Het lijdend voorwerp

Veel zinnen in de Nederlandse taal bevatten een lijdend voorwerp. Vandaar dat je kind bij het ontleden van zinnen te maken kan krijgen met dit zinsdeel. Een zinsdeel wordt ook wel een woordgroep genoemd. Reden genoeg om ervoor te zorgen dat je kind het lijdend voorwerp onder de knie heeft. Weet hij niet precies wat het lijdend voorwerp is? Of verwart je kind het lijdend voorwerp met het meewerkend voorwerp? Help hem dan om zich het lijdend voorwerp eigen te maken. Op deze pagina lees je alles wat je over dit zinsdeel moet weten. Je krijgt eerst uitleg over het lijdend voorwerp en daarna leer je hoe je het lijdend voorwerp in een zin herkent. Aansluitend volgt een stappenplan om het lijdend voorwerp te vinden.

Het lijdend voorwerp in een zin

Waar het onderwerp van de zin altijd iets actiefs doet, geldt dit voor het lijdend voorwerp juist niet. Met dit deel van de zin wordt juist iets gedaan, waardoor het lijdend voorwerp de handeling ondergaat. Een lijdend voorwerp kan de ene keer een persoon zijn en de andere keer een ding. Ga je samen met je kind aan de slag met het lijdend voorwerp? Leer hem dan eerst dat er niet altijd een lijdend voorwerp in een zin staat. Er zijn namelijk ook zinnen die zonder dit zinsdeel voorkomen. Later op deze pagina lees je hier meer over.

Herkennen van het lijdend voorwerp

Als een zin een lijdend voorwerp bevat, kan je kind deze op twee verschillende manieren ontdekken. Allereerst kan je kind op zoek gaan naar het antwoord op de vraag: ‘Met wie of wat wordt iets gedaan?’ Dit is niet de enige vraag die gebruikt kan worden om dit zinsdeel te vinden. Je kind kan namelijk ook de vraag ‘Wie/wat + gezegde + onderwerp?’ stellen. Past je kind de laatste vraag toe? Dan betekent dit dat hij eerst het onderwerp en gezegde in een zin moet vinden voordat hij kan bepalen wat het lijdend voorwerp is.

Voorbeelden lijdend voorwerp
Met behulp van de bovenstaande informatie kun je je kind vertellen wat het lijdend voorwerp is en hoe hij dit zinsdeel herkent. Om het allemaal nog een stukje duidelijker te maken, volgen hieronder nog een aantal voorbeelden van zinnen met een lijdend voorwerp. Het lijdend voorwerp is in iedere zin gemarkeerd.

  • Ilse bakt een appeltaart. → Antwoord op de vraag: ‘Wat + bakt + Ilse?’
  • Thymen bouwde zijn eigen boot → Antwoord op de vraag ‘Wat + bouwde + Thymen?’
  • Job duwt Cato→ Antwoord op de vraag ‘Wie + duwt + Job?’

Niet altijd een lijdend voorwerp in een zin

Het lijdend voorwerp is één van de zinsdelen waar je kind bij ontleden veelvuldig mee te maken krijgt. Dit komt vooral doordat veel zinnen een lijdend voorwerp bevatten. Denk alleen niet dat er in iedere zin ook een lijdend voorwerp staat. Staat er een naamwoordelijk gezegde in de zin? Dan heeft de zin geen lijdend voorwerp. Je kind kan het beste op zoek gaan naar een koppelwerkwoord om dit te bepalen. Wanneer er een koppelwerkwoord in een zin staat, gaat je kind op zoek naar een naamwoordelijk gezegde in plaats van naar het lijdend voorwerp. Kijk maar eens naar de volgende drie voorbeeldzinnen. 

  • Ralf is erg verdrietig.
  • Lina schijnt ziek te zijn.
  • Paula slaapt in een klein bed.

De woorden ‘is’ en ‘schijnt’ in de eerste twee zinnen zijn koppelwerkwoorden. Vandaar dat er in deze zin geen lijdend voorwerp staat, maar een naamwoordelijk gezegde. Dit is enigszins verwarrend, want je kind krijgt in beide gevallen wel antwoord op de vraag ‘Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp?’ In de derde zin is ‘slaapt’ de persoonsvorm. Omdat dit geen koppelwerkwoord is, denkt je kind mogelijk dat er wel een lijdend voorwerp in de zin staat. Toch is dit niet het geval. Er kan wel antwoord gegeven worden op de vraag ‘Waar + slaapt + Paula?’, maar ‘waar’ is niet hetzelfde als ‘wat’ of ‘wie’. Vandaar dat er ook in deze zin geen lijdend voorwerp staat.

Stappenplan om het lijdend voorwerp te vinden

Twijfelt je kind regelmatig of er een lijdend voorwerp in een zin staat? Dan biedt het onderstaande stappenplan uitkomst. Wanneer jij je kind deze stappen bijbrengt, lukt het hem vast en zeker om snel het lijdend voorwerp in een zin te vinden.

  • Ga op zoek naar de persoonsvorm en het gezegde 
    Om te bepalen wat het lijdend voorwerp in een zin is, heeft je kind de persoonsvorm en het gezegde nodig. Je kind vindt de persoonsvorm door de zin vragend te maken of hem in een andere tijd te zetten. In het eerste geval komt de persoonsvorm vooraan te staan, terwijl de persoonsvorm bij de tweede optie verandert. Staan er naast de persoonsvorm nog andere werkwoorden in de zin? Dan vormen deze samen met de persoonsvorm het gezegde. In de volgende voorbeeldzin is de persoonsvorm het enige werkwoord, waardoor dit ook het gezegde is. 
    – Imke tekent een grappig poppetje
  • Bepaal wat het onderwerp is
    Nu je kind weet wat de persoonsvorm en het gezegde van de zin zijn, gaat hij op zoek naar het onderwerp. Deze vindt je kind door antwoord te geven op de vraag ‘Wie of wat + persoonsvorm?’ In het geval van de bovenstaande voorbeeldzin ziet dit er als volgt uit:
    – Wie/wat + tekent? → Het antwoord op deze vraag is ‘Imke’, waardoor dit het onderwerp van de zin is.
  • Stel een vraag om het lijdend voorwerp te vinden
    Zodra de persoonsvorm, het gezegde en het onderwerp bekend zijn, kan je kind de volgende vraag invullen: ‘wie of wat + gezegde + onderwerp?’ Voor de bovenstaande voorbeeldzin ziet deze vraag er als volgt uit:
    – Wie of wat + tekent + Imke? → Het antwoord op deze vraag is ‘een grappig poppetje’, waardoor dit het lijdend voorwerp is van de zin.

Oefenen met het lijdend voorwerp

Sommige kinderen herkennen een lijdend voorwerp binnen de kortste keren, maar dit gaat niet iedereen even makkelijk af. Wanneer je kind het lijdend voorwerp niet altijd herkent, is extra oefenen aan te raden. Op Squla kan je kind online oefenen met het lijdend voorwerp door quizzen te spelen. Hij klikt het lijdend voorwerp in een zin aan, markeert het lijdend voorwerp roze en geeft zinsdelen de juiste naam. Ook leert je kind de vraag om het lijdend voorwerp te vinden in de praktijk toe te passen. Er worden niet alleen vragen gesteld, maar na iedere vraag volgen er ook leuke weetjes. Deze weetjes kunnen over het lijdend voorwerp gaan, maar ook over andere onderwerpen. Hierdoor steekt je kind veel op van online oefenen met het lijdend voorwerp.

Veelgestelde vragen over het lijdend voorwerp

Je kind vindt het lijdend voorwerp in een zin door antwoord te geven op de vraag ‘Wie of wat + gezegde + onderwerp?’ Voordat je kind deze vraag kan beantwoorden, moet hij dus eerst weten wat het gezegde en onderwerp in een zin is. 

Een lijdend voorwerp kan zowel een persoon als ding zijn. Dit zinsdeel ondergaat een handeling en handelt zelf niet en is ook niet actief. Niet iedere zin bevat overigens een lijdend voorwerp. 

Bij redekundig ontleden wordt een zin altijd in een vaste volgorde ontleed. Je kind gaat eerst op zoek naar de persoonsvorm, zinsdelen, gezegde en onderwerp voordat hij bepaalt wat het lijdend voorwerp in een zin is.

Een zin bevat geen lijdend voorwerp als er een naamwoordelijk gezegde in staat. Je kind herkent dit type gezegde aan één van de negen koppelwerkwoorden die in de zin voorkomt. Een zin bevat daarnaast geen lijdend voorwerp als de vraag die gesteld wordt om dit zinsdeel te vinden begint met bijvoorbeeld ‘waar’ of ‘wanneer’. Bij het lijdend voorwerp draait het immers om ‘wat’ of ‘wie’. 

Ja, je kind kan online oefenen met het lijdend voorwerp. Op het internet kan je kind verschillende oefeningen maken over dit zinsdeel, maar hij vindt er ook quizzen en games waarbij het lijdend voorwerp centraal staat. Hierdoor kan hij online ook spelenderwijs leren.