept.
→ Vraag: Wie roept?
→ Antwoord: Klaas.
→ Onderwerp = Klaas.
Zo leert je kind stap voor stap het onderwerp herkennen.
Onderwerp bij passieve zinnen
Sommige zinnen zijn passief (iets wordt gedaan in plaats van dat iemand iets doet). Het onderwerp is dan niet degene die de handeling uitvoert, maar juist wat er ondergaat.
Voorbeeld:
- Het boek wordt gelezen door Eva.
→ Onderwerp: het boek (dat is wat gelezen wordt).
→ “Eva” is hier de handelende persoon, geen onderwerp.
Voor kinderen in groep 7 en 8 is dit een belangrijk onderscheid, omdat ze zo leren hoe zinnen in de lijdende vorm werken.
Verschil tussen onderwerp en lijdend voorwerp
Veel kinderen halen het onderwerp en het lijdend voorwerp door elkaar.
Een handige ezelbrug:
- Onderwerp = wie of wat iets doet.
- Lijdend voorwerp = wie of wat iets ondergaat.
Voorbeeld:
- Sofie eet een appel.
→ Sofie doet iets → onderwerp.
→ Een appel ondergaat iets → lijdend voorwerp.
Door dit verschil te leren, begrijpt je kind de functie van woorden in een zin beter – iets wat later helpt bij spelling, lezen én schrijven.
Oefenen met het onderwerp
Weet je kind niet altijd wat het onderwerp is? Dan is extra oefenen een goed idee.
Dat kan op verschillende manieren:
- In het schoolboek of met werkbladen.
- Online met quizzen en spelletjes.
- Of natuurlijk op Squla!
Op Squla kan je kind oefenen met het vinden van het onderwerp in zinnen. In de quizzen markeert je kind het onderwerp en leert het hoe de vraag “Wie of wat + persoonsvorm?” helpt om het juiste antwoord te vinden.De quizzen zijn aangepast aan het niveau van je kind, waardoor leren leuk en laagdrempelig blijft. Zo wordt taal oefenen niet alleen leerzaam, maar ook echt leuk.
Oefenvoorbeelden: onderwerp vinden
| Zin | Persoonsvorm | Vraag | Onderwerp |
| De jongen rent naar school. | rent | Wie rent? | De jongen |
| Oma en opa logeren in een hotel. | logeren | Wie logeren? | Oma en opa |
| Om acht uur begint de les. | begint | Wat begint? | De les |
| De grote hond van de buren blaft hard. | blaft | Wie blaft? | De grote hond van de buren |
| Het paard wordt gevoerd door Emma. | wordt gevoerd | Wat wordt gevoerd? | Het paard |
Door zulke voorbeelden te zien en te oefenen, leert je kind zinsdelen herkennen op een natuurlijke manier, precies zoals Squla dat wil: met plezier en zonder druk.
Veelgestelde vragen over het onderwerp
Je kind vindt het onderwerp door de vraag ‘wie of wat + persoonsvorm?’ te beantwoorden. Hij gaat dus eerst op zoek naar de persoonsvorm. Deze vindt je kind door de zin vragend te maken of door hem in een andere tijd te zetten. Bij een vragende zin komt de persoonsvorm vooraan te staan, terwijl de persoonsvorm verandert als je kind de zin in een andere tijd zet.
Een onderwerp drukt uit wie of wat iets doet of overkomt of geeft aan wie of wat iets is. Het onderwerp in een zin heeft altijd een directe link met de persoonsvorm. In de zin ‘Piet loopt over straat’ is ‘Piet’ het onderwerp. Piet is namelijk degene die loopt.
Een zin heeft altijd maar één onderwerp. Zodra je kind het onderwerp in een zin gevonden heeft, hoeft hij dus niet op zoek naar nog een onderwerp. Een samengestelde zin kan wel twee onderwerpen hebben. Zo’n zin bestaat namelijk uit twee zinnen die samengevoegd zijn.
Je kind stelt de vraag ‘wie of wat + persoonsvorm?’ om het onderwerp in een zin te vinden. Om antwoord op deze vraag te kunnen geven, moet je kind eerst op zoek naar de persoonsvorm.
Je kind kan zijn schoolboek gebruiken om te oefenen met het onderwerp, maar hij kan ook online oefenen. Online kan je kind quizzen en games spelen, waardoor hij leren waarschijnlijk als een stuk leuker ervaart.
Samenvatting
- Het onderwerp vertelt wie of wat iets doet in een zin.
- Het onderwerp hoort altijd bij de persoonsvorm.
- Je kind vindt het onderwerp door te vragen: “Wie of wat + persoonsvorm?”
- Elke zin heeft één onderwerp, behalve samengestelde zinnen.
Op Squla leert je kind het onderwerp herkennen met quizzen, voorbeelden en games, spelenderwijs en in eigen tempo.
Bij Squla leert je kind stap voor stap taal begrijpen. Met interactieve quizzen over zinsdelen, werkwoorden en grammatica groeit niet alleen de kennis, maar ook het zelfvertrouwen. Oefenen met het onderwerp is zo niet alleen leerzaam, maar ook leuk, want leren mag best een beetje speels zijn!